ECLI:NL:RBOBR:2015:1022

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
01/865013-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in vereniging met zware wapens

Op 15 januari 2014 vond er een schietincident plaats in Lithoijen, gemeente Oss, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen in vereniging plegen van poging tot doodslag door vanuit een rijdende auto op een andere auto te schieten, en van het voorhanden hebben van zware wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij met voorbedachte rade handelde, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, evenals de feiten van wapenbezit, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien het gebruik van zware wapens en de risico's voor omstanders. De uitspraak werd gedaan op 26 februari 2015, na een uitgebreid proces met meerdere zittingen en getuigenverklaringen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
team strafrecht
Parketnummer: 01/865013-14
Datum uitspraak: 26 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1962],
thans gedetineerd te P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2014, 24 juni 2014, 28 augustus 2014, 25 november 2014 en 12 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 maart 2014. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 25 november 2014 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of (een) ander(en) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels in de richting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of die ander(en) heeft/hebben afgevuurd en/of - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels in en/of in de richting van de door die [betrokkene 1] bestuurde (personen) auto heeft/hebben afgevuurd, en/of - (meermalen) (tijdens een achtervolging) met (een) personenauto('s) (merk Volkswagen en/of Audi) tegen een door die [betrokkene 1] bestuurde (personen)auto (merk BMW) is gebotst/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of (een) ander(en) van het leven te beroven, met dat opzet - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels in de richting van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die ander(en) heeft/hebbben afgevuurd en/of - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels in en/of in de richting van de door die [betrokkene 1] bestuurde (personen) auto heeft/hebben afgevuurd, en/of
- ( meermalen) (tijdens een achtervolging) met (een) personenauto('s) (merk Volkswagen en/of Audi) tegen een door die [betrokkene 1] bestuurde (personen)auto (merk BMW) is gebotst/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss,, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of (een) ander(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend - (een) vuurwapen(s) ter hand genomen en/of - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels (in de richting van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] en/of die ander(en)) afgevuurd en/of - meermalen, althans eenmaal, een of meer kogels in en/of in de richting van de door [betrokkene 1] bestuurde personenauto afgevuurd en/of - meermalen, althans eenmaal, (tijdens een achtervolging) met (een) personenauto('s) (merk Volkswagen en/of Audi) tegen een door die [betrokkene 1] bestuurde personenauto (merk BMW) gereden en/of gebotst;
2. hij op of omstreeks 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss en/of te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten - een machinegeweer (merk Zastava, type AK47, kaliber 7.62 x 39 mm) (AAER0451NL) met bijbehorende patroonhouder(s) en/of
- een machinepistool (9mm, parabellum) (AAER0457NL) met bijbehorende patroonhouder(s) en/of (onderdelen van) munitie van categorie II en/of III, - acht, althans een hoeveelheid patronen, (S&B 7.62 x 39 mm) (AAGT3415NL tm AAGT3422NL / PD Kennedylaan) en/of
- een patroon (uit kamer Zastava) (7.62 x 39 mm) (AAER0449NL) en/of
- een patroon/huls (vloer VW Jetta) (7.62 x 39 mm) (AAGY6294NL) en/of - een patroon (uit kamer machinepistool 9mm) (AAER0456NL) en/of - acht, althans een aantal patronen (los in wapentas), (S&B 7.62 x 39 mm) (AAER0454NL)
voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3. hij op of omstreeks 15 januari 2014 te 's-Hertogenbosch en/of te Lithoijen, gemeente Oss en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten: een pistool (Glock, kaliber .40, S&W) (AAER0423NL) met een patroonhouder en/of (onderdelen van) munitie van categorie III, te weten twee patronen/hulzen (SW.40 GFL) (AAGT3423NL en AAGT3424NL), voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair.

Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat verdachte van feit 1 primair behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs.

Bronnen.
 een eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtelijke Opsporing Maasland, met registratienummer PL2100-2014004720, afgesloten op 6 mei 2014, in totaal 568 doorgenummerde bladzijden [hierna in de bewijsbijlage te noemen: eindproces-verbaal];
 stukken met betrekking tot de forensische opsporing [hierna in de bewijsbijlage te noemen: FTO-map];
 een deskundigenrapport betreffende DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Instituut, van 23 december 2014, opgemaakt en ondertekend door dr. P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige;
 een proces-verbaal Categorisering (onderdelen van) vuurwapens en (onderdelen van) munitie 2014004720-146, van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie;
 een proces-verbaal van getuigenverhoor [medeverdachte 1] van 6 november 2014 van de rechter-commissaris.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de gehele uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pagina’s 17 tot en met 26) bij dit vonnis.
Inleiding.
Op 15 januari 2014, omstreeks 08.15 uur, vond er een ongeval plaats op de T-kruising van [adres 1]/[adres 2] te Lithoijen in de gemeente Oss. Een donkerkleurige BMW, voorzien van [kenteken 1], kwam op de [adres 2] in botsing met een lantaarnpaal en een taxibusje. De politie kreeg al snel hierna meldingen dat er bij dit verkeersongeval sprake was van een schietincident.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het (meermalen) medeplegen van poging tot doodslag (feit 1 subsidiair) en het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en/of III (feit 2 en feit 3). Zij heeft vrijspraak gevorderd voor het aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde (meermalen) medeplegen van poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij onder meer – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Voor de conclusie van het openbaar ministerie dat verdachte bij [medeverdachte 1] in de auto aanwezig was tijdens het schietincident bestaat geen bewijs. Geen getuige heeft gezien dat verdachte in de Volkswagen Jetta zat en het aangetroffen DNA-spoor is niet tijd-gerelateerd. Aldus kan niet worden gezegd dat het DNA-spoor bij uitsluiting is ontstaan op het moment van het schietincident, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op dat moment in de auto bij [medeverdachte 1] aanwezig was. Op grond van de objectieve bewijsmiddelen kan slechts worden vastgesteld dat verdachte op enig moment in contact is geweest met de pistoolmitrailleur en de wapentas. Daarbij komt nog dat met het wapen waarop het betreffende DNA-spoor is gevonden niet is geschoten.
Van de zes aangetroffen categorie A-deeltjes op de (schiet)handen van verdachte zijn er vijf met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor gemarkeerde munitie. Het overgebleven categorie A-deeltje zou heel goed op de hand van verdachte terecht kunnen zijn gekomen door het vastpakken van de wapentas of het op enig moment kort aanwezig zijn in de Volkswagen Jetta. Overigens zijn op de kleding van verdachte geen schotresten aangetroffen.
Ook uit de verklaring van [getuige 1] kan de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde niet worden afgeleid. Bij de rechter-commissaris heeft deze getuige immers verklaard dat de bijrijder van de Volkswagen Jetta of een donkere man was of donkere gezichtsbedekking droeg. In de Volkswagen Jetta noch in de uiterwaarden waar verdachte is aangetroffen zijn handschoenen en/of bivakmutsen aangetroffen. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat zij knallen hoorde en toen pas keek en een persoon uit het bijrijdersportierraam van de Volkswagen Jetta zag hangen.
Het OVC-gesprek van medeverdachte [betrokkene 2] kan niet als bewijs dienen, nu de inhoud van die verklaring niet kan worden gecontroleerd (EHRM-jurisprudentie Vidgen).
Nu er geen schietbanenonderzoek is verricht kan niet worden bewezen dat er door verdachte of een medeverdachte gericht is geschoten op de BMW.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman onder meer – kort gezegd – nog het volgende aangevoerd.
Slechts de pistoolmitrailleur [AAER0457NL] is aan verdachte te linken. De tijdspanne waarin verdachte het wapen voorhanden heeft gehad is dermate kort geweest, dat niet kan worden gezegd dat verdachte dat wapen voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie. Daarbij heeft verdachte – in de visie van het openbaar ministerie – de wapentas uit de Volkswagen Jetta gegooid. Door zo te handelen op het moment dat verdachte kennis kreeg van de inhoud van de tas heeft verdachte daarvan aldus duidelijk en ondubbelzinnig afstand gedaan door deze uit het raam te gooien.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van aangever [betrokkene 1] en [getuige 1] af dat er op 15 januari 2014, omstreeks 08.15 uur, een schietincident heeft plaatsgevonden op [adres 1] in Lithoijen, gemeente Oss. Bij dit schietincident waren drie personenauto’s betrokken, te weten een Volkswagen Jetta, een Audi A8 en een BMW.
Aangever [betrokkene 1] was bestuurder van de BMW. Medeverdachte [betrokkene 3] heeft bij de politie verklaard dat ook hij in de BMW zat. Verder acht de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat ook medeverdachte [betrokkene 2] inzittende van de BMW was. Dit oordeel baseert de rechtbank op het opgenomen OVC-gesprek van [betrokkene 2] van 1 april 2014, waaruit blijkt dat hij aanwezig is geweest bij een schietincident, alsook op diens verklaring bij de politie van 28 februari 2014, dat hij met vier personen in een auto zat en dat de bestuurder daarvan, een Turkse jongen, achterbleef. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van [getuige 2], die na de botsing drie personen uit de BMW zag stappen en wegrennen, en de verklaring van [getuige 1], die na de botsing ter plaatse nog met de bestuurder van de BMW, [betrokkene 1], heeft gesproken.
De rechtbank overweegt, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, dat er geen termen aanwezig zijn om het OVC-gesprek van [betrokkene 2] van het bewijs uit te sluiten, nu dit een audio-opname betreft van vertrouwelijke communicatie en geen getuigenverklaring. De rechtbank stelt in dat kader tevens vast dat [betrokkene 2] op 12 november 2014 als getuige door de rechter-commissaris is gehoord, zodat niet kan worden gezegd dat [betrokkene 2] niet door de verdediging is kunnen worden geconfronteerd met en bevraagd over de bevindingen uit het OVC-gesprek.
De rechtbank stelt aldus vast dat er vier inzittenden in de BMW zaten, onder wie [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 2].
[betrokkene 1] heeft verklaard dat er vanuit een Volkswagen Jetta een geweer op hem is gericht en vanuit een Audi A8 op zijn BMW werd geschoten. Deze verklaring wordt op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van [getuige 1]. Zij heeft onder meer verklaard dat de bijrijder achterom gericht uit het raam van de Volkswagen Jetta hing en met een wapen – gezien de grootte daarvan dacht de getuige aan een machinegeweer – 5 à 6 keer op de BMW schoot. De Volkswagen Jetta reed voorop, dan de BMW en achter de BMW nog een auto. Volgens [getuige 1] leek het erop dat die laatste auto (de rechtbank begrijpt: Audi A8) de BMW van de weg wilde duwen. Deze auto reed zeker tweemaal met zijn voorzijde tegen de achterzijde van de bestuurderszijde van de BMW aan, duidelijk met de bedoeling om de BMW van de weg te drukken. Het was voor haar duidelijk dat de Volkswagen Jetta en de achterste auto de BMW iets wilden aandoen. Uit nader te noemen technisch onderzoek is gebleken dat aan de onderzijde van de kofferdeksel aan de achterzijde van de BMW een perforatie in het plaatwerk is aangetroffen waar achter een gedeformeerde kogelmantel is aangetroffen afkomstig van een zogenaamde volmantelpatroon. Nadat de BMW tegen een lantaarnpaal en een Connexxionbusje was geklapt, gingen de Volkswagen Jetta en de derde auto er als een speer vandoor, aldus de getuige.
Nu de verklaring van [betrokkene 1] bevestiging vindt in het hierna nog nader te bespreken technisch onderzoek en de verklaring van [getuige 1], acht de rechtbank deze verklaring in hoofdlijnen betrouwbaar. Het enkele feit dat [betrokkene 1] – blijkens mededeling van de officier van justitie – is veroordeeld voor het afleggen van een meinedige verklaring bij de rechter-commissaris in de onderhavige zaak, doet hieraan niets af. De rechtbank volgt [betrokkene 1] slechts niet in het deel van zijn verklaring dat hij alleen in de BMW zat. [betrokkene 1] heeft kennelijk om hem moverende redenen dit deel van zijn (politie)verklaring in strijd met de waarheid bij de rechter-commissaris herhaald.
[medeverdachte 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij tijdens het schietincident als de bestuurder van de Volkswagen Jetta heeft opgetreden. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat de Volkswagen Jetta werd aangevallen door de BMW en de Audi, dat ene [persoon 1] de persoon is geweest die vanuit de Volkswagen Jetta heeft geschoten en dat [verdachte] eerst na dat schietincident in de Jetta is gestapt en [persoon 1] toen is uitgestapt.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Niet alleen is deze verklaring volstrekt oncontroleerbaar, ook strookt de inhoud daarvan geheel niet met de verklaringen van [betrokkene 1] en [getuige 1] en de inhoud van het OVC-gesprek van [betrokkene 2], waarin [betrokkene 2] heeft verklaard dat ‘hun’ [de rechtbank begrijpt: de inzittenden van de Volkswagen Jetta en/of de inzittende(n) van de Audi A8] begonnen met schieten. Aldus is allerminst gebleken dat de Volkswagen Jetta werd aangevallen door de BMW en de Audi.
[verdachte] heeft over zijn aanwezigheid in de Volkswagen Jetta geen verklaring willen afleggen. Ook met betrekking tot het door [medeverdachte 1] jegens zijn persoon verschafte (vermeende) alibi heeft hij zich niet willen uitlaten. De rechtbank acht echter bewezen dat ook [verdachte] in genoemde Volkswagen Jetta heeft gezeten en tevens dat er vanuit de Volkswagen Jetta meermalen met verschillende wapens is geschoten. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 15 januari 2014 om 08:16 uur een melding dat er in Lithoijen, gemeente Oss, een schietincident had plaatsgevonden. Daarbij zouden onder meer een Audi A8 en een Volkswagen met [kenteken 2] betrokken zijn geweest. Ongeveer tien minuten later zien verbalisanten een Volkswagen Jetta, met [kenteken 3], rijden op [adres 3]. Verbalisanten zien in die auto twee personen zitten en één van beiden draagt een petje. Verbalisanten hebben daarop de achtervolging ingezet. Om 08:55 uur wordt de Volkswagen Jetta waargenomen in Gameren. Om 08:57 uur krijgt [verbalisant 3] een melding van de bewoner van [adres 4] in Gameren dat een Volkswagen Jetta in zijn tuin was stil gezet en dat de twee inzittenden van die auto de dijk waren opgelopen. Om 09:30 uur worden in de uiterwaarden van de Waal in Gameren twee personen aangetroffen. Dit bleken [verdachte] en [medeverdachte 1] te zijn. [verdachte] droeg op dat moment een petje.
Tijdens de achtervolging ziet [verbalisant 1] op [adres 5] in 's-Hertogenbosch dat er vanuit de Volkswagen Jetta een voorwerp naar buiten wordt gegooid. Verder krijgen verbalisanten tijdens de achtervolging een melding dat vanuit het raam van de rechterportier van een donkerkleurige auto een tas is gegooid op de groenstrook voor een flatwoning [adres 6]in 's-Hertogenbosch. Door omstanders was tevens een zwarte afschermkap gevonden met een Volkswagenlogo dat bij de Volkswagen Jetta bleek te behoren.
Het voorwerp dat op [adres 5] uit de Volkswagen Jetta werd gegooid en op een vuistvuurwapen leek, bleek na onderzoek te zijn een vuurwapen, merk Glock 23, kaliber .40 S&W [veiliggesteld onder AAER0423NL]. Verder werd aangetroffen een patroonhouder, merk Glock .40 S&W [AAER0424NL].
In voornoemde tas die uit de Volkswagen Jetta werd gegooid werden onder meer aangetroffen:
- een machinegeweer, merk Zastava AK-47 [AAER0451NL];
- een patroonmagazijn uit voornoemd machinegeweer [AAER0450NL];
- een pistoolmitrailleur, voorzien van tekst R9-arms CORP. U.S.A. [AAER0457NL];
- een onderdeel van een vuurwapen, uit het wapen R9 [AAER0455NL];
- een patroon uit de kamer van het automatisch handvuurwapen, merk Sellier & Bellot Luger [AAER0456NL];
- acht patronen aangetroffen los in wapentas [AAER0454NL].
De rechtbank stelt verder vast dat op het weggedeelte tussen het kruisingsvlak [adres 1]/[adres 2] en de kruising [adres 1]/[adres 7], gezien vanuit de zuidelijke richting, Oss-richting Lithoijen, onder meer tien hulzen zijn aangetroffen, te weten
- twee hulzen S.W. 40 G.F.L. [AAGT3424NL en AAGT3423NL].
- acht hulzen S&B 7.62x39. [AAGT3415NL tot en met -22NL].
Voorts is in de Volkswagen Jetta op de vloermat rechtsachter een huls aangetroffen van het kaliber 7.62 x 39 van het merk S&B [AAGY6294NL].
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft op 14 augustus 2014 onder meer ten aanzien van genoemde hulzen een vergelijkend onderzoek uitgevoerd.
Uit genoemd onderzoek is gebleken dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de twee verschoten hulzen S.W. 40 G.F.L [AAGT3423NL en-24NL] afkomstig zijn uit het vuurwapen, merk Glock 23, kaliber .40 S&W pistool [AAER0423NL]. De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met dat pistool juist is, dan wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één of twee andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool juist is.
Verder is uit het NFI-onderzoek gebleken dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de negen verschoten hulzen [AAGT3415NL t/m -22NL en AAGY6294NL] afkomstig zijn uit het aanvalsgeweer van het merk Zastava, model M70 A82 [AAER0451NL]. De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met het aanvalsgeweer juist is, dan wanneer de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met één of meerdere andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het aanvalsgeweer juist is.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat met de Glock die uit de Volkswagen Jetta is gegooid en het aanvalsgeweer Zastava, dat zich in de wapentas bevond die ter hoogte van de flatwoning [adres 6]in 's-Hertogenbosch eveneens uit genoemde auto is gegooid, respectievelijk (minimaal) tweemaal en achtmaal is geschoten op het weggedeelte tussen het kruisingsvlak [adres 1]/[adres 2] en de kruising [adres 1]/[adres 7]. Mede gezien de bevindingen ten aanzien van de in de Volkswagen Jetta aangetroffen huls [AAGY6294NL], acht de rechtbank voldoende bewezen dat de betreffende hulzen vanuit de Volkswagen Jetta zijn verschoten.
In de onderhavige zaak heeft The Maastricht Forensic Institute (TMFI) op 8 mei 2014 een vergelijkend DNA-onderzoek uitgevoerd. De bevindingen van dit onderzoek zijn als volgt.
Uit de bemonstering van de binnenzijde van de loop van het pistoolmitrailleur [AAER0457NL] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren vastgesteld, van wie zeker één man. Voor een groot aantal loci is een DNA-hoofdprofiel vastgesteld. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] met een frequentie van één op één miljard. Voorts is [verdachte] niet uitgesloten als donor van celmateriaal in de bemonstering van de voorzijde van de loop, de bovenkant en zijkanten van de loop, de trekker en de kolf van genoemde pistoolmitrailleur alsook in de bemonstering van het middenstuk van een zijde van het hengsel, buitenkant gesp en onderkant uiteinde van de schouderband van de wapentas.
Op 23 december 2014 heeft TMFI een aanvullend deskundigenrapport opgesteld. De bevindingen van dit aanvullende onderzoek zijn als volgt.
Ten aanzien van de bemonstering van de trekker van genoemde pistoolmitrailleur is het resultaat van het vergelijkend DNA-onderzoek extreem veel waarschijnlijker wanneer de hypothese dat de bemonstering celmateriaal van [verdachte] en twee onbekende donoren bevat juist is, dan wanneer de hypothese dat de bemonstering celmateriaal van drie onbekende donoren bevat juist is.
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] als enigen in de Volkswagen Jetta zaten op het moment dat er vanuit die auto op de BMW werd geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijsmiddelen op grond waarvan onomstotelijk kan worden vastgesteld wie van beiden de bestuurder of de schutter is geweest. De rechtbank acht dit echter op grond van het hierna volgende niet relevant en zal derhalve in het midden laten wie van hen als bestuurder en als schutter is opgetreden.
De rechtbank overweegt dat nu het bewijs ontbreekt dat [verdachte] zelf alle elementen van de delictsomschrijving voor zijn rekening heeft genomen, om hem toch daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen houden, bezien zal moeten worden of de ten laste gelegde deelnemingsvorm medeplegen kan worden bewezen verklaard.
In het geval van medeplegen houden de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de onzekerheid over de vaststelling wie de Volkswagen Jetta heeft bestuurd en wie vanuit die auto heeft geschoten gevolgen heeft voor de beoordeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van [verdachte] en [medeverdachte 1] in de zin van medeplegen ten aanzien van de door (één van) hen gepleegde schiethandelingen.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [getuige 1] vast dat de BMW op enig moment tijdens de achtervolging door de Volkswagen Jetta en de Audi A8 werd ingesloten. De BMW bleef slingeren om de Volkswagen Jetta voorbij te kunnen rijden, maar dat lukte niet. [getuige 1] heeft daarnaast waargenomen dat de Audi de BMW zelfs verschillende keren heeft geraakt met het kennelijke doel deze van de weg te drukken. Deze verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse. Uit onderzoek is gebleken dat de recente schade aangetroffen op het linker achterportier van de BMW, de schade ter hoogte van de linker achterwielkast en de schade aan de linkervoorhoek niet waren ontstaan ten gevolge van de aanrijding van de BMW met de lantaarnpaal en het taxibusje en voorafgaand aan die aanrijding reeds aanwezig waren. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de bestuurder van de Volkswagen Jetta door zijn rijstijl het inklemmen van de BMW mogelijk heeft gemaakt, waardoor zijn bijrijder vervolgens op de BMW heeft kunnen schieten. De rechtbank acht de handelingen van de bestuurder en de schutter daarom in gelijke mate verwijtbaar. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren voorts samen in de Volkswagen Jetta aanwezig toen de Glock en de wapentas uit het raam van die auto werden gegooid en zij zijn op een gegeven moment samen weggevlucht en ook door de politie in elkaars nabijheid aangetroffen en aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder deze omstandigheden niet relevant wie de feitelijke geweldshandelingen (het schieten) heeft gepleegd. Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] heeft een wezenlijke materiële bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het delict. Hun rollen bij de totstandkoming van het delict waren naar het oordeel van de rechtbank volstrekt inwisselbaar. Bij degene die de auto heeft bestuurd was er sprake van bewustheid en aanvaarding van de gepleegde handelingen door de schutter en andersom. Ook in de gezamenlijke vlucht ziet de rechtbank aanwijzingen voor de bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]. Verder vindt de rechtbank in de wijze waarop de Volkswagen Jetta en Audi de BMW hebben ingeklemd voldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat ook de bestuurder van de Volkswagen Jetta en de bestuurder van de Audi nauw en bewust hebben samengewerkt.
Zoals reeds overwogen stelt de rechtbank op grond van de verklaring van [getuige 1] vast dat de Volkswagen Jetta, de BMW en de Audi erg dicht op elkaar reden en dat de Audi de BMW zelfs verschillende keren heeft geraakt met het kennelijke doel deze van de weg te drukken. Gelet op deze korte afstand tussen de auto’s bestond er naar het oordeel van de rechtbank dan ook een aanmerkelijke kans dat de schutter door te schieten één of meerdere van de in de tenlastelegging genoemde personen dodelijk zou raken. Voorts leidt de rechtbank af uit de verklaringen van [betrokkene 1] en [getuige 1] alsook uit het technisch onderzoek waaruit is gebleken dat er aan de onderzijde van de kofferdeksel aan de achterzijde van de BMW een perforatie is aangetroffen waar achter zich een restant van een gedeformeerde koperen volmantel bevond, dat er op de BMW is geschoten.
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het gericht lossen van de schoten moet worden aangemerkt als een gedraging zozeer gericht op het mogelijk gevolg, te weten de dood van [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 2] en/of één of meer andere personen, dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde (meermalen) medeplegen van poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is er vanuit de Volkswagen Jetta een wapentas naar buiten gegooid op het moment dat [medeverdachte 1] en [verdachte] als enige inzittenden in die Jetta aanwezig waren. Gelet op de betrokkenheid van beide personen bij het schietincident daaraan voorafgaand, en de eerdere vaststelling van de rechtbank dat met het in de wapentas aangetroffen machinegeweer Zastava AK-47 tijdens het schietincident vanuit de Jetta is geschoten, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] in vereniging met [verdachte] de in de tas aangetroffen (onderdelen van) wapens en munitie voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie. Anders dan de raadsman heeft betoogd bestond er bij [medeverdachte 1] op grond van het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een bewustheid en aanvaarding van de aanwezigheid van de (onderdelen van) wapens en munitie en daarmee een machtsrelatie.
De rechtbank zal [verdachte] partieel vrijspreken van het onderdeel van het ten laste gelegde onder feit 2 dat betrekking heeft op het voorhanden hebben van de patroon uit de kamer van de Zastava [AAER0449NL], omdat deze patroon kennelijk niet is onderworpen aan een munitie vergelijkend onderzoek en het aldus niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de patroon munitie is van categorie II of III in de zin van de Wet wapens en munitie.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(1 subsidiair.)
op 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en/of (een) ander(en) van het leven te beroven, met dat opzet door verdachte en/of zijn mededaders - kogels in de richting van de door die [betrokkene 1] bestuurde personenauto heeft/hebben afgevuurd, en
- meermalen tijdens een achtervolging met een personenauto (merk Audi) tegen een door die [betrokkene 1] bestuurde personenauto (merk BMW) is gebotst/aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(2.) op 15 januari 2014 te Lithoijen, gemeente Oss en te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie II, te weten - een machinegeweer (merk Zastava, type AK47, kaliber 7.62 x 39 mm) (AAER0451NL) met bijbehorende patroonhouder en
- een machinepistool (9mm, parabellum) (AAER0457NL) met bijbehorende patroonhouder,
en (onderdelen van) munitie van categorie II en/of III, te weten
- acht patronen (S&B 7.62 x 39 mm) (AAGT3415NL t/m AAGT3422NL / PD Kennedybaan) en
- een patroon/huls (vloer VW Jetta) (7.62 x 39 mm) (AAGY6294NL) en
- een patroon (uit kamer machinepistool 9mm) (AAER0456NL) en - acht patronen (los in wapentas) (S&B 7.62 x 39 mm) (AAER0454NL),
voorhanden heeft gehad;
(3.) op 15 januari 2014 te 's-Hertogenbosch en te Lithoijen, gemeente Oss en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, te weten een pistool (Glock, kaliber .40, S&W) (AAER0423NL) met een patroonhouder en (onderdelen van) munitie van categorie III, te weten twee patronen/hulzen (SW.40 GFL) (AAGT3423NL en AAGT3424NL), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het (meermalen) in vereniging plegen van poging tot doodslag door op een openbare weg vanuit een rijdende Volkswagen Jetta te schieten op een rijdende BMW met daarin verschillende inzittenden. Verdachte en zijn medeverdachte zijn er daarbij niet voor teruggedeinsd om gebruik te maken van zware (semi)automatische wapens. Er is tevens door verdachte en de medeverdachte samengewerkt met de bestuurder van een Audi die de BMW tijdens de achtervolging meermalen van de weg heeft willen drukken.
De rechtbank weegt bij de straftoemeting (als omstandigheid waaronder het feit is begaan) met name mee dat door de plaats waar de strafbare gedragingen zich afspeelden, [adres 1] te Lithoijen alsmede het tijdstip waarop het schietincident plaatsvond – een tijdstip waarop weggebruikers zich naar hun werk of school begeven – er door de verdachte ook voor andere weggebruikers, dan die waarop door hem werd geschoten, onaanvaardbare risico’s in het leven zijn geroepen. Verdachte is met zijn handelen volledig voorbijgegaan aan deze risico’s. Het is slechts door gelukkig toeval dat iedereen ongedeerd is gebleven.
Voorts heeft verdachte genoemde (zware) wapens en munitie voorhanden gehad. De rechtbank acht ook deze feiten zeer ernstig. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, zoals ook in het onderhavige geval is gebleken. Ter voorkoming daarvan moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan.
Feiten als deze dragen tevens een voor de rechtsorde in zijn algemeenheid zeer schokkend karakter en brengen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank zal een gevangenisstraf van langere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf in het onderhavige geval onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van de feiten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf in strafverzwarende zin uitdrukkelijk betrokken dat er door verdachte en de medeverdachte gebruik is gemaakt van (zeer) zware wapens.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Motivering met betrekking tot de in beslag genomen goederen.

De rechtbank stelt aan de hand van een lijst van in beslag genomen voorwerpen vast dat er thans nog beslag rust op 45 goederen (op genoemde lijst genummerd 1 tot en met 45).
De rechtbank is van oordeel dat de goederen onder nummers 21 tot en met 25, 37, 38, 40 en 43 tot en met 45 op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en van deze voorwerpen niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de goederen onder nummers 1 tot en met 20, 26 tot en met 36, 39, 41 en 42 op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 1 subsidiair: medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit3: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf;

gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar;

beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
legt op de volgende
bijkomende straf:
verbeurdverklaringvan de in beslag genomen goederen, te weten de goederen onder nummers 21 tot en met 25, 37, 38, 40 en 43 tot en met 45 op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen;
legt op de volgende
maatregel:
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen goederen, te weten de goederen onder nummers 1 tot en met 20, 26 tot en met 36, 39, 41 en 42 op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 26 februari 2015.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
(…)