In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 januari 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor medeplegen van moord. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 30 december 2013. De officier van justitie heeft op 11 november 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, welke op 22 december 2014 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundigen, de betrokkene en zijn raadsvrouwe gehoord. De rechtbank heeft verschillende rapporten in overweging genomen, waaronder die van klinisch psychologen en forensisch psychiaters, die de huidige toestand van de betrokkene en het risico op recidive hebben beoordeeld. De deskundigen gaven aan dat de betrokkene lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken, maar dat het risico op gewelddadig gedrag op korte termijn laag is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling en de voortzetting van de dwangverpleging vereisen. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling van de betrokkene met één jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege voort te zetten.