ECLI:NL:RBOBR:2015:1112

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
01/993264-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling en medeplichtigheid aan ladingdiefstal met vrijspraak voor enkele feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling en medeplichtigheid aan ladingdiefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere diefstallen van goederen, waaronder Lego dozen en televisies, die hij samen met anderen had weggenomen uit vrachtwagens. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waarbij de verdachte op verschillende data in 2014 werd beschuldigd van het plegen van deze misdrijven. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig bekeken en kwam tot de conclusie dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van enkele beschuldigingen, waaronder diefstal met braak in vereniging en het voorhanden hebben van chemicaliën ter voorbereiding van een Opiumwet-delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan opzetheling van de Lego dozen en medeplichtigheid aan de diefstal van televisies, waarbij hij op de uitkijk stond en anderen waarschuwde voor naderend gevaar. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 174 dagen, met aftrek van het voorarrest, en bepaalde dat de in beslag genomen voertuigen aan de rechthebbenden moesten worden teruggegeven. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de transportsector, waarbij ladingdiefstallen aanzienlijke schade veroorzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/993264-14 en 01/993323-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 03 maart 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats 2] op [1964]
wonende te [postcode en woonplaats], [adres 5].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2014, 15 december 2014, 9 februari 2015 en 17 februari 2015.
Op de zitting van 3 oktober 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte onder de hiervoor genoemde parketnummers aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/993264-14 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 september 2014 en de zaak met parketnummer 01/993323-14 bij dagvaarding van 2 oktober 2014.
Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01/993264-14 op de terechtzitting van 3 oktober 2014 is gewijzigd en de zaak met parketnummer 01/993323-14 op de zitting van 15 december 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

In de zaak met parketnummer 01/993264-14:

1.
dat hij, op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 5 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in Asten en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 100, althans 1 of meer dozen Lego, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[bedrijf 1], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat hij, op of omstreeks 5 juni 2014, in Eindhoven, 100, althans 1 of meer dozen Lego, althans enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
terwijl hij van het plegen van deze opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
(zaakdossier 02)
2.
dat hij, op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 18 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 90, althans 27, althans 1 of meer televisies (merk Philips), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaat des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten het snijden van een gat in het zeil van voornoemde vrachtwagen,
en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, te weten door het bedwelmen van de chauffeur van die vrachtauto;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
A.
dat een ander of anderen, op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 18 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 90, althans 27, althans 1 of meer televisies (merk Philips), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij die ander of anderen zich de toegang tot de plaat des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten het snijden van een gat in het zeil van voornoemde vrachtwagen,
en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, te weten door het bedwelmen van de chauffeur van die vrachtauto,
terwijl verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van dit misdrijf en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van dit misdrijf, door op de uitkijk te staan en die ander of anderen te waarschuwen voor passerende voertuigen en/of de Marechaussee en/of personen;
en/of
B.
dat hij dat hij, op of omstreeks 18 juni 2014, in Eindhoven, 90, althans 27, althans 1 of meer televisies (merk Philips) althans enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
terwijl hij van het plegen van deze opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
(zaakdossier 5)
3.
dat hij, op of omstreeks 11 juni 2014 in Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een vrachtwagen heeft weggenomen 21 dozen met computers en/of bijbehorende computer-apparatuur, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten door het kapot snijden van het zeil van die vrachtwagen,
en/of welke diefstal(len) al dan niet werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, te weten door het bedwelmen van de chauffeur van die vrachtwagen;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat hij, op of omstreeks 11 juni 2014, in Eindhoven, 21 dozen met computers en/of bijbehorende computer-apparatuur, althans enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
terwijl hij van het plegen van deze opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
(zaakdossier 3)

In de zaak met parketnummer 01/993323-14:

1.
hij op of omstreeks 25 juni 2014 te Eindhoven en/of op of omstreeks 24 juli 2014 te Odiliapeel, gemeente Uden, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken
en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal bevattende amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende metamfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA, (telkens) zijnde (een) middel(en) vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een)
materia(a)l(en) bevattende (een) (andere) middel(en) vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen

tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- (telkens) (een) voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen)
en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad
waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd
waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, medeverdachte(n) opzettelijk
daartoe,
- een reactievat en/of een reflux (koeler), althans (andere) hardware

voorhanden gehad en/of

- (een) hoeveelhe(i)d(en) zoutzuur en/of zwavelzuur, althans (een)

hoeveelhe(i)d(en) (andere) chemicaliën voorhanden gehad;

2.
hij op of omstreeks 24 juli 2014 te Odiliapeel, gemeente Uden, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

In de zaak met parketnummer 01/993264-14 feit 1 primair en feit 3 primair (diefstallen met braak in vereniging gepleegd):
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte in de zaak met parketnummer 01/993264-14 onder 1 primair en onder 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In de zaak met parketnummer 01/993264-14 feit 2 primair (diefstal met braak in vereniging gepleegd):
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 01/993264-14 primair ten laste gelegde eveneens niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank zal hierna bij ‘nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2’ nog nader hierop in gaan.
In de zaak met parketnummer 01/993323-14 feit 1 (voorhanden hebben zoutzuur en/of zwavelzuur en/of chemicaliën op 24 juli 2014 te Odiliapeel, ter voorbereiding/bevordering van een Opiumwet-delict ) en feit 2 (aanwezig hebben amfetamine op 24 juli 2014).
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, in de zaak met parketnummer 01/993323-14 niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen
onder 1 is ten laste gelegd, voor zover dit betrekking heeft op hetgeen op 24 juli 2014 is aangetroffen in Odiliapeel, gemeente Uden, evenals hetgeen onder 2 is ten laste gelegd. Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat deze goederen zijn aangetroffen op een moment dat verdachte ongeveer een maand in detentie zat en dat een ander of anderen dan verdachte tijdens deze detentieperiode deze loods hebben bezocht. Niet valt uit te sluiten dat een ander dan verdachte deze goederen in de loods heeft geplaatst. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
In de zaak met parketnummer 01/993323-14 feit 1 (voorhanden hebben van een reactievat en/of reflux koeler, althans hardware, op 25 juni 2014 te Eindhoven, ter voorbereiding/bevordering van een Opiumwet-delict )
De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 01/993323-14 niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, voor zover dit betreft de in de garage aan de [adres 1] te Eindhoven aangetroffen goederen. Op 25 juni 2014 zijn in de door verdachte gehuurde garage aan de [adres 1] te Eindhoven een reactievat met drie branders, een RVS koeler-reflux en kunststof slangen aangetroffen. Verdachte verklaart dat die goederen niet van hem zijn en dat hij niet wist dat de goederen in zijn garage stonden. Voor het bewijs van handelen in strijd met de Opiumwet is vereist dat verdachte enige wetenschap van de aanwezigheid van deze goederen in zijn garage heeft gehad.
Weliswaar is de garagebox door verdachte gehuurd en is de sleutel van voornoemde garage in de woning van verdachte aangetroffen, waaruit blijkt dat verdachte toegang tot en de beschikking over de garagebox had, maar uit de observaties en/of taps in dit onderzoek is niet gebleken dat verdachte enige wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen. Ook is niet gebleken wanneer deze goederen in de garage zijn geplaatst, terwijl uit observaties en taps wel blijkt dat ook andere personen dan verdachte gebruik maakten van de garage aan [adres 1] te Eindhoven en daarin ook door anderen goederen werden geplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat verdachte op enigerlei wijze wetenschap had, dan wel een vermoeden moet hebben gehad van de aanwezigheid van het reactievat, de reflux koeler en de andere in de tenlastelegging genoemde goederen in de door hem gehuurde garage.
De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover gepleegd in Eindhoven.

In de zaak met parketnummer 01/993264-14 voorts:

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 (zaakdossier 2).

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] met anderen in de nacht van 5 juni 2014 tussen 01.17 uur en 02.41 uur dozen Lego heeft weggenomen uit een vrachtwagen met oplegger, die geparkeerd stond op[adres 2] in Asten. Kort na de diefstal, om 02.44 uur, belt [medeverdachte] zijn vader (verdachte), waarin[medeverdachte]
zijn vader vraagt of hij iets met Lego kan. Verdachte zegt daarop:
‘Ja dat zal toch wel’.[medeverdachte] zegt:
‘Ja daarom het is altijd geld…’Verdachte zegt daarop:
‘Zet hem maar ergens hier neer is beter’.
Om 03.19 uur belt[medeverdachte] wederom naar verdachte en zegt:
‘Doe effe achter open’, waarop verdachte vraagt:
‘Hoezo bij mij hier thuis toch’, waarop[medeverdachte] zegt:
‘Ja bij jou achter ja’. Verdachte zegt:
‘Ik kom er aan’.
Op 5 juni 2014 om 11.57 uur vindt er wederom een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] plaats.[medeverdachte] zegt:
‘dat ding moet dadelijk terug man’en
‘hij moet met die dozen weet ik veel’. Verdachte vraagt daarop:
‘Ja even in de garage of wat?’Verdachte zegt:
‘Kom dadelijk maar naar mij gereden dan, half uur drie’.[medeverdachte] zegt
: ‘Is goed’. Verdachte zegt daarna:
‘Ja (nvt) het even in de garage ja’. Vervolgens wordt met het nummer in gebruik bij [medeverdachte] een sms gestuurd naar medeverdachte [medeverdachte 2] met de inhoud:
‘Jonge wij moette ding hebbe ik los in garage kijk ma of je kwijt ken dan brenge we da ding voor half 5 terug (…)’.
Op 5 juni 2014 om 12.51 uur vraagt[medeverdachte] aan verdachte
of de garage leeg is. Verdachte zegt
dat hij niet leeg is.[medeverdachte] zegt
dat hij in Geldrop is en de kant van [verdachte] op komt. Op 5 juni 2014 om 13.42 uur zegt[medeverdachte] tegen verdachte: ‘
ja we hebben driehonderd de man, zes man’.
Op grond van de hiervoor weergegeven telefoongesprekken en het sms-bericht acht de rechtbank de opzetheling van de dozen Lego door verdachte bewezen. Verdachte wordt midden in de nacht door zijn zoon gebeld, waarbij hij zijn vader vraagt of hij iets met Lego kan doen. Zonder enige vraag te stellen over de herkomst van de Lego geeft verdachte aan dat hij daar wel iets mee kan en wordt afgesproken dat[medeverdachte] de dozen in de garage kan zetten. Dit betreft de garage die verdachte huurt aan de [adres 1] in Eindhoven; verdachte verblijft in dezelfde straat in de woning op nummer 17. Vervolgens staat[medeverdachte] midden in de nacht bij verdachte aan de deur en geeft hij later op de dag aan dat hij naar verdachte onderweg is en vraagt hij of de garage leeg is. Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat verdachte wist van de hoed en de rand, hij wist dat zijn zoon bezig was met ladingdiefstallen in de nachtelijke uren en zorgde voor een veilige bergplaats om de gestolen goederen direct weg te zetten. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte wist dat de goederen afkomstig waren van diefstal en dat deze goederen ook feitelijk in zijn garage zijn geplaatst.
De rechtbank acht in deze zaak twee opzethelingen door verdachte bewezen. De rechtbank acht dit onvoldoende om gewoonteheling aan te nemen en zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (zaakdossier 5).

In de nacht van 18 juni 2014 vond aan [adres 3] te Eindhoven een ladingdiefstal plaats, waarbij televisies zijn weggenomen. Het zeil van de oplegger is opengesneden.
Voorafgaande aan de diefstal.
Uit een huurovereenkomst van [bedrijf 5] blijkt dat [medeverdachte 5] van 16 juni 2014 tot 18 juni 2014 een Volkswagen Crafter heeft gehuurd. Daarbij werd een borg betaald.
Op 17 juni 2014 zijn [medeverdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] aangehouden op verdenking van poging tot diefstal (rechtbank: zaakdossier 4.4). Zij zijn diezelfde dag weer in vrijheid gesteld. Op 17 juni 2014 om 15.14 uur vond er een gesprek plaats tussen[medeverdachte] en [medeverdachte 5].[medeverdachte] geeft aan dat [medeverdachte 5] de sleutels goed bij zich moet houden en niet met ‘dat ding’ mag gaan rondrijden. [medeverdachte 5] vraagt vervolgens of ze ’s avonds wel gaan werken.[medeverdachte] geeft aan net vrij te zijn in Venlo, maar vanavond wel te gaan werken. Om 01.36 uur die nacht stuurt [medeverdachte 5] een sms naar[medeverdachte] onder meer inhoudende: ‘kom kom dikke handel grote beek ergens komen’ en ‘kom plank gas maf neem hand schoenen mee aub anders ken ik niks doen’.[medeverdachte] belt vervolgens naar [medeverdachte 5] en geeft aan dat hij geen handschoenen heeft en die moet halen bij de benzinepomp.
Tijdens en (kort) na de diefstal.
Om 02.19 uur die nacht vindt er een gesprek plaats tussen[medeverdachte] en [verdachte] (verdachte). Tijdens dit gesprek waarschuwt [verdachte](verdachte) voor personen en voertuigen die er aan komen; zo geeft hij aan dat er een man over de hoofdweg loopt en dat de Marechaussee en een security-busje zijn kant op komen. Op de achtergrond is te horen dat[medeverdachte] vergezeld wordt door meerdere personen.
De telefoons van [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte] straalden die nacht de zendmasten in de omgeving van de plaats delict aan.
Die nacht vond er sms-verkeer plaats tussen[medeverdachte] en [medeverdachte 6] waarin onder meer om 04.09 uur wordt gesproken over ‘type, phili rond de 42 47 en 50 of misschien 52 inch’. ‘Daarom moest die jonge mee om te tellen maar gaat niet dus om half 7’.
Om 06.37 uur sms-t [medeverdachte 2] vervolgens naar [medeverdachte 6] en geeft daarbij nummers door, die met een deel van de productnummers van de weggenomen televisies corresponderen.
Daarna vindt in de vroege ochtend rond 07.40 uur nog sms-verkeer plaats tussen [medeverdachte 2] en een onbekende persoon, waarbij [medeverdachte 2] 27 Philips televisies probeert te verkopen, waarbij hij afmetingen en serienummers noemt en ook door hem de prijs, 40% van de winkelwaarde wordt genoemd.
Na afloop van de huurperiode van de Volkswagen Crafter (18 juni 2014) heeft [medeverdachte 5] een bedrag van € 122,93 retour gekregen. In een gesprek tussen[medeverdachte] en [medeverdachte 5] op 18 juni 2014 geeft [medeverdachte 5] aan dat hij langs is geweest, de bon heeft en 120 heeft teruggekregen. Dit correspondeert met het ontvangen retourbedrag van [bedrijf 5].
Een week na de diefstal.
Op 25 juni 2014 zijn op het [adres 4] te Maasbracht 13 televisies aangetroffen, afkomstig van voornoemde ladingdiefstal. Op 24 juni 2014 is bij observaties gezien dat 15 dozen met daarop de afbeelding van een Philips televisie in voornoemd pand werden geladen. Daarbij was, zo blijkt uit observaties naast anderen de vermoedelijke heler, gebruik makend van het telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 6]) betrokken.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken was bij de gekwalificeerde ladingdiefstal van 27 televisies in de nacht van 18 juni 2014 te Eindhoven. Verdachte was die nacht in de buurt van de plaats delict was en heeft, zo blijkt uit het telefoonverkeer tussen hem en[medeverdachte], geholpen door op de uitkijk te staan. [medeverdachte 6] heeft een deel van de gestolen televisies verworven en voorhanden gehad. Het aandeel van verdachte acht de rechtbank, mede gezien de recente jurisprudentie HR: 2014:3475, niet zodanig dat gesproken kan worden van medeplegen. Door op de uitkijk te staan en te waarschuwen in geval van naderend onheil (ontdekking) is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij de diefstal met braak in vereniging gepleegd en daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid bij het gepleegde misdrijf.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat het ten laste gelegde geweld, te weten het bedwelmen van de chauffeur van de vrachtauto, niet wettig bewezen kan worden, en zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht de onder 2 subsidiair onder B ten laste gelegde gewoonte- of opzetheling niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3 (zaakdossier 3).

Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] met [medeverdachte 4] en anderen in de nacht van 11 juni 2014 tussen omstreeks 03.43 uur en 03.49 uur uit een vrachtauto met oplegger, die geparkeerd stond op [adres 3] te Eindhoven, computeronderdelen waaronder processors heeft gestolen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte] die nacht met aparte voertuigen, maar wel in elkaars nabijheid, op pad waren om goederen uit vrachtwagens te stelen.
Bij deze diefstal was de Fiat Marea met het [kenteken 1] betrokken.
Uit bakengegevens blijkt dat voornoemde Fiat Marea op 11 juni 2014 om 03.49 uur vertrekt op[adres 3] te Eindhoven en om 04.00 uur arriveert op [adres 1] te Eindhoven en daar blijft staan tot 17.49 uur die dag. Op [adres 1] te Eindhoven heeft verdachte een garage gehuurd.
Om 03.44 uur die nacht stuurt het nummer van [medeverdachte] een sms naar het nummer van [medeverdachte 4] met de inhoud:
‘Kom zet auto bij ons p’.
Om 03.46 uur die nacht zegt[medeverdachte] tegen verdachte
dat hij er over een minuut is.
Om 03.51 uur belt[medeverdachte] naar verdachte om te zeggen
dat de garagebox open moet zodat ze die auto erin kunnen rijden, omdat ze volgens[medeverdachte] iets in de auto hebben gedouwd.
Om 03.55 uur belt[medeverdachte] naar [medeverdachte 4].[medeverdachte] vraagt:
‘waar bende’. [medeverdachte 4] zegt:
‘wij komen eraan ja, pak twee minuten’.[medeverdachte] zegt:
‘Ja, maar ik sta al bij die ding open he’.[medeverdachte] vraagt:
‘Zit er iets in?’. [medeverdachte 4] zegt daarop:
‘Ja bietje van die processors, zijn allemaal, dus we zien dalijk wel’.[medeverdachte] zegt daarop:
‘Oh ja, dat gaat nou. Dat kijken we morgen wel. Rij maar naar binnen. (…) Schiet op’.
Uit voornoemde berichten en telefoongesprekken maakt de rechtbank op dat die nacht de auto met de gestolen computeronderdelen in de garagebox van verdachte is gezet, zijnde de ‘p (pa)’ van [medeverdachte], nadat verdachte deze garagebox midden in de nacht heeft open gezet op verzoek van[medeverdachte], opdat ze de auto met inhoud erin konden zetten. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de goederen afkomstig waren van diefstal en dat deze gestolen goederen in de door hem gehuurde garage zouden worden gezet. De rechtbank betrekt in haar oordeel tevens dat verdachte ook hier, net als een week eerder (zie feit 1) geen vragen stelt aan zijn zoon als deze hem midden in de nacht belt. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen die in zijn garage werden gezet. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling.
De rechtbank acht in deze zaak twee opzethelingen door verdachte bewezen. De rechtbank acht dit onvoldoende om gewoonteheling aan te nemen en zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat (verdachte):
1
subsidiair:
op 5 juni 2014 in Eindhoven dozen Lego voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
(zaakdossier 02)
2
subsidiair:
A.
anderen op 18 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen hebben weggenomen 27 televisies (merk Philips), toebehorende aan[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], waarbij die anderen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten het snijden van een gat in het zeil van voornoemde vrachtwagen,
terwijl verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van dit misdrijf door op de uitkijk te staan en die anderen te waarschuwen voor passerende voertuigen en de Marechaussee en personen.
(zaakdossier 5)
3. subsidiair
op 11 juni 2014 in Eindhoven 21 dozen met computer-apparatuur voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien 01/993264-14 feit 1 primair en feit 3 primair en 01/993323-14 feit 1 (Odiliapeel) en feit 2:
- vrijspraak.
Ten aanzien van 01/993264-14 feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 3 subsidiair en 01/993323-14 feit 1 (Eindhoven):
  • een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen Fiat Marea, de Renault Master en een geldbedrag van € 1.470,--.
(In de vordering van de officier van justitie staat een gevangenisstraf van 24 maanden vermeld; na pleidooi van de raadsvrouw heeft de officier van justitie bij repliek haar eis gewijzigd tot een gevangenisstraf van 20 maanden en vrijspraak gevorderd van
01/993323-14 feit 1 (Odiliapeel) en feit 2.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee opzethelingen en is medeplichtig aan een ladingdiefstal.
Ladingdiefstallen vormen voor de transportsector een aanzienlijke schadepost. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Uit de handelwijze van verdachte spreekt een minachting voor andermans eigendom. Bovendien wordt, zoals algemeen bekend is, ook door de bijdrage die verdachte daaraan heeft geleverd, het gevoel van veiligheid op openbare parkeerplaatsen in het algemeen en bij vrachtwagenchauffeurs in het bijzonder in ernstige mate aangetast en jaagt transportondernemers nog verder op kosten, teneinde de chauffeurs en de ladingen te beschermen.
Opzetheling, zeker van grote partijen gestolen goederen, is een ernstig strafbaar feit. Heling bevordert het plegen van diefstallen en zorgt bovendien voor een illegaal circuit van goedkope goederen, waardoor de reguliere, eerlijke (detail)handel wordt verstoord en schade wordt toegebracht.
Uit het handelen van verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht een straf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 174 dagen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 01/993264-14 tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, de rechtbank verdachte in de zaak met parketnummer 01/993323-14 zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Het beslag.

De in beslag genomen auto’s.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum genoemde in beslag genomen voertuigen aan de rechthebbenden, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze in beslag genomen goederen.
Uit de stukken is gebleken dat deze voertuigen op naam van [tenaamgestelde 1] en [tenaamgestelde 2] staan en dat deze voertuigen door medeverdachten zijn gebruikt bij criminele activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter onvoldoende worden vastgesteld dat deze voertuigen feitelijk aan een ander toebehoren dan aan degene op wiens naam de kentekens van deze voertuigen zijn gesteld. Voorts kan op basis van het dossier niet dan wel onvoldoende worden vastgesteld dat degenen aan wie de voertuigen toebehoren, bekend waren met het gebruik van deze voertuigen voor criminele activiteiten of dit gebruik redelijkerwijs hebben kunnen vermoeden.

Het in beslag genomen geld.

Onder verdachte is een bedrag van € 1.470,-- in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden aangetoond dat dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.
Uit het enkele feit dat verdachte voor opzethelingen en medeplichtigheid aan een ladingdiefstal wordt veroordeeld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat het geldbedrag door misdrijf is verkregen.
De rechtbank zal de teruggave van dit geldbedrag aan verdachte gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 48, 49, 57, 310, 311, 416.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 01/993264-14 feit 1 primair, feit 2 primair en subsidiair onder B,
feit 3 primair en 01/993323-14 de feiten 1 en 2: vrijspraak.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/993264-14 feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair onder A en feit 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor bij de bewezenverklaring is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/993264-14 feit 1 subsidiair: opzetheling. T.a.v. 01/993264-14 feit 2 subsidiair onder A: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. 01/993264-14 feit 3 subsidiair: opzetheling. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. 01/993264-14 feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair onder A, feit 3 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 174 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: - een geldbedrag van € 1.470,-- aan verdachte;
- een personenauto Fiat Marea [kenteken 1]aan de rechthebbende [tenaamgestelde 1];
- een Renault Master [kenteken 2] aan de rechthebbende [tenaamgestelde 2].
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is bij beschikking d.d. 15 december 2014 met ingang van 16 december 2014 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 3 maart 2015.