ECLI:NL:RBOBR:2015:1068

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
WR 15-002
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 16 januari 2015, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, geboren op 4 juli 1992 en thans gedetineerd, heeft het verzoek ingediend tegen de rechters mr. A.M. Kooijmans-de Kort, mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders, die betrokken waren bij de behandeling van zijn strafzaak. De wrakingsgronden waren gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechters, aangezien zij eerder vonnissen hadden gewezen in zaken van medeverdachten van de verzoeker. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, omdat de advocaat van de verzoeker pas kort voor de zitting kennis had genomen van relevante vonnissen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de rechters hun standpunt toegelicht en aangegeven dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees voor partijdigheid was, en dat de rechters niet onpartijdig waren in hun oordelen over de betrokkenheid van de verzoeker. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de rechters niet als vooringenomen zijn aangemerkt. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 23 januari 2015.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: WR 15/002.
Beschikking
in de zaak van
[verzoeker],
geboren te Eindhoven op 4 juli 1992,
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (unit A en B),
verzoeker,
advocaat [advocaat],
tegen
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders,
in hun hoedanigheid van rechters in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met parketnummer [parketnummer]
Partijen zullen hierna respectievelijk verzoeker en de rechters worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
  • het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken op 16 januari 2015 in de zaak met parketnummer [parketnummer] en het onderliggende dossier;
  • het vonnis in de zaak van [verdachte], parketnummer [parketnummer] d.d. 24 december 2014;
  • de schriftelijke reactie d.d. 16 januari 2015 van mr. A.M. Kooijmans-de Kort, mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders op het wrakingsverzoek.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman [advocaat]. De raadsman van verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek nader toegelicht.
De rechters, mr. A.M. Kooijmans-de Kort, mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders, zijn verschenen. Zij hebben hun standpunt tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek nader toegelicht. De rechters hebben aangegeven dat zij niet berusten in het wrakingsverzoek.
De officier van justitie mr. W. Wichern is eveneens verschenen en gehoord.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters mr. A.M. Kooijmans-de Kort,
mr. P.A. Buijs en mr. J.H.L.M. Snijders in de strafzaak met parketnummer [parketnummer] Verzoeker heeft - kort gezegd - de navolgende wrakingsgronden aangevoerd:
De medeverdachten [medeverdachte] zijn door dezelfde samenstelling van de rechtbank veroordeeld. In het gepubliceerde strafvonnis van 24 december 2014 in de zaak van [verdachte] heeft de rechtbank blijkens een aantal nadere bewijsoverwegingen bijzondere bewijsbetekenis toegekend aan de bekennende, voor verzoeker belastende verklaringen, van [medeverdachte]. De rechtbank heeft door het aanhalen van deze bewijsmiddelen een zelfstandig oordeel geveld over de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van [medeverdachte] en aan hun verklaringen bewijswaarde toegekend, alsmede impliciet een inhoudelijk oordeel gegeven over de rol van verzoeker.
In de bewezenverklaring is meermalen opgenomen ‘met een ander of anderen’, hetgeen ook bij de motivering van de hoofdelijkheid van de vorderingen van de benadeelde partij heeft plaatsgevonden.
Bij verzoeker bestaat, gelet op het vorenstaande, een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van deze kamer van de rechtbank. Door de handelwijze van de rechtbank, in concreto de inhoud en overwegingen van het strafvonnis in de zaak [verdachte], zal de rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM in deze zaak schade lijden, of is de gerechtvaardigde schijn gewekt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou (hebben) kunnen lijden omdat hiermee reeds wordt vooruit gelopen op enig eindoordeel in de strafzaak tegen verzoeker.
De raadsman van verzoeker is van mening dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend, nu hij pas in de week van de zitting van 16 januari 2015 kennis heeft genomen van het vonnis in de zaak van de medeverdachte.
2.2.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie d.d. 16 januari 2015 en bij de behandeling van het wrakingsverzoek primair aangegeven dat het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan. De rechters stellen zich op het standpunt dat bij de pro forma behandeling van de strafzaak op 24 november 2014 is bepaald dat op 16 januari 2015 de inhoudelijke behandeling door deze kamer zou worden behandeld. Ook is medegedeeld dat de zaak van [medeverdachte]in december zou worden behandeld. Het vonnis in die zaak is op 24 december 2014 uitgesproken en gepubliceerd.
Subsidiair hebben de rechters aangegeven zij niet berusten in het wrakingsverzoek. Zij hebben onder meer aangevoerd dat er geen gegronde vrees voor onpartijdigheid (lees: partijdigheid) is. Twee medeverdachten zijn eerder veroordeeld door deze kamer. Dit betreft[verdachte] op 19 september 2014 en [medeverdachte]op 24 december 2014. In beide gevallen is medeplegen van diefstal met bedreiging van geweld (overval Lidl) en diefstal van een scooter bewezen verklaard. Het medeplegen is bewezen verklaard in de vorm van ‘een ander of anderen’. Verzoeker wordt voor dezelfde feiten als in die zaken vervolgd.
De rechtbank heeft zich in haar vonnis niet erover uitgelaten of er sprake was van meer dan twee daders en dus ook niet over de betrokkenheid van verzoeker.
De bewezenverklaring in de zaken [medeverdachte] is gebaseerd op onder andere de aangiftes en de bekennende verklaring van [medeverdachte]en [medeverdachte] over hun eigen rol. De rechtbank heeft daarmee nog geen uitspraak gedaan over de betrokkenheid van verzoeker. Het enkele feit dat deze verklaringen voor het bewijs in die zaken zijn gebruikt, wil niet zeggen dat de rechtbank een oordeel heeft gegeven over de betrokkenheid van verzoeker. De noten in het vonnis, waarin wordt verwezen naar de verklaringen van [medeverdachte], moeten worden gezien in het licht van de bewezenverklaring. Dit geldt ook voor de strafmaatoverweging.
2.3.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend en dat het enkele feit dat deze samenstelling van de rechtbank eerder vonnis heeft gewezen in een zaak van de medeverdachte geen grond voor wraking oplevert. In de door verzoeker aangevoerde bijzondere omstandigheden, die zouden moeten leiden tot honorering van het wrakingsverzoek, kan de officier van justitie zich niet vinden.

3.De beoordeling.

De tijdigheid van het verzoek.
3.1.
Op grond van artikel 513, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering dient het wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is ingediend. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van de advocaat van verzoeker dat hij pas deze week kennis heeft genomen van het vonnis in de zaak van de medeverdachte van 24 december 2014.
Het verzoek om wraking.
3.3.
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.5.
Verzoeker heeft betoogd dat de rechters door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte] als bewijsmiddel op te nemen in het vonnis van een van de medeverdachten, zich al hebben uitgelaten over de betrouwbaarheid van deze verklaringen en daarmee zich ook al hebben uitgelaten over de betrokkenheid van verzoeker bij de hem ten laste gelegde feiten.
3.6.
De wrakingskamer stelt voorop dat uit het enkele feit dat de rechters betrokken waren bij de veroordelingen van een medeverdachte, niet kan worden afgeleid dat de rechters blijk hebben gegeven van een vooringenomenheid jegens de persoon van verzoeker.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit niets blijkt dat de rechters in het vonnis van [verdachte] d.d. 24 december 2014 bij de bewezenverklaring, door gebruik te maken van de verklaringen van [medeverdachte]en [medeverdachte], zich hebben uitgelaten over de betrokkenheid van verzoeker bij de in zijn zaak ten laste gelegde feiten.
Daarmee heeft de rechtbank zich ook niet uitgelaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte], voor zover deze betrekking hebben op het aandeel van verzoeker in de hem ten laste gelegde feiten.
Uit de overige inhoud van voornoemd vonnis kan naar het oordeel van de wrakingskamer eveneens niet worden afgeleid dat de rechters vooringenomen zijn, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van enige vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker.
3.5.
Het wrakingsverzoek zal, gelet op het hiervoor overwogene, worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking van mr. A.M. Kooijmans-de Kort, mr. P.A. Buijs en
mr. J.H.L.M. Snijders af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Brunt, voorzitter,
mr. P.J.H. van Dellen en mr. M.L.W.M. Viering, leden, in het openbaar uitgesproken
op 16 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier en op 23 januari 2015 op schrift gesteld.