ECLI:NL:RBOBR:2015:1111

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
01/993238-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor meerdere ladingdiefstallen en pogingen daartoe met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere ladingdiefstallen en pogingen daartoe. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest, voor zijn rol in vijf voltooide ladingdiefstallen en elf pogingen daartoe, waarvan één poging gepaard ging met bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde in georganiseerd verband, waarbij zij in de nachtelijke uren vrachtwagens inspecteerden en goederen ontvreemden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van ladingdiefstallen op de transportsector meegewogen. De verdachte had een leidinggevende rol binnen de groep en de rechtbank oordeelde dat zijn criminele gedrag niet getolereerd kan worden. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de oriëntatiepunten voor ladingdiefstallen, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto gelast, die door de verdachte was gebruikt tijdens zijn criminele activiteiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993238-14
Datum uitspraak: 03 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1985],
postadres [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2014, 15 december 2014, 9 februari 2015 en 17 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 september 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 oktober 2014 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd:
1.
dat hij, op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 5 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in Asten en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 100, althans 1 of meer dozen Lego, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(zaakdossier 02)2.
dat hij, op één of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 18 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 90, althans 27, althans 1 of meer televisies (merk Philips), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaat des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, te weten het snijden van een gat in het zeil van voornoemde vrachtwagen,
en welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, te weten door het bedwelmen van de chauffeur van die vrachtauto;
(zaakdossier 5)
3.
dat hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2014 op diverse plaatsen in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een of meerdere vrachtwagens heeft weggenomen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
en/of welke diefstal(len) al dan niet werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, te weten door het bedwelmen van de chauffeur van die vrachtwagen,
immers:
-heeft hij op 5 mei 2014 in Son en Breugel, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, uit een (container van een) vrachtwagen weggenomen een hoeveelheid van 97, althans een of meerdere dozen met computeronderdelen en/of moederborden en/of videokaarten, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5], door het zegel van de container te verbreken en zich aldus de toegang tot die container en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaakdossier 1)
en/of
-heeft hij op 11 juni 2014 in Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, uit een vrachtwagen weggenomen een hoeveelheid van 21 dozen met computers en/of bijbehorende computer-apparatuur, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 6], door het zeil van voornoemde vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaaksdossier 3);
en/of
-heeft hij op 25 april 2014 in Oirlo, gemeente Venray, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de nachtelijke uren, uit een vrachtwagen weggenomen een doos met koffie, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 7], in ieder geval aan een ander of anderen dan verdachte, door het zeil van voornoemde vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaakdossier 8);
(zaakdossiers 1, 3 en 8);
4.
dat hij, ter uitvoering van de/het voorgenomen misdrij(f)(ven) om op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2014 op diverse plaatsen in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd(en), in/uit een of meerdere vrachtwagens weg te nemen enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats(en) des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
en/of welke diefstal(len) al dan niet werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrij(f)(ven) (telkens) niet is voltooid,
immers:
-heeft hij op 28 maart 2014 in Son en Breugel, op parkeerplaats Sonse Heide, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de nachtelijke uren, een zegel van de deur van een oplegger van een vrachtwagen verbroken en/of meermalen getracht de deur van die oplegger te openen (zaakdossier 4.1.)
en/of
-heeft hij op 19 mei 2014, (op een industrieterrein) in Beringe, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, van twee vrachtwagens de zeilen kapot gesneden (zaakdossier 4.2.)
en/of
-heeft hij op 11 juni 2014, in Schaijk, gemeente Landerd, op parkeerplaats Ganzeven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van drie, althans een of meer vrachtwagen(s) de/het zeil(en) op meerdere plaatsen open gesneden en/of twee (in een van die vrachtwagens gelegen) kartonnen dozen open gesneden (zaakdossier 4.3.)
en/of
-heeft hij op 17 juni 2014, in Oostrum, gemeente Venray, op een industrieterrein, tezamen en in vereniging met anderen, van zes, althans een of meer vrachtwagen(s), de/het zeil(en) op een of meerdere plaatsen open gesneden (zaakdossier 4.4.)
en/of
-heeft hij op 18 februari 2014, in Heijen, op een verzorgingsplaats De Grens, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van een vrachtwagen op meerdere plaatsen het zeil open gesneden, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, te weten het dreigend met twee personen op de vrachtwagenchauffeur toe te lopen en/of nadat deze chauffeur in zijn cabine was gesprongen tegen het portier van die cabine aan te duwen, terwijl de voet van de chauffeur tussen het portier zat (zaakdossier 4A);
(zaakdossiers 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4A).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In de periode van 18 februari 2014 tot en met 25 juni 2014 hebben meerdere ladingdiefstallen en pogingen daartoe plaatsgevonden. Op 10 april 2014 is onder de onderzoeksnaam ‘Vento’ een strafrechtelijk onderzoek hiernaar gestart, gericht op de betrokkene(n) bij de (pogingen tot) ladingdiefstallen. Diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden zijn ingezet, waaronder het afluisteren van telefoongesprekken, het aanbrengen van plaatsbepalingsapparatuur in de vorm van een peilbaken op voertuigen en het observeren van personen. Als betrokkenen kwamen (onder meer) al dan niet prominent in beeld: [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5].
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde. De vraag die in dit vonnis dient te worden beantwoord, is dan ook of verdachte deze feiten, al dan niet met een ander of anderen en al dan niet met geweld of bedreiging met geweld, heeft gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de feiten onder 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft feit 2 en 3 acht de officier van justitie het ten laste gelegde geweld niet wettig bewezen en heeft dan ook vrijspraak van deze onderdelen van de dagvaarding gevorderd.
Het standpunt van de verdediging.
De stemherkenningen met betrekking tot de tapgesprekken, waarbij verdachte volgens de politie zou zijn betrokken, dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat deze onbetrouwbaar zijn.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 32 tot en met 69
)bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Ten aanzien van de stemherkenning.

De verdediging heeft aangevoerd dat de uitvoering van het onderzoek stemherkenning van de politie niet voldoet aan de eisen die volgens de jurisprudentie aan een dergelijk onderzoek moeten worden gesteld. In dat verband is expliciet verwezen naar een deskundigenrapport van prof. dr. Broeders, dat in een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2008 is aangehaald en bij welk rapport die rechtbank in dat vonnis aansluiting heeft gezocht. De stemherkenningen van verdachte zijn onbetrouwbaar en niet deskundig tot stand gekomen en zij dienen derhalve, aldus de verdediging, voor alle feiten waarop deze stemherkenningen zijn toegepast, te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
Op 30 mei 2014 vond er een telefonisch contact plaats tussen [verdachte] als gebruiker van nummer [telefoonnummer] en een persoon, waarbij werd afgesproken dat [verdachte] zich op 2 juni 2014 om 10.00 uur zou melden op het politiebureau aan de Mathildelaan te Eindhoven.
Op 2 juni 2014 heeft verdachte zich ook daadwerkelijk gemeld op het politiebureau als zijnde [verdachte], nadat hij zijn auto buiten het politiebureau had geparkeerd. Door [verbalisant 1] en een collega is verdachte toen aan de hand van een beschikbare foto herkend als [verdachte] terwijl hij bij zich bij een parkeermeter bevond. [verbalisant 1] heeft kort daarna bij de balie van het politiebureau horen praten, terwijl hij op een meter afstand achter verdachte stond.
Vervolgens heeft [verbalisant 1] als tapcoördinator van het onderzoek alle gesprekken die werden gevoerd met het nummer [telefoonnummer] beluisterd. Tevens bleek uit de gesprekken van een nummer dat werd toegeschreven aan de vader van [verdachte], dat verdachte ook gebruik maakte van de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer], waarmee hij met zijn vader belde. [verbalisant 1] heeft op ambtseed gerelateerd dat hij de stem van de gebruiker herkent als de stem van verdachte. Hij herkent de stem aan de toon, de lijzige manier van spreken en het Brabantse accent. In vervolg op dit onderzoek heeft [verbalisant 1] op 18 juli 2014 op ambtseed een proces-verbaal opgemaakt, waaruit blijkt dat hij de gesprekken van een viertal andere telefoonnummers heeft beluisterd. Ook hier kwam de stem van de gebruiker van deze telefoonnummers met een hoge mate van waarschijnlijkheid overeen met de stem van verdachte.
Op 4 september 2014 heeft opnieuw een stemherkenning door [verbalisant 1] plaatsgevonden, waarbij de verbalisant de stem van verdachte wederom herkende aan de toon, zijn lijzige manier van praten en zijn Brabantse accent.
In de jurisprudentie worden feiten en omstandigheden genoemd die aan de betrouwbaarheid van een stemherkenning in zijn algemeenheid bijdragen. Van dergelijke feiten en omstandigheden is ook in deze zaak sprake.
De verbalisant heeft verdachte in persoon horen praten op het politiebureau, terwijl hij hem zag en zich in de directe nabijheid van verdachte bevond (verbalisant stond vlak achter verdachte) toen verdachte zich meldde op het politiebureau.
De verbalisant is als tapcoördinator gedurende enige tijd intensief bij het onderzoek betrokken geweest, was toen gefocust op een beperkte groep personen (de telefonische contacten van 17 telefoonnummers) en gedurende deze periode intensief doende met het uitluisteren van vele gesprekken die in het kader van het onderzoek zijn opgenomen. Daaruit vloeit voort dat – zeker naarmate de tijd vorderde – deze verbalisant vertrouwd is geraakt met de onderscheiden stemmen en beter in staat kan worden geacht de eigenaardigheden daarvan te herkennen.
De kwantiteit, namelijk het uitluisteren van de vele telefoongesprekken, waarvan in dit onderzoek sprake is geweest, vergroot de betrouwbaarheid van de stemherkenningen.
Voorts is van belang of de stemherkenning van verdachte wordt ondersteund door andere feiten en omstandigheden en bewijsmiddelen. In deze zaak is hiervan sprake, zoals hierna zal worden uiteengezet.
Op 14 februari 2014 heeft [verdachte] bij de huur van een auto van [bedrijf 8] opgegeven dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is; dat is een van de nummers waarvan ook een stemherkenning door [verbalisant 1] heeft plaatsgevonden.
In het gesprek met nummer [telefoonnummer] op 30 mei 2014 stelt de gebruiker van voornoemd nummer zich voor als [verdachte], waarna op 2 juni 2014 verdachte zich ook heeft gemeld op het politiebureau en als [verdachte] is herkend.
In een aantal gesprekken, waarbij een stemherkenning heeft plaatsgevonden ten aanzien van de stem van verdachte, noemt verdachte zijn gesprekspartner aan de andere kant van de lijn de in het onderzoek bekende [medeverdachte 3]‘pap’. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat [medeverdachte 3]zijn vader is en dat hij hem ook ‘pap’ noemt.
Voorts heeeft een aantal afgeluisterde gesprekken plaatsgevonden met personen wier stemmen zijn herkend als medeverdachten in het onderhavige onderzoek ‘Vento’, waaronder verdachtes vader. Ook vond sms-verkeer plaats tussen de telefoonnummers die worden gelinkt aan verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de inhoud is te relateren aan meerdere aan verdachte thans verweten delicten. En verder is het nog zo dat een aantal afgeluisterde gesprekken, waarbij stemherkenningen hebben plaatsgevonden, ook via zendmastgegevens en bakengegevens van de voertuigen waarvan verdachte gebruik maakte, aan verdachte kan worden gelinkt.
Ten slotte acht de rechtbank nog van belang dat verdachte bij de politie niet heeft willen reageren op de (inhoud van de) hem voorgehouden tapgesprekken met een of meerdere medeverdachten in het onderzoek ‘Vento’ en zich ter zitting hoofdzakelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft op geen enkele wijze concreet toegelicht waarom de verbalisant zich zou hebben vergist bij de stemherkenningen ten aanzien van verdachte.
Nog daargelaten dat noch uit de wet, noch uit de jurisprudentie valt af te leiden dat stemherkenningen als de onderhavige in algemene zin niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt, ziet de rechtbank gelet op het steunbewijs ten aanzien van de stemherkenningen van verdachte geen enkele aanleiding voor de bepleite uitsluiting van het bewijs van de tapgesprekken die zijn gebaseerd op stemherkenningen.
De betwiste stemherkenningen en tapgesprekken kunnen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, als voldoende betrouwbaar voor het bewijs worden gebruikt.

De bewijsoverwegingen.

Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.

Ten aanzien van feit 1 (zaakdossier 2).

In de nacht van 5 juni 2014 vond op een parkeerplaats aan de Nobisweg in Asten uit een vrachtwagencombinatie een ladingdiefstal plaats, waarbij 100 dozen Lego zijn weggenomen. De zeilen van de trailer zijn opengesneden.
Voorafgaande aan de diefstal.
Twee weken voor deze diefstal bekeek [verdachte] op de internetsite [website]informatie over de parkeerplaats aan de Nobisweg te Asten.
Uit een huurovereenkomst van [bedrijf 9] is gebleken dat [medeverdachte 5] van 3 juni 2014 tot en met 5 juni 2014 een Renault Master met kenteken [kenteken] heeft gehuurd, waarbij uit de kopienota blijkt dat er voor voornoemd voertuig een bedrag van € 500,-- is betaald, inclusief borg. Tijdens de periode van het onderzoek naar de ladingdiefstallen is [verdachte] meerdere keren als bestuurder van de auto Fiat Marea met het kenteken [kenteken] aangetroffen, samen met medeverdachten in wisselende samenstellingen.
Voornoemde Fiat Marea was toen voorzien van een peilbaken en uit de bakengegevens is gebleken dat deze auto in de nacht van 4 op 5 juni 2014 om 00.39 uur is vertrokken vanaf de [adres] (zijnde het verblijfadres van onder meer [verdachte]) en om 01.17 uur is aangekomen op de Nobisweg in Asten. Daar hield de Fiat Marea zich een klein anderhalf uur op en om 02.41 uur is de auto van daaruit vertrokken en weer tot stilstand gekomen in Eindhoven.
Tijdens en (kort) na de diefstal
.
Op 5 juni 2014 om 02.44 uur vond er een gesprek plaats tussen [verdachte] en zijn vader [medeverdachte 3], waarin [verdachte] aan zijn vader vraagt of hij iets met Lego kan. Uit de tapgesprekken blijkt dat de Lego die nacht wordt weggezet in de garagebox bij [medeverdachte 3].
[verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben die nacht herhaaldelijk telefonisch sms- of belcontact met elkaar, waarbij de telefoons van [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zendmasten in de omgeving van de Nobisweg 1 te Asten, zijnde de plaats delict, aanstraalden.
Tijdens een van de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] in de middag volgend op de diefstal wordt wederom gesproken over legoblokjes.
Die middag zegt [verdachte] tegen zijn vader dat ze ‘driehonderd de man hebben, zes man’. De rechtbank begrijpt uit dit gesprek dat het hier over de verdeling van de opbrengst gaat tussen zes betrokkenen. Diezelfde middag heeft er ook nog sms-contact plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en [verdachte], waarbij [medeverdachte 2] de serienummers wil hebben. [verdachte] geeft de serienummers door aan [medeverdachte 2]. De genoemde nummers en thema’s kwamen overeen met de door de vervoerder opgegeven itemnummers van de vermiste dozen.
Een dag na de diefstal.
De dag na de diefstal wordt er een sms-bericht van [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 5] gestuurd waarin [medeverdachte 2] zegt dat hij nog geen geld heeft ontvangen. [medeverdachte 5] reageert daarop met het bericht: ‘Ik meijer en hij zegt rooitje voor gekregen en 500 bus eraf, maar ja denk dat hij niet weet dat ik weet dat je borg gewoon terug krijgt’. Uit deze gesprekken in samenhang met de overige bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 5] de Renault Master heeft gehuurd en dat dit voertuig bij de diefstal is gebruikt voor het vervoer van de gestolen Lego.
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken was bij de gekwalificeerde ladingdiefstal van de Lego in de nacht van 5 juni 2014 te Asten, waarbij zij opgemerkt dat [medeverdachte 5] de bus voor het vervoer van de buit had geregeld en [medeverdachte 3]zorgde voor een veilige bergplaats om het gestolen goed direct weg te zetten.

Ten aanzien van feit 2 (zaakdossier 5).

In de nacht van 18 juni 2014 vond aan de Achtse Weg Noord 60 te Eindhoven uit een vrachtwagencombinatie een ladingdiefstal plaats, waarbij televisies zijn weggenomen. Het zeil van de oplegger is opengesneden.
Voorafgaande aan de diefstal.
Uit een huurovereenkomst van [bedrijf 9] blijkt dat [medeverdachte 5] van 16 juni 2014 tot 18 juni 2014 een Volkswagen Crafter heeft gehuurd. Daarbij werd een borg betaald.
Op 17 juni 2014 zijn [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden op verdenking van poging tot diefstal (rechtbank: zaakdossier 4.4). Zij zijn diezelfde dag weer in vrijheid gesteld. Op 17 juni 2014 om 15.14 uur vond er een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 5]. [verdachte] geeft daarin aan dat [medeverdachte 5] de sleutels goed bij zich moet houden en niet met ‘dat ding’ mag gaan rondrijden. [medeverdachte 5] vraagt vervolgens of ze ’s avonds wel gaan werken. [verdachte] geeft aan net vrij te zijn in Venlo, maar vanavond wel te gaan werken. Om 01.36 uur die nacht stuurt [medeverdachte 5] een sms naar [verdachte] onder meer inhoudende: ‘kom kom dikke handel grote beek ergens komen’ en ‘kom plank gas maf neem hand schoenen mee aub anders ken ik niks doen’. [verdachte] belt vervolgens naar [medeverdachte 5] en geeft aan dat hij geen handschoenen heeft en die moet halen bij de benzinepomp. [verdachte] vraagt wat er in zit en [medeverdachte 5] zegt: ‘Ja kei goed jonguh’. [verdachte] geeft aan dat hij eraan komt en vraagt of hij gelijk met die dinge moet komen. [medeverdachte 5] zegt dat hij denkt van wel. [verdachte] zegt dat ze maar naar zijn huis moeten komen, ‘bij onze ouwe’, maar niet bij hem voor de deur moeten gaan staan.
Tijdens en (kort) na de diefstal.
Om 02.19 uur die nacht vindt er een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 3]. Tijdens dit gesprek waarschuwt [medeverdachte 3] onder meer welke voertuigen er aan komen. Op de achtergrond is te horen dat [verdachte] vergezeld wordt door meerdere personen.
De telefoons van [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [verdachte] straalden die nacht zendmasten in de omgeving van de plaats delict aan.
Die nacht vond er sms-verkeer plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] waarin onder meer omstreeks 04.09 uur wordt gesproken over ‘type’, ‘waarop wordt geantwoord: ‘weet ik nog niet jonge is phili rond de 42 47 en 50 of misschien 52 inch’. ‘Daarom moest die jonge mee om te tellen maar gaat niet dus om half 7’.
Om 06.37 uur sms-t [medeverdachte 2] vervolgens naar [medeverdachte 4] en geeft daarbij nummers door, die met een deel van de productnummers van de weggenomen televisies corresponderen.
Daarna vindt in de vroege ochtend rond 07.40 uur nog sms-verkeer plaats tussen [medeverdachte 2] en een onbekende persoon, waarbij [medeverdachte 2] 27 Philips televisies probeert te verkopen, waarbij hij afmetingen en serienummers noemt en ook door hem de prijs, 40% van de winkelwaarde wordt genoemd.
Na afloop van de huurperiode van de Volkswagen Crafter (18 juni 2014) heeft [medeverdachte 5] een bedrag van € 122,93 retour gekregen. In een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] op 18 juni 2014 geeft [medeverdachte 5] aan dat hij langs is geweest, de bon heeft en 120 heeft teruggekregen. Dit correspondeert met het ontvangen retourbedrag van [bedrijf 9].
Een week na de diefstal.
Op 25 juni 2014 zijn op het adres [adres 2] 13 televisies aangetroffen, afkomstig van voornoemde ladingdiefstal. Op 24 juni 2014 is bij observaties gezien dat 15 dozen met daarop de afbeelding van een Philips televisie in voornoemd pand werden geladen. Daarbij was naast anderen de vermoedelijke heler, gebruik makend van het telefoonnummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 4]) betrokken, zo blijkt uit observaties.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte betrokken was bij de gekwalificeerde ladingdiefstal van 27 televisies in de nacht van 18 juni 2014 te Eindhoven.
Ook [medeverdachte 3]was die nacht in de buurt van de plaats delict was en heeft geholpen door op de uitkijk te staan. [medeverdachte 4] heeft een deel van de gestolen televisies verworven en voorhanden gehad.
De rechtbank is van oordeel, evenals de officier van justitie en de verdediging, dat het ten laste gelegde geweld, te weten het bedwelmen van de chauffeur van de vrachtauto, niet wettig bewezen kan worden en zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Ten aanzien van feit 3 (zaakdossiers 1, 3 en 8).

Zaakdossier 1.

Op 5 mei 2014 omstreeks 03.10 uur heeft een ladingdiefstal plaatsgevonden uit een vrachtauto met oplegger, welke vrachtauto stond geparkeerd op het industrieterrein Sciencepark te Son. Uit verstrekte gegevens van de aangever blijkt dat er 97 dozen gevuld met computeronderdelen, moederborden en videokaarten zijn ontvreemd.
Voorafgaande aan de diefstal.
Op camerabeelden, afkomstig van het Sciencepark te Eindhoven, is te zien dat die bewuste nacht een grijze Fiat Marea achter de vrachtwagen staat, waaruit later die nacht computeronderdelen zijn gestolen. Twee personen stapt uit deze auto en breken de deur van de oplegger open. De achterklep van de Fiat Marea staat dan open. Na enige tijd gaat de Fiat Marea weg en na ongeveer een uur komt er een gele bestelbus.
Het vermoeden bestaat dat het de Fiat Marea betreft met kenteken [kenteken], aangezien op de camerabeelden is te zien dat de voorste velgen van voornoemd voertuig zwart zijn en de achterste velgen grijs van kleur, precies als bij de Fiat Marea met kenteken [kenteken]. Gedurende het onderzoek is [verdachte] meerdere keren in wisselende samenstellingen met de medeverdachten betrokken geweest bij ladingdiefstallen of pogingen daartoe, waarbij hij een Fiat Marea met voornoemd kenteken bestuurde.
Tijdens en/of (kort) na de diefstal.
Een medewerker van een beveiligingsbedrijf zag omstreeks 03.00 uur op camerabeelden dat op de Ekkersrijt 5700 te Son een bestelbus stond met een afgeplakt kenteken. Deze bestelbus stond nabij een geparkeerde vrachtwagen. Hij zag dat er mannen in de vrachtwagen bezig waren. Hierop is de medewerker naar deze locatie gereden. Toen hij nabij de plaats van het delict was, zag hij dat voornoemde bestelbus hem tegemoet kwam rijden. Hij is achter de bestelbus aangegaan en zag dat de bestelbus tot aan het woonwagenkamp op de Castilliëlaan reed. Hij zag ook dat twee motorrijders van politie de Castilliëlaan in reden in de richting van de bestelbus.
Op 5 mei 2014 omstreeks 03.09 uur kregen verbalisanten de opdracht naar de Castilliëlaan te gaan. Ter plaatse werd de gele Renault Master met draaiende motor door de politie aangetroffen, zonder inzittenden. In de bus werden 91 dozen met computerapparatuur, afkomstig van de diefstal, aangetroffen.
Een ter plaatse aanwezige speurhond nam direct vanaf het aangetroffen voertuig een spoor van verse menselijke lucht waar. De speurhond volgde een spoor van enige minuten tot nabij een waterpartij. Op dat moment zag verbalisant een man hard wegrennen. Deze man sprong in een gracht en zwom deze over. Deze man is ter plaatse aangehouden en bleek verdachte [medeverdachte 2] te zijn. Hij had naast zich een ontstoken zaklantaarn liggen. Ongeveer 30 meter verder is met behulp van de diensthond een jas nabij de gracht aangetroffen. Twee meter vanaf deze jas lag een witte gsm. Verbalisanten hadden het vermoeden dat andere verdachten ook de gracht overgestoken waren omdat zij verse sporen in de modder zagen.
Op het moment dat de verbalisanten op weg naar het hoofdbureau waren, zagen zij dat er werd gebeld op de aangetroffen gsm. De naam ‘[verdachte]’ kwam daarbij op het scherm. Bij deze naam in de contactenlijst hoort het nummer [telefoonnummer]. Gelet op de plaats waar en de omstandigheden waaronder de telefoon is aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat de aangetroffen de telefoon van één van de daders is. De aangetroffen Renault Master staat op naam van [betrokkene 1], zijnde de broer van [verdachte]. Op 5 mei 2014 omstreeks 06.00 uur zag de politie twee personen staan op de Bisschop Bekkerslaan te Eindhoven.. Deze personen renden bij het zien van de politie een steegje in, maar werden staande gehouden. Deze twee personen bleken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] te zijn. Het door [medeverdachte 6] overhandigde paspoort voelde nat aan. Op het moment dat de verbalisant zei dat [medeverdachte 1] was aangehouden, rende [medeverdachte 6] weg. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] bleken tot boven hun middel nat en doorweekt te zijn. De schoenen van [medeverdachte 1] waren nat en zaten onder de modder.
De aangetroffen witte gsm.
De aangetroffen witte gsm is onderzocht. Deze telefoon heeft een sim-kaart met nummer [telefoonnummer]. Dit nummer straalde tijden het plegen van het feit een zendmast in de nabijheid van de plaats van het delict op het Science Park te Son aan.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] van ‘[verdachte]’.
In de contactenlijst van deze telefoon is onder de naam ‘[verdachte]’ het nummer [telefoonnummer] vermeld. Omstreeks 03.23 uur, net na de diefstal, werd met de witte telefoon vijf keer uitgebeld naar ‘[verdachte]’. Omstreeks 03.24 uur belde ‘[verdachte]’ in en was er 5 seconden contact. Omstreeks 03.31 uur belde ‘[verdachte]’ twee keer in.
In de nacht van de diefstal heeft deze ‘[verdachte]’ veelvuldig contact met vier telefoonnummers, die dan alle vier zendmasten aanstralen in de buurt van de plaats delict. Deze contacten vonden plaats voorafgaande aan, tijdens en na de diefstal. Alle nummers, inclusief het nummer van ‘[verdachte]’, zijn na 5 mei 2014 niet meer gebruikt.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] ten aanzien van [medeverdachte 1].
In de nacht van 5 mei 2014 heeft nummer [telefoonnummer] vier keer contact met het nummer van ‘[verdachte]’. Op 25 april 2014 is [medeverdachte 1] aangehouden in Venray. Hij had toen een telefoon bij zich. Uit een opgevraagde histo-print van dit toestel blijkt dat het nummer [telefoonnummer] in dit toestel werd gebruikt. Dit nummer is gelet hierop direct aan [medeverdachte 1] te koppelen.
In de nacht van 5 mei 2014 straalt het nummer [telefoonnummer] ([medeverdachte 1]) veelal een zendmast aan op het Science Park te Son (eerst om 02.19, 02.20 en 02.23 uur en vervolgens weer om 03.12 uur), terwijl er telefonisch contact is met ‘[verdachte]’.
De historische- en zendmastgegevens van voormelde nummers in combinatie met de Fiat Marea.
Omstreeks 02.47 uur op 5 mei 2014 vindt een gesprek van 21 minuten plaats tussen het nummer van [medeverdachte 1] en het nummer van ‘[verdachte]’. Beide toestellen bevinden zich op dat moment niet op het Science park te Son. Uit de hiervoor vermelde camerabeelden blijkt dat op dat moment de Fiat Marea reeds was vertrokken vanaf de plaats delict en ook dat de Renault Master nog ter plaatse moest verschijnen (er zat immers ongeveer een uur tussen het vertrek van de Fiat Marea en de komst van de Renault Master-bus). Omstreeks 03.12 uur is er weer contact tussen ‘[verdachte]’ en [medeverdachte 1], waarbij de telefoon [telefoonnummer] ([medeverdachte 1]) een zendmast op het Science Park in Son aanstraalt. De bus is op dat moment, volgens [getuige 1], rond die tijd net weg van de plaats delict. Om 05.27 uur belt het nummer van [verdachte] nogmaals in op het nummer van [medeverdachte 1], waarbij het vermoeden bestaat dat op dat moment de telefoon van [medeverdachte 1] uit staat.
Op grond van het hiervoor overwogene concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] vanaf de bestelbus op de Castilliëlaan zijn weggevlucht via de nabijgelegen gracht. De politie was ter plaatse ongeveer een minuut later dan de bus met daarin de verdachten en de buit. [medeverdachte 2] zou -naar eigen zeggen- ter plaatse zijn geweest om met iemand te praten en hij zou zijn weggevlucht voor de politie in verband met een openstaande boete, maar hij zou die nacht niet op industrieterrein Ekkersrijt zijn geweest. De rechtbank acht de door [medeverdachte 2] gegeven reden voor zijn aanwezigheid die nacht ter plaatse en waarom hij de benen zou hebben genomen, niet geloofwaardig. Niet alleen wil hij de naam van de persoon niet noemen met wie hij gepraat zou hebben, maar ook werd bij zijn aanhouding naast hem een ontstoken zaklantaarn aangetroffen. Daar komt nog bij dat [medeverdachte 2] vaker en veelvuldig tezamen met (een of meerdere) medeverdachte(n) betrokken is geweest bij ladingdiefstallen als de onderhavige of pogingen daartoe. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] renden in Eindhoven weg van de politie toen die in hun richting reed. Dit was weliswaar ongeveer 3 uur na de diefstal, maar - eveneens zonder redelijke verklaring daarvoor - waren beiden nat tot boven hun middel. Ook het door [medeverdachte 6] overhandigde paspoort was nat. En bij het horen van de reden van aanhouding, ladingdiefstal eerder die nacht, nam [medeverdachte 6] opnieuw de benen. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat beiden op enig moment, voorafgaande aan hun staandehouding, bij het doorkruisen van een waterpartij doorweekt moeten zijn geraakt. Nu beiden daarover zwijgen, acht de rechtbank het alleszins aannemelijk dat zij beiden evenals [medeverdachte 2] via het water zijn weggevlucht nadat zij alle drie de bus met de buit hebben moeten achterlaten. Die conclusie vindt ondersteuning in de nabij die gracht, in de omgeving waar [medeverdachte 2] is aangehouden, aangetroffen witte telefoon, die naar het oordeel van de rechtbank daar door een van de daders is achtergelaten. Immers, na 5 mei 2014 waren alle betrokken telefoonnummers niet meer in gebruik. Deze telefoon en de daarin vermelde telefoonnummers zijn ook te herleiden tot de daders, waaronder rechtstreeks tot [medeverdachte 1], die 3 uur later met natte kleding samen met [medeverdachte 6] werd staande gehouden. Vier van de vijf betrokken telefoonnummers, waaronder dat van [medeverdachte 1], straalden ten tijde van het plegen van het delict een zendmast in de nabijheid van de plaats van het delict aan. Net als [medeverdachte 2] zijn ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] vaker met (een of meerdere) medeverdachte(n) betrokken geweest bij ladingdiefstallen als de onderhavige of pogingen daartoe.
Gelet op de onderzoeksbevindingen kan het naar het oordeel van de rechtbank voorts niet anders worden geconcludeerd dan dat de persoon, in de witte telefoon genaamd ‘[verdachte]’, die in de bewuste nacht veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met de witte gsm en de telefoon van [medeverdachte 1] en de overige nummers in de telefoon, de in het onderzoek bekende [verdachte] is. Dit betekent ofwel dat [verdachte] met een ander of anderen met de Fiat Marea ongeveer één uur voor de diefstal op de plaats van het delict is geweest en met een ander of anderen de deur van de oplegger heeft opengebroken, waarbij de telefoon met het nummer dat toebehoort aan ‘[verdachte]’ op dat moment was uitgeschakeld (nu ‘[verdachte]’ die nacht niet de zendmast op het Science Park heeft aangestraald), ofwel dat [verdachte] de hele diefstal op afstand heeft geregisseerd via de telefoon.
Bij dit oordeel betrekt de rechtbank voorts nog het volgende. [verdachte], zoals blijkt uit het dossier, is zowel vóór als na 5 mei 2014 als bestuurder van deze Fiat Marea, met als inzittenden [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 6], door de politie aangetroffen. Samen met hen, al dan niet in wisselende samenstellingen, is [verdachte] ook betrokken geweest bij andere ladingdiefstallen of pogingen daartoe. Voorafgaande aan de daadwerkelijke diefstallen werden dan de pleeglocaties en de te weg te nemen ladingen geïnspecteerd. Er werd dan vaker gebruik gemaakt van de door [verdachte] veelvuldig bestuurde Fiat Marea. Aan de conclusie van de rechtbank dat [verdachte] was, draagt tot slot bij het feit dat de gele Renault Master waarin de buit is aangetroffen die nacht, toebehoorde aan diens broer [betrokkene 1] en dat in de auto de bijbehorende contactsleutel in het contactslot werd aangetroffen. Dat de bus (met inbegrip van de sleutel) gestolen zou zijn op 5 mei 2014 na 00.30 uur, zoals [betrokkene 1] in de ochtend van 5 mei 2011 bij de politie heeft aangegeven, verwijst de rechtbank dan ook naar het rijk der fabelen. Niet alleen ontbreekt elke logische verklaring voor het afplakken van de kentekenplaten ten tijde van de diefstal indien de bus daadwerkelijk gestolen zou zijn, maar bovendien heeft [betrokkene 1] aan de rechtbank een brief doen toekomen, gedateerd 26 januari 2015, inhoudende onder meer
“mijn broer [verdachte] is niet in het bezit van een vervoersmiddel (auto etc.) en op momenten dat ik er geen gebruik van hoefde te maken gaf ik toestemming om er gebruik van te maken”.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 mei 2014 betrokken was bij een gekwalificeerde ladingdiefstal te Son en Breugel van 91 dozen met computeronderdelen en/of moederborden en/of videokaarten.

Zaakdossier 3 (te lezen in combinatie met zaakdossier 4.3).

In de nacht van 11 juni 2014 vond een ladingdiefstal plaats uit een vrachtauto op het bedrijventerrein aan de Achtseweg Noord te Eindhoven. In het zeil van de vrachtauto zat een grote snede.
Voorafgaande aan de diefstal.
De chauffeur van de vrachtauto ging volgens zijn aangifte omstreeks 04.00 uur die nacht naar het toilet en heeft toen nog geen beschadiging geconstateerd. De rechtbank verstaat het in deze aangifte genoemde tijdstip aldus dat de diefstal ook enige tijd vóór 04.00 uur kan hebben plaatsgevonden, nu aangever meldt dat hij ‘omstreeks 04.00 uur’ heeft gekeken.
Uit de tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkt dat zij op 10 juni 2014 die avond met elkaar afspreken. Tevens valt uit die gesprekken af te leiden dat zij die nacht in verschillende voertuigen rijden, steeds in elkaars nabijheid zijn en gezamenlijk op zoek zijn naar vrachtwagens.
Op 11 juni 2014 om 03.18 uur geeft [medeverdachte 1] in een telefoongesprek met [verdachte] aan dat er bij ‘A’ nog een paar voor de deur staan en dat zij daar gaan kijken. [verdachte] zegt dat dat goed is.
Uit bakengegevens betreffende de door [verdachte] regelmatig bij ladingdiefstallen gebruikte Fiat Marea blijkt dat deze auto op 11 juni 2014 om 03.35 uur op parkeerplaats De Schakel langs de A2 te Eindhoven arriveert. Om 03.40 uur vertrekt de auto daar en om 03.43 uur arriveert hij op de Achtseweg te Eindhoven, zijnde de plaats waar computeronderdelen uit de vrachtwagen zijn gestolen.
Na een stop van 6 minuten aldaar vertrekt de Fiat naar de Texelstraat, zijnde de verblijfplaats van [medeverdachte 3], waar hij ook een garagebox heeft. [medeverdachte 3]is de vader van [verdachte]. Hieruit valt af te leiden dat de Fiat Marea wederom is ingezet bij (de voorverkenning van) deze ladingdiefstal.
Tijdens of (kort) na diefstal.
Om 03.42 uur belt [verdachte] met zijn vader [medeverdachte 3] dat hij er over een paar, tien minuten, een kwartiertje is. Om 03.44 uur stuurt [verdachte] een sms naar [medeverdachte 1], waarin hij zegt “kom, zet auto bij ons p”. Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] hier heeft bedoeld dat [medeverdachte 1] het voertuig waarmee hij onderweg is, bij de vader van [verdachte], zijnde [medeverdachte 3], moet zetten. Dit vindt ook bevestiging in het gesprek tussen [verdachte] en zijn vader om 03.51 uur die nacht, waarin [verdachte] zegt dat zijn vader snel naar beneden moet komen om de garagebox te openen zodat ze de auto erin kunnen rijden, omdat ze volgens [verdachte] iets in de auto hebben gedouwd. Om 03.53 uur die nacht sms’t [medeverdachte 1] naar [verdachte] dat hij daar moet blijven en de box moet open maken. Uit de zendmastgegevens blijkt dat [verdachte] zich op dat moment (03.53 uur) in de directe omgeving van de Texelstraat bevond en dat [medeverdachte 1] zich in de nabijheid van de plaats delict bevond. En als [medeverdachte 1] om 03.55 uur zegt dat ze er aan komen en [verdachte] vraagt of er iets in zit, is het antwoord van [medeverdachte 1] ‘Ja, bietje van die processors’. [verdachte] antwoordt dan: ‘Rij maar naar binnen’. De Fiat Marea bevindt zich kort daarna in de Texelstraat in Eindhoven. . Volgens de vermelding in het zaakdossier zou dat zijn om 04:00 uur. Echter uit het proces-verbaal bakengegevens van de Fiat Marea, opgemaakt op 10 oktober 2014 (eerste aanvullend proces-verbaal pag. 278), blijkt dat sprake moet zijn van een verschrijving en dat het tijdstip moet zijn: 04.15.38 uur. De rechtbank concludeert dat aan de hand van de vermelde UTC-tijd van 02:15:38 uur en de overige inhoud van dat proces-verbaal, waaruit blijkt dat de Nederlandse tijd wordt berekend door bij de UTC-tijd 2 uur op te tellen.
Om 08.00 uur die ochtend ontdekt de chauffeur dat er computeronderdelen uit zijn vrachtwagen zijn gestolen. Uit de bij de aangifte gevoegde goederenlijst (pag. 118) blijkt dat bij de diefstal ook processors zijn weggenomen.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] die nacht met aparte voertuigen, maar wel in elkaars nabijheid, op pad waren om goederen uit vrachtwagens te stelen. Zij hadden veelvuldig telefonisch contact met elkaar en bespraken met elkaar waar ze zouden gaan kijken. [medeverdachte 1] gaf aan nog even te gaan kijken op een plek waar nog een paar vrachtwagens voor de deur stonden en hij noemt daarbij de letter ‘A’, terwijl [verdachte] zich al naar de Texelstraat begeeft. [medeverdachte 1] maakt vervolgens computeronderdelen, waaronder processors, buit op de Achtseweg Noord te Eindhoven en geeft dit meteen door aan [verdachte], waarna hij deze buit in overleg met [verdachte] naar de garagebox in de Texelstraat in Eindhoven brengt, waar [verdachte] kennelijk op hem wacht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken was bij de gekwalificeerde ladingdiefstal op 11 juni 2014 in Eindhoven van 21 dozen met computeronderdelen.

Zaakdossier 8.

Op 25 april 2014 is uit een geparkeerd staande vrachtauto op een parkeerplaats aan de A73, tankstation Romeinse Put te Oirlo, koffie weggenomen uit een vrachtwagen. Het zeil van de oplegger is opengesneden. Het weggenomen pak koffie is op de vrachtauto van een andere vrachtwagen op het parkeerterrein aangetroffen.
Voorafgaande en tijdens de diefstal.
Een getuige heeft die nacht tussen 00.00 uur en 01.00 uur gezien dat een grote donkere personenauto, groot model, op het parkeerterrein ‘De Romeinse Put’ stopte. Twee inzittenden van deze auto liepen vervolgens tussen de geparkeerde vrachtwagens. Hij hoorde op dat moment gerommel tussen de vrachtwagens. De andere twee inzittenden gingen op dat moment roken. Hij is op die plek waar de personen liepen, gaan kijken en zag een pak koffie op zijn vrachtwagen liggen. Bij een andere vrachtwagen, waar het koffiemateriaal in lag, zag hij dat de zeilen kapot waren gesneden.
Kort na de diefstal.
Omstreeks 01.15 uur zag een andere getuige een donkere hogere personenauto op de tegenover gelegen parkeerplaats ‘De Wuust’. De inzittenden van deze auto gedroegen zich verdacht en deze getuige heeft de politie gebeld. Omstreeks 01.25 uur kreeg de politie de melding dat de inzittenden van een Renault Espace, ouder model met een ‘P’ of ‘T’ in het kenteken, zich verdacht ophielden op de parkeerplaats voor vrachtauto’s van tankstation ‘De Wuust’ aan de Rijksweg A73 te Venraij. ‘De Wuust’ is gelegen aan de ene zijde van de A73 en aan de andere zijde van die weg ligt parkeerplaats ‘De Romeinse Put’. Om 01.33 uur vernam de politie dat de auto was weggereden in de richting van Venlo. Korte tijd na het verlaten van parkeerplaats ‘De Wuust’ is de Renault Espace, ouder model, kenteken [kenteken], die kwam vanaf de A73, aangehouden. De bestuurder van deze auto was [verdachte] en de inzittenden waren [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [betrokkene 2]. Achterin het voertuig waren de zitplaatsen gedemonteerd, waardoor bergruimte ontstond. [betrokkene 2] en [medeverdachte 6] lagen achter in de kofferbak. In de auto werden meerdere handschoenen, een schroevendraaier en een zaklamp aangetroffen. De telefoonnummers die aan [medeverdachte 1] en [verdachte] kunnen worden gekoppeld, hebben die avond/nacht tussen 23.51.12 uur en 01.19.58 uur zendmasten in de directe omgeving van voornoemde parkeerplaatsen aangestraald. Na de aanhouding van voornoemde verdachten in elkaars aanwezigheid in de Renault Espace is nader onderzoek op de beide genoemde parkeerplaatsen ingesteld. Op ‘De Wuust’ bleken van 9 oplegger-combinaties/vrachtauto’s de zeilen recentelijk (namelijk verse schade) te zijn stukgesneden en op ‘De Romeinse Put’ waren van 2 combinaties zeilen stukgesneden.
Ten slotte weegt mee dat uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [verdachte] zowel voordien als nadien vaker samen betrokken zijn geweest -al dan niet met een of meer anderen- bij ladingdiefstallen of pogingen daartoe (zie zaakdossiers 1, 4.1 en 4.2).
Op grond van het vorenstaande en gelet op de omstandigheid dat hier sprake is van een zelfde manier van werken op beide parkeerplaatsen (het bezoeken van parkeerplaatsen bij een tankstation waarbij verdacht gedrag wordt vertoond en het inspecteren van de ladingen van vrachtwagens door zeilen kapot te snijden), valt de diefstal die kort daarvoor op ‘De Romeinse Put’ heeft plaatsgevonden, toe te schrijven aan de inzittenden van de Renault Espace, kennelijk dezelfde auto die zojuist ‘De Wuust’ had aangedaan. Daar komt nog bij dat deze groep past in het signalement van de groep die de diefstal heeft gepleegd voor wat betreft het aantal personen en het voertuig waarmee ze reden. Ook de verkeersgegevens van de telefoonnummers die aan [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn te linken, bevestigen dat zij zich steeds op of nabij een van beide parkeerplaatsen hebben bevonden. Door geen van de 4 aangehouden personen is voor hun aanwezigheid ter plaatse op dat moment en onder de gegeven omstandigheden (met een gedemonteerde achterbank en de aanwezigheid van inbrekerswerktuig in de auto) een verklaring gegeven, terwijl dat -gezien die omstandigheden- wel van hen mag worden gevergd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 25 april 2014 in Oirlo, gemeente Venray betrokken was bij de gekwalificeerde ladingdiefstal van koffie. Hoewel de weggenomen koffie is achtergelaten in de buurt van de plaats delict, te weten op een andere geparkeerde vrachtwagen dan die waaruit de koffie is weggenomen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooide diefstal. Immers, gelet op de plek waar de koffie door de getuige is aangetroffen, is deze buiten de heerschappij en beschikkingsmacht van aangever gebracht. Ook doet de omstandigheid dat de koffie door de daders is achtergelaten, aan het voltooid zijn van het delict niets af.
Ten aanzien van feit 3 (zaakdossiers 1, 3 en 8; de ten laste gelegde geweldpleging)
Ten aanzien van de feiten onder 3 ten laste gelegd, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging eens dat het ten laste gelegde geweld, te weten het bedwelmen van de chauffeur van de vrachtauto, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Ten aanzien van feit 4 (zaakdossiers 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4A).

Zaakdossier 4.1.

Op 28 maart 2014 is gepoogd in te breken in een vrachtwagen op de parkeerplaats ‘Sonse Heide’ aan de A50. Het zegel van het slot van de opleggerdeur is daarbij verbroken.
Voorafgaande aan de poging tot diefstal.
Omstreeks 03.05 uur die nacht zagen verbalisanten vanuit een statische post op de dijk tegenover het tankstation ‘de Sonse Heide’ in Son een BMW met kenteken [kenteken] stoppen aan de linkerzijde van het tankstation. Na enkele minuten reed deze richting de vrachtwagenparkeerplaats..
Tijdens en kort na de poging tot diefstal.
De verbalisanten zagen een man rechts voor uit de BMW stappen en in de richting van een oplegger lopen en proberen de opleggerdeur te openen. Vervolgens stapte achter uit de BMW nog een man. Ook hij liep snel naar de oplegger en probeerde die deur te openen. De bestuurder van de BMW hing uit het bestuurdersraam van de auto en keek om richting het tankstation. De twee personen staakten hun poging de vrachtwagen te openen en reden vervolgens met voornoemde auto de snelweg A50 op in de richting van Eindhoven.
Korte tijd later, om 03.15 uur, is voornoemde BMW met het kenteken [kenteken] in Eindhoven aangehouden na een politieachtervolging, waarbij de bestuurder leek te willen ontkomen aan de politie door als een haas ervandoor te gaan. De bestuurder van voornoemde auto was [verdachte]. De twee overige inzittenden bleken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] te zijn. In dit verband merkt de rechtbank op dat uit het onderzoek is gebleken en uit het bewezen verklaarde volgt dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [verdachte] nadien nog vaker samen -al dan niet met een of meer anderen- betrokken waren bij ladingdiefstallen of pogingen daartoe (zie zaakdossiers 1, 4.2 en 8). Ondanks de bewijsmiddelen die tegen hen zijn verzameld, heeft geen van de aangehouden personen enige (redengevende) verklaring willen afleggen voor hun aanwezigheid ter plaatse onder de gegeven omstandigheden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken was bij de poging tot gekwalificeerde ladingdiefstal op 28 maart 2014 in Son.

Zaakdossier 4.2.

Op 18 mei 2014 rond 23.00 uur zijn de chauffeurs van twee vrachtwagencombinaties gaan slapen. De vrachtwagens stonden achter elkaar geparkeerd op het Schoorgras te Beringe, gemeente Peel en Maas en waren op dat moment volledig intact. Op 19 mei 2014 om 08.00 uur werd geconstateerd dat er in beide combinaties een scheur in het zeil van de opleggers zat. De opleggers waren leeg, dus er was niets gestolen.
Voorafgaande aan de pogingen tot diefstal.
De camerabeelden van [bedrijf 10] van die bewuste nacht zijn ter beschikking van de politie gesteld. Uit deze beelden is gebleken dat een Fiat Marea, type Weekend, licht van kleur, over het Schoorgras komt aanrijden en de verlichting wordt gedoofd. Deze auto stopt achter de tweede vrachtwagen.
Tijdens de pogingen tot diefstal.
Uit de beelden is voorts gebleken dat de bijrijder van de auto uitstapt, naar de achterste vrachtwagen loopt en dan uit beeld verdwijnt. De Fiat rijdt vervolgens naar de achterzijde van de eerste vrachtwagen. De bijrijder loopt naar de achterzijde van die vrachtwagen en klimt op de oplegger.
Kort na de pogingen tot diefstal.
Uit de beelden is gebleken dat de bijrijder daarna weer in de Fiat stapt, die daarna weg rijdt. Tijdens het rijden wordt de verlichting van de auto weer ontstoken.
Op 19 mei 2014 omstreeks 01.11 uur kwam er een melding bij de politie dat een grijze stationcar zich verdacht had opgehouden bij een bestelbus van [bedrijf 10] in Beringe. De politie is vervolgens via de N275 richting Beringe gereden.
Omstreeks 01.20 uur zag de politie dat een grijze stationcar hen tegemoet kwam rijden op de N275. Het bleek een grijze Fiat Marea te zijn, voorzien van het kenteken [kenteken]. Het voertuig is gecontroleerd waarbij [verdachte] de bestuurder en [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [betrokkene 3] de inzittenden van de auto bleken te zijn. Ook in dit verband merkt de rechtbank nogmaals op dat uit het onderzoek is gebleken en uit het bewezen verklaarde volgt dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6] en [verdachte] voordien en nadien nog vaker samen -al dan niet met een of meer anderen- betrokken zijn geweest bij ladingdiefstallen of pogingen daartoe (zie zaakdossiers 1, 4.1 en 8). Ook de Fiat Marea werd daarbij eerder ingezet (zie zaakdossier 1). In het voertuig werden schroevendraaiers, handschoenen en een betonschaar aangetroffen, die zijn aan te merken als inbrekerswerktuig onder de gegeven omstandigheden. Geen van de aangehouden personen heeft enige (redengevende) verklaring willen geven voor hun aanwezigheid ter plaatse en voor de omstandigheden waaronder zij zijn aangetroffen, terwijl zo’n verklaring gezien de hiervoor genoemde omstandigheden juist wel van hen mag worden verlangd.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang en verband gezien met de bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken was bij voornoemde pogingen tot gekwalificeerde ladingdiefstal op 19 mei 2014 in Beringe.

Zaakdossier 4.3. (te lezen in combinatie met zaakdossier 3).

In de nacht van 11 juni 2014 werd uit drie vrachtwagens gepoogd goederen weg te nemen op parkeerplaats ‘Ganzenven’ aan de snelweg A50 te Schaijk, door de zeilen van de opleggers open te snijden. De vrachtwagens vervoerden respectievelijk grote dozen met fietsen, hoofdsteunen en plastic bolletjes.
Uit informatie van www.google.com blijkt dat ‘De Gagel’ een verzorgingsplaats is langs de A50 en dat aan de overkant van die weg de verzorgingsplaats ‘Ganzenven’ in Schaijk ligt.
Uit de tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] van de avond van 10 juni 2014 en de nacht van 11 juni 2014 blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] die nacht met aparte voertuigen, maar wel in elkaars nabijheid, op pad waren om goederen uit vrachtwagens te stelen. Zij hadden onderling veelvuldig telefonisch contact en bespraken met elkaar waar ze zouden gaan kijken, welke locatie ze zouden gaan inspecteren en of de aangetroffen lading voldeed aan hun wensen. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen ten aanzien van zaakdossier 3 blijkt dat deze nachtelijke zoektocht uiteindelijk ook heeft geresulteerd in een voltooide ladingdiefstal in Eindhoven, waarbij computeronderdelen, waaronder processors, zijn buitgemaakt.
Echter voorafgaande aan die ladingdiefstal,heeft een aantal pogingen plaatsgevonden op parkeerplaats ‘Ganzenven’, hetgeen blijkt uit het navolgende.
Om 02.44 uur die nacht sms’t [medeverdachte 1] naar [verdachte] dat ze ‘overkant gagel’ zijn.
Gezien de locaties van de twee aan weerszijden van de A50 gelegen parkeerplaatsen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] zich dan bevindt aan de overkant van ‘De Gagel’, dus op of nabij parkeerplaats ‘Ganzenven’, zijnde de plaats delict.
Om 03.04 uur sms’t [medeverdachte 1] dan naar [verdachte] ‘Fietsen2go’, waarop [verdachte] om 03.06 uur terug sms’st naar [medeverdachte 1]: ‘Das niks waar jij’, gevolgd door een sms om 03.09: ’Ga op 8 kijke truk stop’.
De rechtbank constateert dat volgens de aangiftes in één van de vrachtwagens op parkeerplaats ‘Ganzenven’ grote dozen met fietsen zaten.
Dat [medeverdachte 1] zich ten tijde van het verzenden van het sms’je aan [verdachte] met betrekking tot de fietsen op 11 juni 2014 om 03.04 uur op of in de nabijheid van parkeerplaats ‘Ganzenven’ bevond, vindt bevestiging in de zendmastgegevens. Op dit tijdstip straalt immers de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast aan op de Spijkerstraat te Schaijk. Binnen het bereik van deze zendmast valt parkeerplaats ‘Ganzenven’ te Schaijk. Uit verkregen historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] is gebleken dat zijn telefoonnummer op 11 juni 2014 omstreeks 03.10 uur eveneens de zendmast aanstraalt op de Spijkerstraat 1 te Schaijk. Daarna, om 03.12 uur stuurt [verdachte] een sms naar [medeverdachte 1] dat ‘zij’ ([verdachte]) hen ([medeverdachte 1]) net voorbijrijden. Dit impliceert dat beiden in dezelfde rijrichting rijden en bevestigt dat kort tevoren parkeerplaats ‘Ganzenven’ is aangedaan, dan wel is gepasseerd door [medeverdachte 1] en [verdachte]. Ook de bakengegevens van de Fiat Marea, waar [verdachte] als bestuurder veelvuldig in rijdt en waarin ook [medeverdachte 1] al meerdere malen is aangetroffen als bijrijder, bevestigen dat de Fiat Marea die door deze dadergroep wordt gebruikt die nacht rond kwart voor drie op die betreffende parkeerplaats Ganzenven is geweest en daar zo’n 5,5 minuten heeft verbleven. Uit het voorgaande kan ook hier de vaker gebruikte modus operandi worden afgeleid: het bezoeken van diverse plekken waar vrachtwagens geparkeerd staan, waaronder parkeerplaats ‘Ganzenven’ gelegen aan de A50, de inzet van verschillende voertuigen, waaronder de Fiat Marea, en het inspecteren van de ladingen van vrachtwagens door zeilen kapot te snijden.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen (waaronder tevens die zijn opgenomen onder zaakdossier 3), acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 juni 2014 te Schaijk betrokken was bij drie pogingen tot gekwalificeerde ladingdiefstal.
De rechtbank acht voor wat betreft de aangifte van [slachtoffer 1] (chauffeur van de vrachtwagen geladen met hoofdsteunen) wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een poging tot diefstal en niet van een voltooide diefstal. In de aangifte is vermeld dat er twee dozen waren opengesneden en dat twee hoofdsteunen op de vloer van de oplegger werden aangetroffen. In de bij de aangifte gevoegde goederenbijlage is achter object vermeld: ‘hoofdsteun’. Door deze vermelding kan de indruk worden gewekt dat er een hoofdsteun is weggenomen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter aangegeven dat er in zaakdossier 4.3 niets is weggenomen. In de aangifte is vermeld dat later eventueel zou worden aangegeven wat er zou zijn weggenomen. De officier van justitie heeft hierover contact opgenomen met het onderzoeksteam en ter zitting meegedeeld dat uit informatie van dit onderzoeksteam blijkt dat aangever/benadeelde na de aangifte geen opgave van weggenomen goederen heeft gedaan. [1]
Op grond van de aangifte en voornoemde mededeling van de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er geen goederen zijn weggenomen en dat aldus sprake is van een poging tot ladingdiefstal.

Zaakdossiers 4.4.

In de nacht van 17 juni 2014 werd uit zes vrachtwagencombinaties gepoogd goederen weg te nemen op een industrieterrein te Oostrum. De vrachtwagens stonden geparkeerd in de nabijheid van het [bedrijf 11]. De zeilen van de opleggers waren in alle gevallen opengesneden en er was in geen van de gevallen iets weggenomen.
Voorafgaande aan de pogingen tot diefstal.
Uit de bakengegevens van de Fiat Marea met het kenteken [kenteken] is gebleken dat deze zich op 17 juni te 01.15 uur op de Newtonstraat bevond, zijnde een straat parallel gelegen aan de Wattstraat, te Oostrum.
Op bewakingsbeelden is tussen 01.45 uur en 02.05 uur de betrokken Fiat Marea herkenbaar in beeld in de omgeving van de Nobelstraat te Oostrum. Te zien is dat de auto reed met gedoofde verlichting. Te zien is dat personen uit de personenauto naar de geparkeerd staande vrachtwagens lopen.
Tijdens en kort na de pogingen tot diefstal.
Voorts is op bewakingsbeelden te zien dat de personen uit de personenauto bij de vrachtwagens enkele handelingen uitvoeren aan de zeilen en voorover buigen, waarbij ook kortstondig een lichtbundel is te zien. Dit past bij het opensnijden van de zeilen en het inspecteren van de inhoud van de opleggers.
Dan komt ook op 17 juni 2014 omstreeks 01.50 uur bij de politie te Venray een melding binnen dat drie personen bezig zijn met het open snijden van zeilen van vrachtauto’s op het industrieterrein ter hoogte van het [bedrijf 11] te Oostrum. Een medewerker van de beveiliging zag dit via camera’s. De personen zouden in een donkerkleurig stationwagen zijn gestapt. De politie is in de richting van het industrieterrein gereden. Onderweg zag de politie een donkerkleurige stationwagen rijden en probeerde deze auto te laten stoppen. De politie kreeg sterk de indruk dat de bestuurder wilde vluchten. De auto is na een achtervolging klemgereden door de politie. De bestuurder van de auto, een Fiat Marea met het kenteken [kenteken], was [verdachte]. Bij hem in de auto zaten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
In de auto werden op de bestuurdersstoel en in het portiervak van het bijrijdersportier twee stanleymessen aangetroffen.
Geen van de aangehouden personen heeft een redengevende, laat staan een aannemelijke, verklaring gegeven voor hun aanwezigheid ter plaatse onder de omstandigheden als waargenomen op de camerabeelden, terwijl geconfronteerd met al het bewijs, wel een verklaring van hen mag worden gevergd. Inmiddels is komen vast te staan, zoals hiervoor al is overwogen, dat dit gezelschap al eerder samen op pad is geweest om ladingdiefstallen te plegen en dat ook al eerder de Fiat Marea werd ingezet als zij op dievenpad gingen. De modus operandi stemt ook hier in alle gevallen overeen met die bij de overige bewezen verklaarde feiten.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte betrokken is geweest bij voornoemde zes pogingen tot gekwalificeerde ladingdiefstal op 17 juni 2014 gepleegd.

Zaakdossier 4A.

Op 18 februari 2014 wordt geprobeerd de lading te stelen uit oplegger die geparkeerd stond op industrieterrein ‘De Grens’ te Heijen. Op drie plaatsen bleek in het zeil van de oplegger te zijn gesneden, hetgeen ook door de ter plaatse gekomen politie is geconstateerd. Er zijn geen goederen uit de auto weggenomen.
Voorafgaande aan de poging tot diefstal met bedreiging.
Op 18 februari 2014 lag een vrachtwagenchauffeur te slapen in zijn geparkeerd staande vrachtwagen te Heijen. Omstreeks 00.30 uur werd hij wakker van een autogeluid. Hij keek uit het raam en zag een personenauto met kenteken [kenteken], zijnde een Opel of een Seat. Van 14 februari 2014 tot 22 februari 2014 heeft [verdachte] een Seat Leon met kenteken
[kenteken] gehuurd.
Tijdens de poging tot diefstal.
De vrachtwagenchauffeur verklaart dat hij zag dat iemand met het zeil van de oplegger bezig was. De chauffeur stapte uit zijn vrachtwagen, waarop de persoon die met het zeil bezig was naar de auto met kenteken [kenteken] rende. De auto reed een aantal meters verder.
Kort na de poging tot diefstal.
Vervolgens stapten er twee personen uit de auto en deze liepen dreigend op de vrachtwagenchauffeur af, waarbij de bijrijder iets in zijn hand had. De vrachtwagenchauffeur is daarop terug gerend naar de cabine van zijn vrachtwagen en de cabine in gegaan. De bijrijder stond naast het portier van zijn vrachtauto en duwde deze dicht. De personen renden vervolgens terug naar hun auto. De bestuurder was een breed manspersoon.
Op 18 februari 2014 omstreeks 01.58 uur, dus relatief kort na de poging tot diefstal, wordt in Geldrop een Seat Leon met kenteken [kenteken] staande gehouden. [verdachte] bestuurt de auto en bij hem in de auto zitten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Bij deze staandehouding zeggen de inzittenden van de auto op vragen van de politie dat ze bij de vrouwtjes in Duisburg zijn geweest. Dit is in strijd met de bevindingen van de vrachtwagenchauffeur, die de door [verdachte] gehuurde auto ongeveer anderhalf uur vóór de staandehouding op de plaats van het delict heeft gezien. De rechtbank leidt hieruit af dat de inzittenden van de auto kennelijk iets te verbergen hebben.
Uit het voorgaande en de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] als huurder en bestuurder van de Seat Leon met kenteken [kenteken], betrokken was bij voornoemde poging tot diefstal op 18 februari 2014. Daarbij betrekt de rechtbank de modus operandi die bij nagenoeg alle bewezen verklaarde feiten overeenstemt: het bezoekenvan een industrieterrein waar vrachtauto’s geparkeerd staan en het opensnijden van het zeil van de oplegger om te kijken of er iets van hun gading in zit. Door na betrapping door de chauffeur met z’n tweeën, bewapend met een voorwerp op de chauffeur af te lopen, die op zijn beurt niet weet hoe snel hij zich in zijn cabine moet terugtrekken, en door de deur van de cabine dicht te duwen, zodat de chauffeur duidelijk is dat hij in de cabine moet blijven, heeft [verdachte] zich samen met zijn mededader bovendien schuldig gemaakt aan een bedreiging met geweld. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van hun handelen spreekt dat zij door die bedreiging hebben willen ontkomen aan de chauffeur nadat zij door hem op heterdaad waren betrapt.
Dat de auto met daarin verdachte door de politie werd gezien in Geldrop, en niet in (de directe omgeving van) Heijen (plaats delict), staat overigens niet aan een bewezenverklaring in de weg. Het wordt een feit van algemene bekendheid geacht dat de afstand Heijen-Geldrop (ongeveer 90 kilometer volgens de openbare bron: www.afstand-berekenen.com) ’s nachts gemakkelijk binnen anderhalf uur met een personenauto is te overbruggen.
Uit de aangifte blijkt dat er twee personen betrokken waren bij de poging tot diefstal met bedreiging met geweld. Aangever verklaart niet over een derde betrokkene. Bij de staandehouding, anderhalf uur na het plegen van het feit, zaten naast [verdachte] ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de auto. [medeverdachte 2] heeft bij de politie op 2 september 2014 om 12.50 uur een alternatief scenario gegeven, namelijk dat hij daarvoor in Geldrop bij de ‘Mac’ is opgehaald. De rechtbank kan niet vaststellen dat dit scenario niet deugt en de rechtbank kan derhalve evenmin uitsluiten dat het een ander dan [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] is geweest die met [verdachte] bij de poging tot diefstal met bedreiging met geweld aanwezig is geweest. De enkele mededeling van de inzittenden bij de staandehouding dat dat ze bij de vrouwtjes in Duisburg waren geweest, welke verklaring in strijd is met de bevindingen van aangever, acht de rechtbank in dat verband onvoldoende om ook betrokkenheid van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] aan te nemen.

Het beroep op het zwijgrecht.

De overtuiging van de rechtbank dat verdachte betrokken is bij de ten laste gelegde en hierna bewezen verklaarde feiten onder 1 tot en met 4, wordt verder versterkt door zijn beroep op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte, dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring echter niet willen geven.

Ten aanzien van het medeplegen.

Naar het oordeel van de rechtbank was gelet op alle feiten en omstandigheden, zoals deze blijken uit voormelde bewijsmiddelen, verdachte bij alle bewezen verklaarde feiten actief betrokken in de rol van medepleger. Daartoe wordt het volgende overwogen. De delicten, zowel de pogingen als de voltooide varianten, betreffen ladingdiefstallen uit vrachtwagen(s)/-(opleggers). Steeds vonden deze diefstallen of pogingen daartoe plaats in de nachtelijke uren op plekken waar de vrachtwagen(-combinaties) geparkeerd stonden voor de nacht, zoals op verzorgingsplaatsen bij tankstations, truckstops of andere parkeergelegenheden, zoals op industrieterreinen. Iedere keer waren daarbij meerdere personen betrokken, terwijl het vaak eenzelfde samenstelling betrof. De wijze van opereren vond veelal plaats volgens een vast stramien. Eerst werd de omgeving afgestruind op zoek naar een geschikte buit. Tijdens deze voorverkenning werd veelal gebruik gemaakt van een geleende of gehuurde auto. De vrachtwagens waar het oog op viel, werden aan een nadere inspectie onderworpen. Dat ook dit volgens een vast stramien ging, is veelvuldig door getuigen waargenomen, maar ook door de politie die dit ter plaatse of op camerabeelden waarnam. Met de auto werden de vrachtwagens benaderd en vervolgens werden de zeilen van de vrachtwagens kapotgesneden om door de ontstane kijkgaten snel te zien of er een lading aanwezig was. Eenmaal werd de verzegeling van de opleggerdeuren verbroken. Daarna volgde snel een check wat voor lading het betrof, zowel via de kijkgaten als in de oplegger, en als deze voldeed aan hun gading, werd er veelal een tweede voertuig voorzien van laadruimte bij geroepen. Ook dat voertuig was speciaal voor deze activiteiten gehuurd of geleend. Vervolgens diende de buit te worden overgeladen in de auto en/of in het tweede voertuig. Nadat de buit was veiliggesteld, werd door de daders geïnventariseerd waar deze uit bestond. Tot slot werd na het vinden van een afnemer tussen de verdachten onderling afgerekend.
Verdachte was in alle bewezen verklaarde gevallen een van de betrokken daders. Steeds als de politie een in het onderzoek betrokken (verdachte) auto staande hield of controleerde, zat verdachte achter het stuur en vaak was hij in het gezelschap van dezelfde inzittenden. Uit de inhoud van de tapgesprekken kan worden afgeleid dat verdachte daarbij een aansturende en initiërende rol vervulde. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf actief (een van) de zeilen heeft kapotgesneden of (een van) de zegels heeft verbroken en/of zelf fysiek de ladingen heeft weggenomen, maakt dit voor zijn rol als medepleger geen enkel verschil. Ieders rol en ieders bijdrage in de uitvoering beschouwt de rechtbank als onderling inwisselbaar. Immers, gelet op de inhoud van de tapgesprekken en de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van deze dadergroep, bevestigd door waarnemingen ter plaatse en bakengegevens, wist verdachte van de hoed en de rand: men ging steeds samen op pad om vrachtwagenladingen buit te maken. In die context worden ook de overige inzittenden in de auto verondersteld zich telkens met eenzelfde intentie tezamen op pad te hebben begeven. Een andere aannemelijke verklaring voor hun nachtelijk samenzijn op de plaatsen delict of in de directe omgeving daarvan is overigens ook door geen van de verdachten gegeven en daarvan is ook anderszins niet gebleken. Hun werkwijze getuigt van een intensieve samenwerking, waarbij volgens een vast patroon werd gehandeld. Ieder van hen, zo ook verdachte, leverde daaraan op zijn manier een wezenlijke bijdrage. Er was sprake van (al dan niet directe fysieke) betrokkenheid van verdachte in de rol van medepleger bij alle fases, zowel bij de voorverkenning als bij de inspectie, het wegnemen, het veiligstellen, het analyseren en het doorleveren van de buit, alsmede bij het onderling afrekenen van de “winst”. Voor zover het betreft de bewezen verklaarde pogingen, stopte die betrokkenheid - vanzelfsprekend - na de inspectiefase.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 5 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in Asten tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 100 dozen Lego, toebehorende aan [bedrijf 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak. (zaakdossier 02)
2.
op 18 juni 2014, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen heeft weggenomen 27 televisies (merk Philips), toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten het snijden van een gat in het zeil van voornoemde vrachtwagen. (zaakdossier 5)
3.
op tijdstippen in de periode van 25 april 2014 tot en met 25 juni 2014 op diverse plaatsen in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit vrachtwagens heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of verbreking, immers:
- heeft hij op 5 mei 2014 in Son en Breugel, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, uit een container van een vrachtwagen weggenomen een hoeveelheid van 91 dozen met computeronderdelen en/of moederborden en/of videokaarten, toebehorende aan [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5], door het zegel van de container te verbreken en zich aldus de toegang tot die container en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaakdossier 1),
en
- heeft hij op 11 juni 2014 in Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, uit een vrachtwagen weggenomen 21 dozen met computer-apparatuur, toebehorende aan [bedrijf 6], door het zeil van voornoemde vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaakdossier 3),
en
- heeft hij op 25 april 2014 in Oirlo, gemeente Venray, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, uit een vrachtwagen weggenomen koffie, toebehorende aan [bedrijf 7], door het zeil van voornoemde vrachtwagen kapot te snijden en zich aldus toegang tot die vrachtwagen en de zich daarin bevindende goederen te verschaffen (zaakdossier 8).
4.
ter uitvoering van de voorgenomen misdrijven om op tijdstippen in de periode van 18 februari 2014 tot en met 25 juni 2014 op diverse plaatsen in Nederland,
telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een of meerdere vrachtwagens weg te nemen enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak of verbreking,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven telkens niet is voltooid, immers:
- heeft hij op 28 maart 2014 in Son en Breugel, op parkeerplaats Sonse Heide, tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, een zegel van de deur van een oplegger van een vrachtwagen verbroken en

getracht de deur van die oplegger te openen (zaakdossier 4.1.),

en
- heeft hij op 19 mei 2014 op een industrieterrein in Beringe tezamen en in vereniging met anderen, in de nachtelijke uren, van twee vrachtwagens de zeilen kapot gesneden (zaakdossier 4.2.),
en
- heeft hij op 11 juni 2014 in Schaijk, gemeente Landerd, op parkeerplaats Ganzenven, tezamen en in vereniging met anderen van drie vrachtwagens de zeilen op meerdere plaatsen open gesneden en twee (in een van die vrachtwagens gelegen) kartonnen dozen open gesneden (zaakdossier 4.3.),
en
- heeft hij op 17 juni 2014, in Oostrum, gemeente Venray, op een industrieterrein tezamen en in vereniging met anderen van zes vrachtwagens de zeilen

op een of meerdere plaatsen open gesneden (zaakdossier 4.4.),

en
- heeft hij op 18 februari 2014 in Heijen op een verzorgingsplaats De Grens tezamen en in vereniging met een ander van een vrachtwagen op meerdere plaatsen het zeil open gesneden, welke poging tot diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, te weten het dreigend met twee personen op de vrachtwagenchauffeur toe lopen en nadat deze chauffeur in zijn cabine was gesprongen tegen het portier van die cabine aan duwen (zaakdossier 4A).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
  • een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van het voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen personenauto BMW.
De officier van justitie heeft bij haar eis onder meer rekening gehouden met het navolgende. Verdachte lijkt in de periode van het onderzoek maar met één ding bezig te zijn geweest en dat is het plegen van de diefstallen. De in 2012 door het gerechtshof opgelegde en tenuitvoergelegde gevangenisstraf van 36 maanden voor soortgelijke feiten lijkt geen enkele indruk te hebben gemaakt. Het openbaar ministerie merkt de groepering rondom verdachte aan als een goed geoliede machine. Sedert de detentie van verdachte is er een significante daling van het aantal ladingdiefstallen. Verdachte moet duidelijk worden gemaakt dat zijn criminele gedrag niet past in onze maatschappij en daarin ook niet wordt getolereerd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman vindt de geëiste straf veel te hoog. Het gaat hier om vier feiten. Verdachte is in de afgelopen twee jaar niet veroordeeld voor enig vermogensdelict. In het arrest van het Gerechtshof van 15 mei 2012 is uitgegaan van 6 maanden voor één ladingdiefstal. Daar was sprake van een groot financieel nadeel. In vergelijking met die zaak is de vermogensschade in deze zaak veel lager.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders in een relatief korte periode van ongeveer 5 maanden schuldig gemaakt aan vijf voltooide ladingdiefstallen, 11 pogingen daartoe en één poging tot ladingdiefstal waarbij de chauffeur, nadat hij de daders op heterdaad had betrapt, is bedreigd met geweld.
Verdachte heeft de strafbare feiten gepleegd in georganiseerd verband na een gedegen voorbereiding en overeenkomstig een vooropgezet plan. Na de diefstal werden de goederen, zo blijkt uit de tapgesprekken, op een snelle wijze doorgesluisd naar de helers. Verdachte vervulde bij het plegen van de strafbare feiten en bij de afzet van de goederen een leidinggevende rol, zo blijkt uit de vele tapgesprekken. .
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag, waarbij hij zich niets heeft aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Ladingdiefstallen vormen voor de transportsector een aanzienlijke schadepost. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Uit de handelwijze van verdachte spreekt een minachting voor andermans eigendom. Bovendien wordt, zoals algemeen bekend is, door ladingdiefstallen het gevoel van veiligheid op openbare parkeerplaatsen in het algemeen en bij vrachtwagenchauffeurs in het bijzonder in ernstige mate aangetast en jaagt dergelijk handelen transportondernemers nog verder op kosten, teneinde de chauffeurs en de ladingen te beschermen.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk werd veroordeeld. Zo werd verdachte op 15 mei 2012 door het gerechtshof nog veroordeeld voor meerdere ladingdiefstallen tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Verdachte heeft een deel van de bewezen verklaarde feiten gepleegd in de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van deze straf. De eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om binnen anderhalf jaar na het uitzitten van zijn vorige straf opnieuw een groot aantal soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. Die oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De oriëntatiepunten geven ten aanzien van ladingdiefstallen als uitgangspunt een gevangenisstraf van 3 maanden en in geval van recidive een gevangenisstraf van 5 maanden per ladingdiefstal.
De rechtbank stelt vast dat verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en dat het uitgangspunt van 5 maanden derhalve van toepassing is. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank tevens rekening met de grote mate van georganiseerdheid van de wijze waarop de ladingdiefstallen door verdachte en zijn mededaders werden gepleegd, de leidinggevende rol van verdachte en de relatief korte periode waarin een groot aantal ladingdiefstallen en pogingen daartoe heeft plaatsgevonden. Er zijn geen omstandigheden gebleken in de persoon of de omstandigheden van de verdachte die strafmatigend zouden moeten werken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden per voltooide ladingdiefstal passend en geboden. Voor de voltooide ladingdiefstallen komt de rechtbank derhalve op een gevangenisstraf van 30 maanden. Voor de pogingen tot diefstal, waarvan één met bedreiging met geweld, acht de rechtbank voorts een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de samenhang tussen de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 54 maanden.

Beslag.De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum genoemde in beslag genomen auto aan de rechthebbende, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dit in beslag genomen goed.

Uit de stukken is gebleken dat deze auto op naam van [tenaamgestelde] staat en dat verdachte deze auto heeft gebruikt bij zijn criminele activiteiten. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld op basis van de voorhanden gegevens dat de auto feitelijk toebehoort aan een ander (verdachte) toebehoort dan aan degene op wiens naam het kenteken van deze auto is gesteld. Voorts kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat degene aan wie de auto toebehoort, bekend was met het gebruik van deze auto voor criminele activiteiten of dit gebruik redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 57, 310, 311, 312.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking; en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. T.a.v. feit 4: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd; en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd; en poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
en poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van
54 maanden met aftrekovereenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Beveelt de teruggave van het in beslag genomen goed te weten:
- 1 personenauto merk BMW, kenteken [kenteken], aan de rechtmatige eigenaar (de te naam gestelde van het kenteken)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 3 maart 2015.

Bijlage A

De bewijsmiddelen. [2]

[de bewijsmiddelen pag. 31 tot en met 69]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 9 februari 2015, mededeling officier van justitie
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal of andere bescheiden, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met nummer 30-596531, onderzoeksnummer 26113137TZ van de politie korps landelijke politiediensten, Dienst Infrastructuur, afdeling Opsporing, Team Zuidoost, met bijlagen, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, afgesloten op 19 september 2014,