vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummers: 01/865003-13 en 01/860058-13 (ter terechtzitting gevoegd)
V.I. zaaknummer: 99-000056-28
Datum uitspraak: 04 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1970],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 juni 2013, 13 september 2013, 22 november 2013 en 18 februari 2014.
Op de zitting van 22 november 2013 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 10 juni 2013 en 19 november 2013.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/865003-13 op de terechtzitting van 18 februari 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden (te weten onder andere horloges en/of ringen) en/of diamanten (allen in totaal ten bedrage van ongeveer 650.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij (verdachte) en/of zijn mededader(s) hun gezicht(en) heeft/hebben bedekt met een bivakmuts, althans gezichtsbedekkende kleding, en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand heeft genomen en/of gehouden en/of daarbij/vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal heeft/hebben toegeroepen "Ga op je buik liggen en niet kijken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 8 maart 2013 te Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto, merk Seat, type Leon,kenteken [kenteken 1], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutels;
hij op of omstreeks 17 maart 2013 in de gemeente Nuenen, gemeente Nuenen Ca, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een personenauto,Seat Leon met het kenteken [kenteken 1], in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto. Seat Leon met kenteken [kenteken 1], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door deze personenauto door middel van open vuur in brand te steken);
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Den Dungen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bestelauto, merk Volkswagen Caddy SDI, kenteken [kenteken 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutels;
hij op of omstreeks 21 maart 2013 in de gemeente Vlijmen, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur een personenauto, Volkswagen Caddy (waarvoor het kenteken [kenteken 2] is afgegeven), in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2013 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, Volkswagen Caddy (waarvoor het kenteken [kenteken 2] is afgegeven), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door deze personenauto door middel van open vuur in brand te steken);
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid geld ten bedrage van 20.000 euro, in ieder geval enige hoeveelheid geld, en/of een horloge en/of een armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming te weten door het openbreken van een toegangspoort naar de tuin van voormelde woning en/of het openbreken van een raam van die woning;
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bestelauto, Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 3], geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een portierslot van die
auto heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een aan [adres 3]gelegen pand ([bedrijf 3]) heeft weggenomen een hoeveelheid van 3160,72 kilo vuurwerk, althans enige hoeveelheid vuurwerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door het forceren van een poort van het (bedrijfs)terrein van voormeld pand en/of het maken van een gat in de buitenmuur van dat pand;
hij op of omstreeks 21 maart 2013 te Maaskantje, gemeente Sint-Michielsgestel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bestelauto, Volkswagen Caddy SDI, kenteken [kenteken 4], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een portierslot van die auto heeft opengebroken en/of de auto heeft verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 11 januari 2013 te Wijchen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een bedrijf gelegen aan [adres 4]) een CV ketel en een thermostaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 maart 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bedrijfspand (gelegen aan [adres 5])heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid (te weten ongeveer 35 dozen) parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
(incident 9)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De zaak met v.i.-zaaknummer 99-000056-28 is aangebracht bij vordering van 23 april 2013.
Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van 613 dagen van de gevangenisstraf van 5 jaar, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 31 mei 2010 en van de hechtenis van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch van 2 november 2009.
De veroordeelde is op 22 juni 2012 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
- Een einddossier van het onderzoek 22TG120007 (Doolhof) van de Politie Oost-Brabant, Divisie Recherche, afgesloten d.d. 9 augustus 2013, aantal doorgenummerde bladzijden 1760;
- Een (los) proces-verbaal van stemherkenning van verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt op 5 februari 2014.
Het standpunt van de officier van justitie.Op de in het op schrift gesteld requisitoir aangevoerde gronden acht de officier van justitie onder parketnummer 01/865003-13 het onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9, feit 10 en onder parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota aangevoerde gronden heeft de raadsvrouwe geconcludeerd tot vrijspraak van het (onder parketnummer 01/865003-13) onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7, feit 9 en van het onder parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het (onder parketnummer 01/865003-13) onder feit 8 en feit 10 ten laste gelegde refereert de raadsvrouwe zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op of omstreeks 8 maart 2013 in Sint-Michielsgestel een Seat Leon met het kenteken [kenteken 1] heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op of omstreeks 28 januari 2013 te Den Dungen een Volkswagen Caddy SDI met het kenteken [kenteken 2] heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 4 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 6.
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op of omstreeks 9 maart 2013 te Son en Breugel heeft ingebroken in een woning aan [adres 2].
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 6 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 7.
De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op of omstreeks 28 januari 2013 te ’s-Hertogenbosch heeft gepoogd een Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken 3] weg te nemen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 7 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 9.De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op of omstreeks 21 maart 2013 te Maaskantje heeft gepoogd een Volkswagen Caddy met het kenteken [kenteken 4] weg te nemen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 9 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 01/865003-13 onder feit 1, feit 3 primair en subsidiair, feit 5 primair en subsidiair, feit 8, feit 10 en het onder parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegde.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bijlage A (pag. 23 tot en met 38) bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot de feiten waarop deze in het bijzonder betrekking hebben.
Nadere bewijsoverwegingen en de bewijsbeoordeling.
Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden.
De raadsvrouwe heeft in haar pleitnotitie - kort gezegd - aangevoerd dat het bevel stelselmatige observatie dat op 11 januari 2013 is afgegeven - en de verlenging daarvan op 5 april 2013 - onrechtmatig is geweest. Zij stelt daartoe dat verdachte geen verdachte was van het betreffende misdrijf ter zake waarvan dat bevel was afgegeven. Een verweer van gelijke strekking is door haar gevoerd ten aanzien van de door de rechter-commissaris verleende machtigingen van 28 januari 2013 voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in twee Volkswagens Caddy. Voorts is betoogd dat het opnemen van vertrouwelijke communicatie gebruikt is ter versterking van de informatiepositie van de politie, hetgeen niet een strafvorderlijk belang is. Om die redenen dient volgens de raadsvrouwe het bewijs dat voortvloeit uit de observaties in combinatie met bakengegevens en de OVC-gesprekken van het bewijs te worden uitgesloten.
Uit het bepaalde in de artikelen 126g Wetboek van strafvordering (stelselmatige observatie) en 126l Wetboek van strafvordering (opnemen van vertrouwelijke communicatie) volgt dat de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheden niet beperkt is tot een verdachte of tot communicatie waaraan een verdachte deelneemt. Deze bevoegdheden kunnen ook tegen derden worden ingezet, zolang het belang van het onderzoek dit vordert, dan wel dringend vordert in geval het de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie betreft. Voorts heeft naar het oordeel van de rechtbank het opnemen van vertrouwelijke communicatie (slechts) tot doel gehad informatie in te winnen in het kader van het lopende opsporingsonderzoek en diende dit derhalve een strafvorderlijk doel. Op grond hiervan verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.
Stemherkenning.
De verdediging betwist de stemherkenning van verdachte in de OCV gesprekken van 13 en 14 maart 2013 en daarmee de betrokkenheid van verdachte bij het eerste ten laste gelegde feit. Dit wordt onderbouwd met een verwijzing naar incident nummer 5 (de beweerdelijke (poging) diefstal/brandstichting van VW Caddy’s) waarbij zoals blijkt uit het dossier stemmen door elkaar zijn gehaald.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van stemherkenningen behoedzaamheid op zijn plaats is. De betrokkenheid van verdachte bij feit 1 is - naast andere bewijsmiddelen - gebaseerd op herkenning van de stem van verdachte door verbalisanten bij de volgende OVC gesprekken:
1.gesprek in VW Caddy [kenteken 5], 13 maart 2013; proces-verbaal stemherkenning, p. 433;
2.gesprek in Mercedes [kenteken 6], 13 maart 2013; proces-verbaal stemherkenning, p. 435, juncto p. 710.
3.gesprek in VW Caddy, [kenteken 5], 14 maart; proces-verbaal stemherkenning, p. 436
4.gesprek in VW Caddy, [kenteken 5], 16 maart; proces-verbaal stemherkenning, p. 433 juncto p. 742.
De verbalisanten die de stem van verdachte hebben herkend, geven concreet aan wanneer zij verdachte hebben verhoord en dat zij de stem van verdachte herkennen:
- gesprek 1 en 2: verbalisant [verbalisant 2]; eerder verhoor op 11 juni 2013
- gesprek 3: verbalisant [verbalisant 3]; eerdere verhoren op 12 en 13 april 2013
- gesprek 4: verbalisant [verbalisant 2]; eerder verhoor op 11 juni 2013.
Het oordeel van verbalisanten dat de stem van verdachte wordt herkend vindt bevestiging in het feit dat drie van de vier OVC gesprekken hebben plaatsgevonden in de VW Caddy [kenteken 5] waarvan verdachte de gebruiker is. Niet is aangevoerd en ook niet anderszins aannemelijk geworden dat op de betreffende tijdstippen een ander persoon dan verdachte de VW Caddy gebruikte. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte ter zitting een verklaring heeft afgelegd ten aanzien van OVC gesprek nummer 4 waarbij hij aangaf welke interpretatie volgens hem aan het betreffende gesprek moet worden gegeven. Aldus erkende verdachte dat hij in de auto zat en blijkt de stemherkenning ten aanzien van OVC gesprek 4 door verbalisant [verbalisant 2] juist te zijn. De betrokkenheid van verdachte bij het OVC gesprek nummer 3 wordt bevestigd door de camerabeelden van 14 maart 2013 waarop te zien is dat verdachte [verdachte] samen met verdachte [medeverdachte 1] om 13.42 uur in een witte Volkswagen stapt, waarbij verdachte [verdachte] achter het stuur plaatsneemt. De rechtbank komt alles afwegend tot de slotsom dat de stemherkenningen voldoende betrouwbaar zijn en oordeelt dat er geen reden is te twijfelen aan de herkenning van de stem van verdachte tijdens de OVC gesprekken van 13 en 14 maart 2013. Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 1.
Uit de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen betrokken zijn geweest bij de overval op de stand van [bedrijf 1] op 15 maart 2013.
Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat zij in de dagen voorafgaande aan de overval hierover hebben gesproken met elkaar. Voorts blijkt hieruit dat zij bezig zijn geweest met het voorbereiden van de overval en dat zij in de nacht dat de overval plaatsvond alle drie aantoonbaar actief zijn geweest. Ook blijkt hieruit dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] rond het tijdstip van de overval in de nabijheid waren van de Brabanthallen, de plaats waar de overval plaatsvond.
Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden en de omstandigheden die in de weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat, is de rechtbank voorts van oordeel dat de samenwerking tussen [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zo nauw en volledig is geweest, dat de rechtbank bewezen acht dat alle drie de verdachten als medepleger op 15 maart 2013 betrokken zijn bij de diefstal van een grote hoeveelheid sieraden die toebehoorde aan [bedrijf 1].
Dat één van de daders daarbij de heer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, kan aan alle daders ([verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) worden toegerekend. Van tevoren is immers door hen onderling gesproken over het feit dat de stand bewaakt zou zijn en dat er een wapen meegenomen moest worden. Het feit dat de rechtbank niet kan vaststellen wie van de verdachten de overval feitelijk hebben uitgevoerd en of hierbij nog anderen dan [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken waren, staat aan het aannemen van medeplegen niet in de weg.
De overtuiging van de rechtbank dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de daders van de overval op de stand van [bedrijf 1] zijn, wordt verder versterkt door het beroep van voornoemde personen op hun zwijgrecht. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van deze verdachten. [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben deze verklaring echter niet willen geven.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer dat geen sprake is van medeplegen en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] het onder feit 1 ten laste gelegde hebben begaan zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] als medeplegers zijn betrokken bij het in brand steken van de op 8 maart 2013 weggenomen Seat Leon met kenteken [kenteken 1]. Zij overweegt als volgt.
Op 17 maart 2013 rond 23:00 uur werd deze Seat Leon brandend aangetroffen in een weiland bij de openbare weg [adres 6] te Nuenen. De kentekenplaten waren verwijderd, maar via het chassisnummer werd het originele kenteken achterhaald.
De rechtbank acht [medeverdachte 2] schuldig aan de diefstal van de Seat. De Seat is gebruikt bij de overval op de Brabanthallen, gepleegd op 15 maart 2013. In de Seat lag een breekijzer waarmee bij de overval aangetroffen werktuigsporen waarschijnlijk zijn veroorzaakt. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren beiden als medepleger betrokken bij deze overval. Een niet ongebruikelijke manier om bij het plegen van een dergelijk feit de kans op ontdekking te verkleinen, is het zich ontdoen van de hierbij gebruikte hulpmiddelen op een manier dat zo min mogelijk sporen achterblijven. In dit geval is de bij de overval gebruikte Seat met hierin het bovengenoemde breekijzer binnen twee dagen na de overval in brand gestoken. [medeverdachte 2] had in ieder geval op 15 maart 2013 feitelijk nog de beschikking over de Seat. Dit blijkt uit de camerabeelden die zijn opgenomen rond de woning van [medeverdachte 2] aan het [adres 7] te Eindhoven. Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes met kenteken [kenteken 6], in gebruik bij [medeverdachte 2], op 17 maart 2013 omstreeks 22:33 uur uitpeilt op [adres 8] in Nuenen. Deze locatie ligt in de directe omgeving van de plek waar de brandende Seat is aangetroffen. Uit de afgeluisterde OVC-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] rond dat tijdstip beiden in de Mercedes zitten. Uit de camerabeelden van [adres 7] blijkt dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op 17 maart 2013 om 22:44 uur en vervolgens weer om 23:10 uur samen aanwezig zijn bij de woning van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben geen verklaring gegeven voor het feit dat zij op 17 maart 2013 laat in de avond, kort voor het moment dat de Seat brandend werd aangetroffen, in de directe omgeving aanwezig waren. Hierbij acht de rechtbank van belang dat het gaat om een afgelegen locatie waar je niet gemakkelijk ‘toevallig’ langsrijdt. Ook hebben zij niet verklaard hoe het kan dat de Seat, die kort tevoren aantoonbaar bij [medeverdachte 2] in gebruik was, in Nuenen is terechtgekomen en wat zij, [medeverdachte 2] en [verdachte], samen aan het doen waren op 17 maart 2013 tussen 22:44 uur en 23:10 uur, dus rond het moment van de brandstichting.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen wie de Seat feitelijk in brand heeft gestoken en of hierbij mogelijk nog anderen dan [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken waren, volgt uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden een zodanige betrokkenheid van [medeverdachte 2] en [verdachte], dat zij beiden als medepleger van dit feit kunnen worden aangemerkt. Nu uit het dossier niet blijkt dat het in brand steken van de Seat tot gemeen gevaar voor (andere) goederen heeft geleid, dient vrijspraak te volgen voor de primair ten laste gelegde brandstichting. De rechtbank zal de subsidiair ten laste gelegde vernieling bewezen verklaren.
Ten aanzien van feit 5 primair en subsidiair.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als medeplegers zijn betrokken bij het in brand steken van de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2]. Zij overweegt als volgt.
Op vrijdag 21 maart 2013 te 21:57 uur werd na melding van een autobrand een Volkswagen Caddy brandend aangetroffen op de Moerputtenweg te Vlijmen, gemeente Heusden. Op deze Caddy zaten op dat moment geen kentekenplaten. Uit nader onderzoek van het chassisnummer is gebleken dat het voertuig een Volkswagen Caddy betrof met het kenteken [kenteken 2] en dat deze in de nacht van 28 januari op 29 januari 2013 was gestolen op [adres 31] te Den Dungen. Uit onder meer diverse observaties is gebleken dat [verdachte] een aantal weken gebruik heeft gemaakt van een Volkswagen Caddy met hierop de valse kentekenplaten [kenteken 5]. Het in dit voertuig aangebrachte peilbaken peilt op 21 maart om 02:22 uur voor het laatst uit ter hoogte van het woonadres van [verdachte] op de [adres 1] te Den Bosch. Diezelfde dag om 21:57 uur peilt het voertuig uit op de Moerputtenweg te Vlijmen. Omdat het tijdstip en de locatie exact overeenkomen met het tijdstip en de locatie waarop de brandende Caddy zonder kentekenplaten is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat de Caddy met de valse kentekenplaten waarvan [verdachte] gebruik heeft gemaakt hetzelfde voertuig betreft als de gestolen en later uitgebrande Caddy met kenteken [kenteken 2]. Uit afgeluisterde OVC-gesprekken blijkt dat op de avond van 21 maart 2013 [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [verdachte] in de Golf met kenteken [kenteken 8] (in gebruik bij [medeverdachte 3]) zitten. Tussen 21.40 uur en 21.52 uur wordt onder andere het volgende gezegd:
21:40 uur:
[medeverdachte 3]: dat ze het kanneke niet moeten vergeten.
[verdachte]: deze kan weet je wel.
[medeverdachte 3]: ja.
21:52 uur:
[medeverdachte 2]: geeft aan dat [naam 1] eigenlijk geen handschoenen nodig heeft en dat die van hem zo stinken.
[medeverdachte 2]: geeft aan dat hij even de handschoenen van [naam 2] draagt.
[medeverdachte 3]: ik zag je ineens een zwieper maken.
[medeverdachte 2]: even die platen weggooien.
[verdachte]: ja.
[verdachte] heeft niet verklaard hoe het kan dat de tot de dag van de brandstichting bij hem in gebruik zijnde Caddy in Vlijmen terecht is gekomen. Geen van de verdachten heeft verklaard wat zij samen aan het doen waren rond het moment van de brandstichting.
Gezien het feit dat [verdachte] tot kort voor het moment dat de Caddy in brand werd gestoken de feitelijke macht had over dit voertuig en het feit dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rond het moment van de brandstichting in elkaars aanwezigheid uitlatingen doen die kunnen passen bij het in brand steken van een auto, acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig om alle drie de verdachten als medepleger aan te merken. De rechtbank betrekt hierbij de opvallende omstandigheid dat het uitgebrande voertuig niet voorzien was van kentekenplaten en dat [medeverdachte 2] het enkele minuten voor de melding van de brand heeft over ‘het even weggooien van die platen’. Het feit dat de rechtbank niet kan vaststellen wie de Caddy feitelijk in brand heeft gestoken en of er mogelijk nog anderen bij betrokken zijn, staat aan het aannemen van medeplegen niet in de weg.
Nu uit het dossier niet blijkt dat het in brand steken van de Caddy tot gemeen gevaar voor (andere) goederen heeft geleid, dient vrijspraak te volgen voor de primair ten laste gelegde brandstichting. De rechtbank zal de subsidiair ten laste gelegde vernieling bewezen verklaren.
Ten aanzien van de overige feiten.
De voor het overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in de uitgewerkte bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Gelet op de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/865003-13 onder feit 1, feit 3 subsidiair, feit 5 subsidiair, feit 8, feit 10 en onder parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegde heeft begaan zoals bewezen is verklaard.
De bewezenverklaring.Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 15 maart 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (onder andere horloges en ringen en diamanten), in totaal ten bedrage van ongeveer 650.000 euro, toebehorende aan [bedrijf 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) hun gezicht hebben bedekt met een bivakmuts, en één van hen een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft vastgehouden en daarbij vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] meermalen heeft toegeroepen "Ga op je buik liggen en niet kijken";
3.subsidiair
op 17 maart 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto Seat Leon met kenteken [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield door deze personenauto door middel van open vuur in brand te steken;
5.subsidiair
op 21 maart 2013 te Vlijmen, gemeente Heusden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, Volkswagen Caddy waarvoor het kenteken [kenteken 2] is afgegeven, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield door deze personenauto door middel van open vuur in brand te steken;
omstreeks 28 december 2012 te Uden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan [adres 3]gelegen pand ([bedrijf 3]) heeft weggenomen een hoeveelheid van 3160 kilo vuurwerk, toebehorende aan de [bedrijf 3], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, te weten door het forceren van een poort van het bedrijfsterrein van voormeld pand en het maken van een gat in de buitenmuur van dat pand;
op 11 januari 2013 te Wijchen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een bedrijf gelegen aan [adres 4] een CV ketel en een thermostaat, toebehorende aan [slachtoffer 6].
op 08 maart 2013 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen een grote hoeveelheid, te weten ongeveer 35 dozen, parfum, toebehorende aan [bedrijf 4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5 subsidiair, feit 6, feit 7, feit 8, feit 9 en feit 10 onder parketnummer 01/865003-13 ten laste gelegde en ten aanzien van het onder parketnummer 01/860058-13 ten laste gelegde eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komen, stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat de door de officier van justitie geëiste straf heel fors is. Een overval maakt weliswaar deel uit van de feiten, maar dit is geen brute overval geweest. In dit verband wijst de raadsvrouwe de rechtbank op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (twee à drie jaar voor een overval op een winkel) en op straffen die in vergelijkbare zaken in de praktijk worden opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling en dat verdachte kennelijk niet bereid is zijn criminele gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft bij de keuze voor het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende in strafverzwarende zin laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders in de nachtelijke uren een overval gepleegd op een stand van [bedrijf 1] in de Brabanthallen te ’s-Hertogenbosch. Daarbij hebben zij een beveiliger overmeesterd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en hem toegeroepen dat hij op zijn buik moest gaan liggen en niet mocht kijken.
Verdachte en zijn mededaders zijn er aldus niet voor teruggeschrokken de bewaker [slachtoffer 1] met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp te bedreigen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich om de gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer kennelijk niet bekommerd.
Bij deze overval heeft verdachte samen met zijn mededaders een grote hoeveelheid sieraden buit gemaakt met een inkoopwaarde van ongeveer € 650.000,-.
Voorts hebben verdachte en zijn mededaders gestolen auto’s die zij voor, tijdens en/of na de overval gebruikt hebben in brand gestoken.
Ook heeft verdachte zich al dan niet samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een diefstal waarbij een cv-ketel met thermostaat werd weggenomen en twee bedrijfsinbraken waarbij een grote hoeveelheid vuurwerk en een grote hoeveelheid parfum werd weggenomen. Bij de bedrijfsinbraken is behoorlijke schade toegebracht door onder andere een deur te vernielen en een gat in de muur te zagen.
Uit voornoemde bewezen verklaarde feiten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte en zijn mededaders planmatig te werk zijn gegaan, de door hen gepleegde strafbare feiten hebben begaan nadat ze deze zorgvuldig hadden voorbereid en zich er kennelijk niets aan gelegen laten liggen dat hun handelen zorgt voor een grote materiële schade en voor veel hinder en overlast bij de directe slachtoffers en derden. Het handelen van verdachten was puur gericht op eigen gewin ten koste van anderen.
De rechtbank zal ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit rekening houden met de omstandigheid dat door verdachte en zijn mededaders bij de overval aan de bewaker geen lichamelijk letsel is toegebracht. Het door de officier gehanteerde uitgangspunt dat voor feit 1 als uitgangpunt een gevangenisstraf van vijf jaren heeft te gelden, wordt met name om deze reden niet gevolgd. Gelet hierop en gezien het feit dat verdachte van een aantal door de officier bewezen geachte feiten wordt vrijgesproken, komt de rechtbank tot oplegging van een lichtere straf dan de door de officier van justitie gevorderde.
Uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden passend en geboden.