In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 30 januari 2015, is het wrakingsverzoek van een verzoeker afgewezen. De verzoeker, die in persoon procedeerde, had de wraking aangevraagd tegen mr. J.M.J. Godrie, de kantonrechter die betrokken was bij de behandeling van een civiele zaak met zaaknummer 889270 CV EXPL 13-4101. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 december 2014, naar aanleiding van een beslissing van de rechter om verzoeker slechts één week uitstel te verlenen voor het indienen van een conclusie, terwijl eerder was aangekondigd dat er vier weken uitstel zou zijn. De verzoeker stelde dat deze beslissing blijk gaf van vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2015 was de rechter niet aanwezig, maar had hij schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. De rechtbank oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de enkele afwijking van de eerdere mededeling over het uitstel niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.
De rechtbank wees erop dat de verzoeker ook eerdere feiten en omstandigheden had aangevoerd die al in een eerdere wrakingsprocedure waren behandeld, maar niet inhoudelijk waren beoordeeld. De rechtbank besloot dat er geen nieuwe aanwijzingen waren die de objectieve schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. Gelet op deze overwegingen werd het verzoek tot wraking afgewezen.