ECLI:NL:RBOBR:2014:986

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
01/845143-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van gijzeling en afpersing met overschrijding van de redelijke termijn

Op 5 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 april 2011 samen met een medeverdachte betrokken was bij de gijzeling en afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Veghel. De verdachte en zijn medeverdachte hebben [slachtoffer 1] gedwongen in een bestelbus te blijven, terwijl hij werd mishandeld en onder druk werd gezet om geld te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in verwondingen, waaronder een gebroken arm. De medeverdachte heeft ook een rol gespeeld in de mishandeling en de gijzeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en sporenonderzoek, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en [slachtoffer 2] hebben gedwongen tot het afgeven van geld. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en is er een schadevergoeding opgelegd aan de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845143-11
Datum uitspraak: 05 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [1979],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 juli 2011, 20 september 2011, 7 december 2011 en 19 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 juni 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2011 te Veghel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een)
ander(en), te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen of niet te doen,
te weten het komen brengen, althans afleveren van een geldbedrag van 50 euro,
althans enig geldbedrag,
immers is/zijn/heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader
- die[slachtoffer 1] in een auto rondgereden, terwijl hij, die [slachtoffer 1], die auto niet
kon verlaten en/of
- toen die [slachtoffer 1] uit de auto kon vluchten, achter die [slachtoffer 1] aangerend en/of
hem tegen de grond geschopt en/of die [slachtoffer 1] gedwongen weer in de auto plaats
te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) geslagen en/of geschopt
en/of
- die[slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden toegevoegd dat ze niet zo moest doen
want anders zou ze haar man nooit meer zien of zou hij in elkaar geslagen
worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel 282a jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2011 te Veghel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en /
of beroofd gehouden,
door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, toen en
aldaar opzettelijk en wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] in een auto heeft/hebben rondgereden, terwijl hij, die [slachtoffer 1],
die auto niet kon verlaten en/of
- toen die [slachtoffer 1] uit de auto kon vluchten, achter die [slachtoffer 1] is/zijn
aangerend en/of hem tegen de grond heeft/hebben geschopt en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedwongen weer in de auto plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft/hebben geslagen
en/of geschopt en/of
(Artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
hij
op of omstreeks 11 april 2011 te Veghel
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro en/of een
mobiele telefoon en/of sleutels en/of een portemonnee en/of shag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 50 euro en/of een mobiele telefoon en/of sleutels en/of een
portemonnee en/of shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 1] in een auto heeft/hebben rondgereden, terwijl hij, die [slachtoffer 1],
die auto niet kon verlaten en/of
- toen die [slachtoffer 1] uit de auto kon vluchten, achter die [slachtoffer 1] is/zijn
aangerend en/of hem tegen de grond heeft/hebben geschopt en/of die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gedwongen weer in de auto plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft/hebben geslagen
en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden heeft/hebben toegevoegd dat ze niet
zo moest doen want anders zou ze haar man nooit meer zien of zou hij in elkaar
geslagen worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel 312 en 317 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 11 april 2011 te Veghel
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres 2], in elk geval
op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk
geweld bestond uit
het (met kracht) meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen en/of schoppen
en/of trappen van voornoemde [slachtoffer 1];
(Artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs ten aanzien van feit 1 primair en 2 primair.

Inleiding. [1]
Op 11 april 2011 bevond verdachte zich samen met [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) en de latere aangever [slachtoffer 1] in een bestelbus te Veghel. Verdachte heeft [slachtoffer 1] geslagen en één keer geschopt. [2] [slachtoffer 1] heeft diverse kneuzingen aan zijn lichaam, alsmede een gebroken rechterarm opgelopen. [3] [4] [5]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt dat verdachte niet het opzet had om [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. Ook had verdachte niet het oogmerk om [slachtoffer 2] geld af te persen. Er bestaat twijfel over de betrouwbaarheid van de lezing van aangever [slachtoffer 1]. Verdachte wilde enkel zijn eigen geld terughebben. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 11 april 2011 met twee Polen in een bus door Veghel reed. Op een gegeven moment moest [slachtoffer 1] uit de bus stappen en heeft hij klappen en trappen gehad. [slachtoffer 1] probeerde te vluchten maar dat lukte niet omdat hij niet hard genoeg kon rennen en onderuit werd geschopt. Beide verdachten kwamen [slachtoffer 1] achterna gerend en gingen toen als een dolle te keer en schopten hem waar ze hem maar raken konden. Op dat moment is zijn arm gebroken. [slachtoffer 1] heeft veel klappen moeten opvangen met zijn armen. De Polen hebben tegen hem gezegd dat er geld betaald moest worden. Daarna is [slachtoffer 1] door beide verdachten in de bus geplaatst en is er een lang telefoongesprek gevoerd tussen de Poolse verdachten en zijn vrouw. Ze deden dit met de telefoon van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] zat op dat moment in de bus met de deur dicht. Daarna zijn ze door het centrum langs het ziekenhuis naar de schoenenzaak gereden. Al die tijd kon [slachtoffer 1] niet uitstappen en werd hij continu bedreigd. Uiteindelijk kon [slachtoffer 1] wegrennen. [6]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er ruim twintig minuten contact is geweest tussen de telefoon van aangever [slachtoffer 1] en de telefoon van zijn echtgenote. [7]
[slachtoffer 2], echtgenote van [slachtoffer 1], belde naar het mobiele telefoonnummer van haar man. Zij hoorde een Poolse stem en niet de stem van haar man. De Poolse man zei dat hij zijn geld, € 70,--, terug wilde hebben. De man vroeg aan [slachtoffer 2] of zij alleen was en zei dat zij geen politie mocht bellen. [slachtoffer 2] kreeg het gevoel dat er iets mis was. Zij zei dat ze geen € 70,-- had om hem te betalen. De Poolse man werd boos en begon te schelden. Hij zei dat ze niet zo moest doen want anders zou [slachtoffer 2] haar man nooit meer zien en zou hij [slachtoffer 1] in elkaar slaan. [slachtoffer 2] heeft constant via de telefoon verbinding gehad met de Poolse man. Bij de bushalte aan de [adres 3] kwam een kleine Poolse man naar haar toegelopen. [slachtoffer 2] stapte uit haar auto en hoorde dat hij om geld vroeg. [slachtoffer 2] zei dat zij geen geld gaf voordat zij haar echtgenoot had gezien. De kleine Poolse man liep weg. Vrij snel kwam een andere, grote Poolse man, uit dezelfde richting gelopen en zei dat hij geld wilde hebben. Zij vroeg aan de grote Poolse man waar haar echtgenoot was. De man zei dat [slachtoffer 1] een stuk verderop was. Vervolgens is de grote Poolse man in de auto van [slachtoffer 2] gestapt en zijn zij samen weggereden. Even later zag [slachtoffer 2] de kleine Poolse man achter het stuur van een witte bestelbus zitten. Zij stopte naast diens bestelbus en opende haar raam. Zij hoorde toen dat de kleine Poolse man zei dat haar man was gevlucht. Er werd door één van de Polen gezegd dat ze haar man moesten zoeken. [slachtoffer 2] zag dat de kleine Poolse man haar met de witte bestelbus volgde. Vervolgens stopten ze net voor de kruising van [adres 4] bij de basisschool. Zij zag de kleine Poolse man uitstappen en naar haar auto lopen. Ze hoorde de kleine Poolse man zeggen dat hij geld voor de benzine wilde hebben, [slachtoffer 2] pakte toen € 50,-- en gaf dat aan de kleine Poolse man. [8]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op 11 april 2011 te omstreeks 04:30 uur bij [medeverdachte] (de kleine Poolse man) een bankbiljet van € 50,-- in de rechter achterzak van zijn broek zat. [verbalisant 1] hoorde dat [medeverdachte] zei dat dit bankbiljet van € 50,-- van de vrouw in het busje was (lees: [slachtoffer 2]). [9]
Verdachte heeft op 12 april 2011 bij de politie verklaard dat hij samen met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] in een bestelbus reed. Hij had een gesprek met [slachtoffer 1] over zijn portemonnee en opeens vluchtte die [slachtoffer 1]. Toen [slachtoffer 1] vluchtte heeft verdachte hem getackeld en hem hard geslagen met zijn vuisten en met open hand. [medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] ook geslagen. Ze hebben [slachtoffer 1] opgeraapt, vastgepakt en naar de bestelbus getrokken. Vervolgens hebben ze met de echtgenote van [slachtoffer 1] gesproken en geld aan haar gevraagd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] achtergehouden voor zijn vrouw om er zeker van te zijn dat hij zijn € 70,-- zou
terugkrijgen. [10]
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 augustus 2011 blijkt dat er bloed op de kleding en het lichaam van zowel verdachte als [medeverdachte] zijn aangetroffen. Ook zijn er op de bus zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde bloedsporen aangetroffen. [11]
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer 1]:
Aangever [slachtoffer 1] is meerdere keren gehoord. In zijn verklaringen zijn op onderdelen grote verschillen aan te wijzen en sommige onderdelen zijn in strijd met de verklaring van zijn echtgenote [slachtoffer 2]. De rechtbank gaat ervan uit dat dit het gevolg is van de mishandeling en het overmatig gebruik van alcohol. Desondanks acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] in de kern voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te kunnen worden gebezigd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de toestand waarin aangever [slachtoffer 1] op 11 april 2011 is aangetroffen en dat [slachtoffer 1] en diens echtgenote [slachtoffer 2] (kort na het gebeuren) onafhankelijk van elkaar een verklaring hebben afgelegd tegenover de politie, welke verklaringen op essentiële punten met elkaar overeenkomen. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door foto’s die deel uitmaken van het dossier en de bloedsporen die op de kleding en het lichaam van verdachte en [medeverdachte] zijn aangetroffen, alsmede op de binnen- en buitenzijde van de bus.
Bewijsoverweging:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er een verband bestond tussen de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en het dwingen van [slachtoffer 2] tot het geven van geld. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk gegijzeld heeft en geld heeft afgeperst van [slachtoffer 2].
De rechtbank is daarbij voorts van oordeel dat bij de uitvoering van het feit sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte], zodat medeplegen kan worden bewezen. De voor het overige aangevoerde bewijsverweren worden weerlegd in de gebezigde bewijsmiddelen en geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
primair
op 11 april 2011 te Veghel, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen,
te weten het komen brengen van een geldbedrag, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer 1] tegen de grond geschopt en die [slachtoffer 1] gedwongen weer in de auto plaats te
nemen en
- die [slachtoffer 1] met kracht geslagen en/of geschopt en
- die [slachtoffer 1] in een auto rondgereden, terwijl hij, die [slachtoffer 1], die auto niet kon verlaten en
- die [slachtoffer 2] telefonisch de woorden toegevoegd dat ze niet zo moest doen want anders
zou ze haar man nooit meer zien of zou hij in elkaar geslagen worden, althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
primair
op 11 april 2011 te Veghel tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 50 euro toebehorende aan die [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader
- [slachtoffer 1] tegen de grond hebben geschopt en die [slachtoffer 1] hebben gedwongen weer in de auto plaats te nemen en
- die [slachtoffer 1] met kracht hebben geslagen en/of geschopt en
- die [slachtoffer 1] in een auto hebben rondgereden, terwijl hij, die [slachtoffer 1], die auto niet kon verlaten en
- die [slachtoffer 2] (telefonisch) de woorden hebben toegevoegd dat ze niet zo moest doen want anders zou ze haar man nooit meer zien of zou hij in elkaar geslagen worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair: gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De eis is disproportioneel. Verdachte heeft ruim vijf maanden in voorarrest doorgebracht, hij heeft een blanco strafblad en is zijn baan kwijtgeraakt. De zaak is inmiddels bijna drie jaar oud. Schending van de redelijke termijn is aan de orde. Rekening houdend met vorenstaande is verdachte inmiddels voldoende gestraft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 11 april 2011 is het slachtoffer, [slachtoffer 1], ingestapt in een bestelbus bij verdachte en [medeverdachte] nadat zij allen enige tijd samen in een café te Veghel hadden doorgebracht en waar zij allemaal de nodige alcoholische dranken hadden genuttigd. In de bestelbus is vervolgens onenigheid over geld ontstaan tussen [slachtoffer 1] en verdachte. Verdachte was van mening dat [slachtoffer 1] hem geld schuldig was. Toen [slachtoffer 1] probeerde te vluchten is hij door beide verdachten achterna gezeten, getackeld en geslagen en geschopt. Ten gevolge van die mishandeling heeft [slachtoffer 1] verwondingen aan zijn lichaam en hoofd opgelopen, alsmede een gebroken arm. Vervolgens hebben de beide verdachten [slachtoffer 1] in het bestelbusje geplaatst en die [slachtoffer 1] verhinderd om de bestelbus te verlaten. Zij eisten geld van hem en zijn echtgenote [slachtoffer 2]. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gijzeling en afpersing niet uit winstbejag hebben plaatsgevonden maar in wezen een ernstige vorm van eigenrichting zijn geweest.
Ook al is het motief van verdachte geen winstbejag geweest, verdachte heeft wel degelijk een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] aangetast. Het toegepaste geweld moet een grote indruk op [slachtoffer 1] hebben gemaakt. [slachtoffer 1] bevond zich in een afhankelijke positie van verdachte en was daardoor weinig weerbaar. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] d.d. 12 juli 2011 blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Ook op [slachtoffer 1]’ echtgenote [slachtoffer 2] moet het gebeurde grote indruk hebben gemaakt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van de feiten verkeerde onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen. Desondanks heeft hij toch alcoholhoudende drank genuttigd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte zelf is getroffen door de gevolgen van de door hem gepleegde strafbare feiten in die zin dat verdachte zijn baan is kwijtgeraakt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Hoewel er sprake is van een ernstige vorm van eigenrichting, is deze zaak niet zonder meer te vergelijken met andere zaken waar sprake is van gijzeling en afpersing. De rechtbank betrekt hierbij met name het feit dat niet gebleken is dat verdachte en zijn mededader vooraf enig plan hadden om [slachtoffer 1] tot slachtoffer van deze delicten te maken en niet gebleken is dat verdachte en zijn mededader uit waren op een grote buit, maar slechts, een al dan niet terechte – relatief geringe – schuld aan hen ingelost wilden zien.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank betrekt echter bij haar oordeel dat de redelijke termijn, waarbinnen de strafzaak moest zijn behandeld, is overschreden. De rechtbank heeft als aanvangsdatum van de redelijke termijn de datum van inverzekeringstelling, te weten 11 april 2011, genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een omvangrijk of ingewikkeld dossier. Het horen van de getuigen door de rechter-commissaris heeft de nodige tijd in beslag genomen. Dit is echter niet aan de verdediging te wijten. Bovendien is de laatste getuige reeds op 14 augustus 2013 gehoord. Daarna heeft het nog tot 19 februari 2014 geduurd voordat de zaak op zitting is gebracht. Al met al is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, terwijl dit niet het gevolg is van de proceshouding van verdachte.
Als maatstaf voor de vermindering van de op te leggen straf hanteert de rechtbank het uitgangspunt van om en nabij de tien procent. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De kosten terzake het contant verdwenen geld komen niet voor toewijzing in aanmerking. De officier van justitie verzoekt derhalve om toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] ad € 2.084,62, alsmede toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De rechtbank dient bij haar oordeel te betrekken dat er sprake was van medeschuld door het slachtoffer, alsmede dat de vordering van benadeelde [slachtoffer 1] niet eenvoudig van aard is en een onevenredige belasting vormt van het strafgeding. De verdediging verzoekt om de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag ad € 250,-- en voor het overige niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling.
Met betrekking tot de post ‘contant verdwenen geld’ is onvoldoende onderbouwd welk bedrag is weggenomen, dan wel later is teruggegeven aan [slachtoffer 1]. De overige posten betrekking hebbend op de materiële schade komen de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering welke betrekking heeft op de materiële schade dan ook tot een bedrag ad € 384,62 toewijsbaar en zal de vordering terzake de overige materiële schade niet ontvankelijk verklaren. Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de immateriële schade merkt de rechtbank op dat zij bij haar oordeel betrekt dat [slachtoffer 1] gedurende enige tijd zeer angstige momenten heeft moeten doorstaan, alsmede dat die [slachtoffer 1] flink letsel heeft opgelopen ten gevolge van de door verdachte gepleegde feiten. De rechtbank acht de vordering welke betrekking heeft op de immateriële schade tot een bedrag ad € 1.000,-- toewijsbaar en zal de vordering terzake het overige niet ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dát deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering welke niet ontvankelijk zijn verklaard slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt om toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ad € 300,--, alsmede toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte verzoekt de rechtbank om verdachte van feit 1 primair / subsidiair en feit 2 primair vrij te spreken, ten gevolge hebbend dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag (€ 300,00) tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 55, 60a, 282a, 312, 317.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van gijzeling

gepleegd in eendaadse samenloop met:

Ten aanzien van feit 2 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair:
gevangenisstrafvoor de duur van
11maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair:
maatregel van schadevergoedingvan
€ 1384,62subsidiair 23 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.384,62 (zegge: duizend driehonderd vierentachtig euro en tweeënzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.384,62 (zegge: duizend driehonderd vierentachtig euro en tweeënzestig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding.
Het bedrag dat betrekking heeft op de materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het bedrag dat betrekking heeft op de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 300,00subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij[slachtoffer 2], van een bedrag van € 300,-- (zegge: driehonderd euro). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 20 september 2011 reeds geschorst tot 7 december 2011 en vanaf die datum voor onbepaalde tijd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 5 maart 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Brabant Noord, genummerd PL21ZO 2011036603, aantal doorgenummerde bladzijden: 124.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 19 februari 2014
3.Verklaring van [slachtoffer 1], aangever, d.d. 11 april 2011 p. 100
4.Medisch formulier betreffende [slachtoffer 1] p. 124
5.Fotobijlagen waarop zichtbaar is dat aangever [slachtoffer 1] verwondingen heeft aan zijn hoofd en lichaam p. 102 t/m 105
6.Verklaring aangever [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 22 november 2011 en proces-verbaal van aangifte, p. 92.
7.Als relaas van bevindingen d.d. 5 juli 2011 (p. 122, 123)
8.Verklaring getuige [slachtoffer 2] d.d. 11 april 2011 p. 112 t/m 117
9.Als relaas van bevindingen d.d. 11 april 2011 (p. 120, 121)
10.Verklaring verdachte [verdachte] d.d. 12 april 2011 (p. 40 t/m 45)
11.Een aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek p.v. nummer PL21R3 2011036603-14, aantal doorgenummerde pagina’s: 5