In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 22 januari 2015, is het wrakingsverzoek van verzoeker, die procedeert in persoon, niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.G. Vos, de rechter die betrokken was bij de behandeling van de strafzaak met parketnummer 01/025198-04. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2014 had verzoeker al een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend, wat leidde tot een eerdere beschikking waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal in de hoofdzaak, de schriftelijke reactie van de rechter en het dossier in de hoofdzaak.
Verzoeker voerde aan dat er sprake was van schending van mensenrechten in de procedure, omdat het dossier niet compleet zou zijn en er stukken zouden worden achtergehouden. De rechter, mr. J.G. Vos, heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven niet in de wraking te berusten en verzocht het verzoek af te wijzen, omdat het niet onderbouwd was met concrete feiten. De rechtbank oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde gronden te vaag en algemeen waren om de wraking te kunnen dragen.
De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek en dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoeker tegen mr. J.G. Vos niet in behandeling zouden worden genomen, gezien het misbruik van het rechtsmiddel tot wraking. Deze beslissing werd genomen door de rechters H.M.H. de Koning (voorzitter), M.E. Bartels en J. van der Weij, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.