ECLI:NL:RBOBR:2015:1002

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
01/845817-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drie gekwalificeerde diefstallen met vrijspraak voor wapenbezit

Op 25 februari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van drie gekwalificeerde diefstallen, gepleegd in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, inbreuken heeft gepleegd in verschillende woningen, waarbij goederen zijn weggenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 245 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 90 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woningen werd verkregen door middel van valse sleutels. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het vierde feit, het voorhanden hebben van een wapen, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de diefstallen. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op de slachtoffers, en de rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/845817-14
Datum uitspraak: 25 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats]op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 januari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een TomTom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
2. hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen 450 euro, althans een hoeveelheid geld en/of een Ipad en/of een of meer (auto)sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
3. hij in of omstreeks de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een gsm (merk Samsung Galaxy Ace) en/of een laptop (merk Acer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming en/of een valse sleutel;
4. hij op of omstreeks 28 oktober 2014 te Mierlo een
wapen van categorie I onder 7°, te weten een CO2 gasdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Motivering van het bewijs.
De rechtbank gaat voor de bewijsbeslissing uit van de navolgende bewijsmiddelen en de daaruit voortvloeiende feiten [1] .
[slachtoffer 1] is op 28 oktober 2014, om 1.30 uur gaan slapen, waarna zij op een bepaald moment wakker werd van geluiden in de gang of woonkamer van haar woning aan [adres 2] te Beek en Donk. Nadat zij hard riep hoorde ze heel snel achter elkaar voetstappen en het geluid van de voordeur die met een klap werd dichtgegooid. Aangeefster ging beneden polshoogte nemen en zag dat het licht aan was, dat er van een kastje in de woonkamer deurtjes openstonden en dat de achterdeur nog op slot was. Er was geen braakschade. Nadat ze de haken op de voordeur had dichtgedaan belde ze haar vriend. Het was toen 3.19 uur. Daarna belde ze de politie. Later bleek dat er een TomTom uit haar woning was weggenomen. (p. 113-116)
Twee verbalisanten van politie reden die nacht omstreeks 3.25 uur in een opvallend politievoertuig over [adres 5] te Aarle-Rixtel, in de richting van Beek en Donk. [verbalisant] zag dat vanuit [adres 6] te Beek en Donk een voertuig kwam rijden. Het voertuig reed met hoge snelheid en opvallend rijgedrag de bocht door. (p. 64-66)
In dit voertuig zaten drie personen: [medeverdachte 1] als bestuurder, [verdachte] was bijrijder en achterin zat[medeverdachte 2]
Op de grond achter de bestuurdersstoel lag een geprepareerde hengel die gebruikt kan worden om via de brievenbus deuren te openen.
[verdachte] had in zijn jaszak een TomTom navigatiesysteem, waarvan hij verklaarde dat dit van hem was. Uit het onderzoek van de politie is echter gebleken dat dit het navigatiesysteem van [slachtoffer 1] was. (p. 64-66 en p. 244-245)
Op dezelfde dag, omstreeks 14.15 uur, heeft de politie, in de berm van de weg waar de auto van verdachten een opvallende bocht had gemaakt, een sleutelbos aangetroffen.
Na onderzoek bleek dat deze sleutelbos toebehoort aan de bewoners van het adres [adres 3] te Beek en Donk. (p. 99-100)
In die woning is in dezelfde nacht, tussen 22.30 uur op 27 oktober 2014 en 1.15 uur op 28 oktober 2014 een aantal goederen weggenomen, waaronder de genoemde sleutelbos. Daarnaast is er geld (een bedrag van ongeveer €450,00) en een Ipad weggenomen. De goederen waren van de bewoners van het huis, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Bij ontdekking stond de voordeur op een kier. Deze deur was niet afgesloten geweest door middel van het nachtschoot. Er was ook geen braakschade. (p. 91-95)
De woning aan [adres 3] te Beek en Donk beschikt over een camerasysteem, dat gedeeltelijk op de openbare weg is gericht. Uit de beschrijving van de beelden blijkt dat op 28 oktober 2014 00.57 uur en 21 seconden (werkelijke tijd) te zien is dat drie personen rechts in beeld komen. Deze personen lopen in de richting van [adres 3] nummers 1, 3 en 5. Door bosschages die daarvoor gelegen zijn, is niet te zien naar welke woning ze exact lopen. Eén van de drie personen heeft een lichtkleurige broek aan. Verder is deze persoon donker gekleed. Een tweede persoon is geheel donker gekleed. Dat geldt ook voor de derde persoon. Bij deze persoon is echter wel te zien dat deze lichtkleurige schoenen aan heeft. Om 1.03 uur en 37 seconden (werkelijke tijd) komen de drie personen weer vanuit de richting van de woningen gelopen en verdwijnen uit beeld. (p. 107)
In de auto waarin een inbrekerswerktuig werd aangetroffen zaten drie verdachten.
Verdachte[medeverdachte 2] had donkere kleding aan en witte schoenen. (p. 197-198)
Verdachte [medeverdachte 1] had een blauwe spijkerbroek aan en een donkere jas. Hij droeg tijdens zijn aanhouding zwarte schoenen. (p. 197-198)
[verdachte] droeg een zeer lichtblauwe spijkerbroek en een zwarte jas.(198)
Op 25 november 2014 vond een getuige op [adres 7] te Beek en Donk een laptop, Ipad en een gsm. De goederen lagen onder een prullenbak, die daar tussen een kleding- en glascontainer staat. Ze waren niet verpakt in een tas of iets dergelijks, maar stonden opgestapeld; onderop de laptop, daarop de Ipad en daarop de gsm. (p. 199-200)
De gevonden Ipad bleek de in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 uit de woning aan [adres 3] weggenomen Ipad van [slachtoffer 2] te zijn. (p. 201)
De gevonden laptop en gsm bleken eveneens in die nacht uit een woning aan [adres 4] in Beek en Donk weggenomen te zijn. (p. 201)
Aangever [slachtoffer 4]deed aangifte van diefstal van deze goederen uit zijn woning aan [adres 4] in Beek en Donk, op 28 oktober 2014, tussen 0.00 uur en 06.00 uur. Er was geen sprake van braakschade. (p. 123-125)
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de, in de auto van verdachten aangetroffen, hengel gebruikt kan worden om via de brievenbus de (binnen)klink van een deur, van buitenaf te bedienen. Met deze hengel is het mogelijk de voordeuren van de woningen aan [adres 2], [adres 4] en [adres 3] in Beek en Donk zeer gemakkelijk te openen. (p. 172-173 en p. 188)
Deze uit de bewijsmiddelen blijkende feiten leiden de rechtbank tot het navolgende oordeel.
Kort nadat in de woning aan [adres 2] te Beek en Donk een diefstal is gepleegd en de dader of daders door de bewoonster op de vlucht zijn gejaagd worden verdachten door de politie aangetroffen, terwijl zij in een auto Beek en Donk verlaten. Achterin de auto, waar verdachte[medeverdachte 2] zat, wordt een inbrekerswerktuig aangetroffen.[verdachte] heeft het bij de diefstal weggenomen navigatiesysteem in zijn zak. Hij liegt aantoonbaar dat het van hem is en verder geeft geen van de verdachten een aannemelijke of verifieerbare verklaring over hun aanwezigheid op dat tijdstip in Beek en Donk. Het onder verdachten aangetroffen inbrekerswerktuig was ook geschikt om de woning te betreden zonder braakschade achter te laten.
Eerder die nacht is ook de woning aan [adres 3] zonder braakschade betreden. De daders zijn daar op een zelfde manier binnengekomen. Ook bij deze woning is het onder verdachten aangetroffen inbrekerswerktuig geschikt om de woning te betreden zonder braakschade achter te laten.
Uit de camerabeelden blijkt dat het om drie daders gaat. Dat de drie personen die op de camerabeelden te zien zijn de daders zijn is naar het oordeel van de rechtbank een verantwoorde gevolgtrekking. Daarbij heeft zij in de eerste plaats in aanmerking genomen dat deze personen in de richting van de woning aan [adres 3] lopen op een tijdstip dat past binnen de door aangeefster aangegeven tijd dat de diefstal in de woning is gepleegd. Ook de tijd dat verdachten kennelijk in en nabij de woning zijn geweest – na ruim zes minuten lopen zij weer bij de woning vandaan – is passend bij de handelingen die nodig zijn om de diefstal te plegen; het openen van de deur, het zoeken naar buit en het vertrekken met de buit. Daar komt bij dat niet gebleken is van andere personen die op de camerabeelden te zien zijn gedurende de periode die door de aangeefster is genoemd en waarin de diefstal moet zijn gepleegd.
Hoewel de personen op de camerabeelden vanwege de kwaliteit van die beelden en de afstand van die personen tot de camera niet zijn te herkennen, vormt het signalement dat op basis van deze beelden van de drie personen gegeven kan worden een extra aanwijzing dat het om verdachten gaat. Zowel de donkere kleding, als ook één lichte broek en de lichtkleurige schoenen bij één van de personen met volledig donkere kleding passen bij de kleding en het schoeisel dat de verdachten droegen tijdens hun aanhouding.
Een deel van de buit, te weten de sleutelbos, is diezelfde dag, bij daglicht, aangetroffen op de vluchtroute van verdachten. Dit was precies op de plek waar de auto van verdachten opvallend rijgedrag vertoonde.
Het restant van de buit is eerst een maand later aangetroffen, eveneens in Beek en Donk. Verdachten zaten toen (vanaf het moment dat zij zijn aangehouden) gedetineerd. Hoe deze goederen daar gekomen zijn en wanneer zij daar zijn neergelegd is niet gebleken. De rechtbank acht deze omstandigheid echter belastend noch ontlastend. Er zijn allerlei scenario’s denkbaar, maar geen van die scenario’s vindt enige grond in het dossier. Het toont in ieder geval niet aan dat niet verdachten, maar een ander of anderen verantwoordelijk is of zijn voor de diefstal van deze goederen. Zo de logica zich al niet verzet tegen het feit dat een andere dader deze goederen onder zich heeft gehad en een maand later besluit ze op een openbare plaats achter te laten, terwijl ze in goede staat verkeren, dan blijkt zulks in ieder geval niet uit het dossier. Daar komt bij dat verdachten na de diefstallen uit de woningen aan [adres 3] en de Rietkampen tijd gehad kunnen hebben om de buit ergens te verbergen, teneinde deze later op te halen.
Wel vormt voornoemde vondst een bewijs dat er een link is tussen de diefstal uit de woning aan [adres 3] en de diefstal uit de woning aan [adres 4] te Beek en Donk. De bij deze diefstallen weggenomen goederen werden immers bij elkaar aangetroffen.
Ook voor de woning aan [adres 4] geldt dat deze in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 zonder braak is betreden. Ook voor deze woning geldt dat met het inbrekerswerktuig dat onder verdachten is aangetroffen zonder braakschade toegang verschaft kan worden.
Verdachten hebben betrokkenheid bij de ten laste gelegde strafbare feiten ontkend en/of zich beroepen op hun zwijgrecht. De rechtbank zal dit bij de hierna volgende waardering van het voorhanden bewijs in hun nadeel gebruiken.
Gelet op al het voorgaande, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien en bij gebreke van een redelijke, hun betrokkenheid ontzenuwende, verklaring van de verdachten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging met elkaar in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk met behulp van een geprepareerde hengel, in een drietal woningen de ten laste gelegde diefstallen hebben gepleegd.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een TomTom, toebehorende aan[slachtoffer 1], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
2. in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen 450 euro en een Ipad en (auto)sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
3. in de nacht van 27 op 28 oktober 2014 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 4] heeft weggenomen een gsm (Samsung Galaxy Ace) en een laptop (merk Acer), toebehorende aan[slachtoffer 4], waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 3 aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek overeenkomstig het gestelde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dienen geheel te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de wettelijke rente.
De onder verdachte in beslag genomen persoonlijke goederen kunnen teruggegeven worden aan verdachte. De verboden goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en het inbrekerswerktuig dient verbeurd te worden verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met twee andere personen schuldig gemaakt aan een drietal woninginbraken. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor nader te noemen duur.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1] (feit 1).De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in alle onderdelen van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2).De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2).De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 310, 311.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 4:Vrijspraak.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
T.a.v. feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 245 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren.

T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:Taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis.

T.a.v. feit 1:Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij[slachtoffer 1] in de vordering.

Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], van een bedrag van € 150,= (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 150,= immateriële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 150,= (zegge: honderdvijftig euro), te weten € 150,= immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van € 310,64 subsidiair 6 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], van een bedrag van € 310,64 (zegge: driehonderdentien euro en vierenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 300,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 10,64 materiële schadevergoeding (post "reiskosten"). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van € 310,64 (zegge: driehonderdtien euro en vierenzestig eurocent), te weten € 300,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 10,64 materiële schadevergoeding (post "reiskosten").
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Teruggavevan de in beslag genomen goederen aan verdachte, te weten één paar Nike Air schoenen en één Nokia telefoon.
Opheffingvan het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 25 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar pagina’s, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina uit een proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, BZO Hulpofficieren van Justitie, BZO Afdeling Deurne Asten Someren, met registratienummer PL2100-2014154911, afgesloten d.d. 10 december 2014, aantal doorgenummerde bladzijden: 327, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal.