ECLI:NL:RBOBR:2014:958

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
01/839871-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne vanuit woning door verdachte en haar kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verkopen van cocaïne vanuit haar woning in Eindhoven. De verdachte, geboren in 1961, werd samen met haar zoon en dochter beschuldigd van het opzettelijk verkopen van cocaïne gedurende een periode van anderhalf jaar, van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar kinderen actief betrokken was bij de verkoop van cocaïne aan verschillende klanten, waarbij getuigen verklaarden dat zij regelmatig cocaïne kochten op het adres van de verdachte.

De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de bevoegdheid van de rechtbank om de zaak te behandelen erkend. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verkopen van cocaïne, wat door de rechtbank als wettig en overtuigend bewezen werd beschouwd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat zij onder druk van haar dochter handelde, maar deze verklaring werd door de rechtbank niet als aannemelijk beschouwd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen geldbedrag van € 1.920,80 verbeurd verklaard, omdat dit bedrag vermoedelijk verkregen is door middel van het strafbare feit. De uitspraak is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/839871-13
Datum uitspraak: 04 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in p.i. Zuid-Oost, locatie Ter Peel” [HvB] te Evertsoord.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 november 2013. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Verdachte staat terecht omdat zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013 vanuit haar woning in Eindhoven gelegen aan de [adres 1], samen met haar kinderen [persoon 1] en [persoon 2], cocaïne heeft verkocht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 16 juli 2013 tot 27 augustus 2013 onder dwang van haar dochter [persoon 1], cocaïne heeft verstrekt.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013 vanuit haar woning gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven samen met haar kinderen [persoon 1] en [persoon 2], cocaïne heeft verkocht.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 2]. [2]
Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat op de [adres 1] te Eindhoven ingeschreven [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats] [=verdachte]. Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat op de[adres 2] te Eindhoven ingeschreven [persoon 1], geboren op 27 augustus [1985] te [geboorteplaats]. Volgens de gemeentelijke basisadministratie staat per 29 mei 2013 als geëmigreerd geregistreerd [persoon 2], geboren op 03 februari 1988 te [geboorteplaats]. Verdachte is de moeder van [persoon 1] en van [persoon 2].
Het relaas van verbalisant [verbalisant 1]. [3]
Ik ben sedert 2002 werkzaam als wijkagent/buurtbrigadier in de wijk Kruidenbuurt/Sintenbuurt, deel uitmakend van het stadsdeel Stratum in de gemeente Eindhoven. In de Kruidenbuurt ligt de[adres 1]. Sedert 11 september 2007 is komen te wonen in pand [adres 1] te Eindhoven, [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1961]. [verdachte] is de moeder van [persoon 1], geboren op [1985], [persoon 2], geboren op [1988], en[persoon 3], geboren op [1987]. Er bereikten mij al vrij snel berichten, afkomstig van voornamelijk vertrouwelijke gesprekken met buurtbewoners, dat er sprake zou zijn van dealactiviteiten van verdovende middelen aan de deur van c.q. in de woning [adres 1]. Omdat het vermoeden van dealactiviteiten in en rondom de woning [adres 1] bleef bestaan, op basis van hernieuwde signalen van buurtbewoners, heb ik tijdens mijn aanwezigheid in de wijk ook veelvuldig dit pand in mijn surveillance opgenomen. Daarbij is mij onder andere het navolgende opgevallen.
  • Op 20 maart 2012: Zoon [persoon 2] heeft zich ingeschreven in de woning [adres 1]. [persoon 1] is een mij bekende harddrugsdealer.
  • Op 6 april 2012: In een gesprek met de vader van een mij bekende verslaafde aan hard drugs, gaf deze vader aan dat zijn zoon de drugs haalt op het adres [adres 1] te Eindhoven.
  • Op 28 mei 2013: Tijdens mijn surveillance in de[adres 1] zag ik dat een mij onbekend persoon uit de bewuste woning kwam gelopen. Ik zag dat de persoon in een personenauto stapte. Ik besloot een klein rondje te maken om nogmaals langs de [adres 1] te rijden. Toen ik daar weer langs reed zag ik dat de mij bekende [persoon 2] voor de deuropening stond. Tevens zag ik dat [verdachte] nabij de deuropening liep. De eerder bedoelde persoon in de personenauto is een harddrugsgebruiker uit Valkenswaard.
Sedert 29 mei 2013 heeft [persoon 2] zich uitgeschreven in Nederland met als reden “emigratie”. Hij is echter op 13 augustus 2013 nog gezien door politiecollega's. Mij is tevens gedurende langere tijd van januari 2012 tot ongeveer april 2013 opgevallen dat de dochter van [verdachte], eerder genoemde [persoon 1], gedurende die periode ook woonachtig was en verbleef op het adres [adres 1] te Eindhoven ondanks dat [persoon 1] per januari 2012 een eigen woning had gekregen op het adres[adres 2] te Eindhoven. Deze woning ligt op slechts enkele honderden meters vanaf de [adres 1] te Eindhoven.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. [4]
Op 28 juli 2013 spraken wij op het hoofdbureau van politie te Eindhoven met [getuige 1], geboren op [1965]. Wij hoorden hem zeggen dat hij al vele jaren cocaïne gebruikte en al langere tijd zijn cocaïne koopt op twee adressen in Eindhoven. Meerdere vrienden van hem kopen cocaïne op deze twee adressen. Eén van deze twee adressen betreft de [adres 1] te Eindhoven. Hij belt nooit van tevoren of hij kan komen. Hij kan op alle tijdstippen van de dag gewoon aankloppen bij de voordeur en krijgt dan in de woning zijn cocaïne. Op dit adres wordt de cocaïne verkocht door meerdere familieleden. Hij had vaker zijn cocaïne gekocht bij ene "[persoon 1]", haar moeder "[alias 1]" of "[alias 2]", ene "[alias 3]" en het broertje van "[alias 4]". "[alias 4]" zit in de gevangenis voor een schietincident. Hij koopt daar altijd één of twee bolletjes cocaïne voor tien euro per bolletje. De cocaïne ligt in de woonkamer in een kast met daar boven een grote spiegel en in een soort kelderkast onder de trap.
(Opmerking verbalisanten: De naam "[alias 4]" is een bijnaam van [persoon 3], geboren op [1987]. "[alias 4]" zit op dit moment gedetineerd. Het broertje van deze "[alias 4]" betreft [persoon 2], geboren op [1988]. Deze heeft de bijnaam "[alias 5]").
De verklaring van [getuige 1]. [5]
Vanaf mijn veertiende of vijftiende jaar gebruik ik cocaïne. Sinds twee of drie jaar koop ik meestal in een woning op de[adres 1]. Het contact is via de zoon [alias 4] tot stand gekomen. Ik kocht van allemaal, de zoon, de moeder of [persoon 1]. Soms werd ik in de hal geholpen, soms in de woonkamer. Tijdens mijn verhoor door de politie op 28 juli 2013 over een andere zaak, heb ik ook gesproken over mijn cocaïnegebruik en over de plaatsen waar ik de cocaïne kocht.
De verklaring van [getuige 2]. [6]
Ik kom twee à drie keer per week op het adres [adres 1] te Eindhoven. Daar ga ik mijn cocaïne halen. Het zou best kunnen dat ik daar op 13 en 27 augustus 2013 ben gezien. Ik koop mijn drugs bij "mama". Als ik mijn drugs ga kopen dan moet ik op de raam kloppen. Als er dan open gedaan wordt dan moet ik vragen naar mama". Ik weet niet hoe deze vrouw in het echt heet. Ik krijg dan ook daadwerkelijk van haar de drugs overhandigd. Ik kan haar als volgt omschrijven: dikkere vrouw, ongeveer 45 jaar oud, donkere huidskleur, strakke haardracht. Ik betaal tien euro voor een bolletje. Heel af en toe betaal ik ook wel eens twee tientjes en dan krijg ik twee bolletjes van "mama". Je kan daar ook alleen vanaf tien euro cocaïne halen. Ik heb namelijk wel eens gevraagd naar vijf euro cocaïne. Maar dit kon ik niet krijgen. Ik ben daar wel een keer geweest toen er ook iemand anders kwam kopen bij ”mama”. Ik zag dat deze man 100 euro aan “mama“ gaf en daarna cocaïne in zijn handen geschoven kreeg.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. [7]
Op 18 februari 2013 werd er door politieambtenaren gezien dat [getuige 3] tweemaal kortstondig de woning gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven bezocht. Daarom hebben wij op 6 september 2013 gesproken met [getuige 3]. Wij confronteerden hem met de bevindingen van de politieambtenaren over zijn bezoeken aan de [adres 1] te Eindhoven. Wij toonden hem hierbij een foto van de woning en foto's van [verdachte] (geboren op [1961]), [persoon 1] (geboren op [1985]) en [persoon 2] (geboren op [1988]). Wij hoorden hem zeggen dat er vanuit die woning drugs werden verkocht. Wij hoorden hem, op reactie van de getoonde foto's, zeggen dat hij [verdachte] "mama" noemde, dat hij [persoon 1] "dochter" noemde en dat hij [persoon 2] "zoon" noemde. Wij hoorde hem zeggen dat hij daar in die woning zelf nooit geen drugs had gekocht, maar dat er meerdere mensen, die hij kent van Novadic, daar hun drugs kopen.
De verklaring van [getuige 4]. [8]
Ik gebruik wel eens cocaïne. Ik gebruik ongeveer één keer per week. Ik snuif cocaïne. De laatste twee maanden koop ik één keer per week op de [adres 1] in Eindhoven mijn cocaïne. Ik koop dit van de moeder. (Noot verbalisant: Ik toon de foto van de hoofdbewoonster, noot rechtbank: [verdachte]). Ja, dit is de vrouw waar ik de cocaïne van koop. Dit is de enige vrouw waar ik van gekocht heb. De andere vrouw heb ik daar vaker gezien, maar daar heb ik nooit van gekocht. (Noot verbalisant: Ik toon de getuige een foto van de dochter van de hoofdbewoonster, noot rechtbank: [persoon 1]) Ik betaal daar 20 euro per keer. Dit zijn vier strepen en dit is dan ongeveer 0,4 gram. De cocaïne zat in een plastic bolletje.

De verklaring van [getuige 5].

Ik heb geen drugs gekocht bij de familie op de [adres 1] in Eindhoven. Ik ben daar wel geweest op 27 augustus 2013. Ik ben naar de[adres 1] gegaan om te vragen of zij wisten waar mijn kennis [naam 1] was. [naam 1] kocht daar zijn cocaïne. Ik ken die familie van 'mammie' en haar dochter al lang. Ik weet dat er vanuit die woning drugs verkocht worden. Toen ik daar die dinsdag was zag ik ook twee gebruikers in de woning.
De verklaring van [getuige 6]. [10]
Ik gebruik al vanaf mijn jeugd ongeveer één keer per week cocaïne. Ik snuif de cocaïne. Sinds ongeveer één jaar koop ik één keer per week cocaïne op de [adres 1] te Eindhoven. Ik koop dan één gram cocaïne voor 50,- euro. Ik krijg de cocaïne in een stukje plastic, in een bolletje. Ik bel altijd tevoren naar [persoon 1]. Ik weet haar achternaam niet. Haar nummer is[nummer 1]. Ik heb ooit één keer van een jongen gekocht maar verder altijd van [persoon 1]. De cocaïne ligt altijd in een schaaltje op het dressoir in de woonkamer. Boven dat dressoir staat een grote spiegel. (Opmerking verbalisanten: Wij tonen getuige [getuige 6] een foto van [persoon 1].) Ja, dit is de vrouw die ik ken als [persoon 1] en daar koop ik mijn cocaïne van."
De verklaring van [persoon 1]. [11]
Ik woon op het adres[adres 2] in Eindhoven. Ik woon daar samen met mijn zoontje. Ik slaap altijd bij mijn moeder op het adres [adres 1] te Eindhoven. Mijn broer [alias 5] woont ook al een paar maanden op het adres[adres 2] in Eindhoven. Zijn echte naam is [persoon 2].
De verklaring van [getuige 7]. [12]
Ik heb in de woning van [verdachte] aan de [adres 1] een keer bolletjes zien liggen op het dressoir. Het waren enkele tientallen bolletjes. Dit was enkel weken voordat jullie mij voor de eerste keer hebben aangehouden. Alleen [verdachte] en [persoon 1] waren toen in de woning aanwezig.
De verklaring van verdachte [verdachte]. [13] , [14] , [15]
Mijn kinderen zijn [persoon 2] (bijnaam [alias 5]), [persoon 3] (bijnaam [alias 4]) en [persoon 1] (bijnaam [persoon 1]). Ik woon op de [adres 1] te Eindhoven. Het adres[adres 2] te Eindhoven is het adres van [persoon 1].13
Er komen vaak mensen bij de [adres 1] in Eindhoven langs en die tikken dan tegen de raam, aan de voorkant van de woning. Dan gaat [persoon 1] of [alias 5] naar de voordeur en doen ze de deur naar de woonkamer dicht. Ik heb wel eens gezien dat [persoon 1] en [alias 5] bolletjes in hun broekzakken hebben zitten. Ik verkoop wel eens drugs voor hen. [persoon 1] staat dan bijvoorbeeld onder de douche en dan komt er iemand aan de deur. Ze roept dan vanuit de douche dat ik die persoon een wit papiertje moet geven en geld moet ontvangen. Ik krijg dan 10,- euro per papiertje. Kijk ik ben echt niet dom en ik weet dat er drugs in zit. Dit geld leg ik op het dressoir. Als [persoon 1] dan klaar is met douchen pakt ze het geld en gaat ze weg. Ik denk dat ik in totaal vier keer heb verkocht voor [persoon 1]. Misschien vijf maar echt niet meer.
Als ik moet verkopen van [persoon 1] lagen de drugs op tafel of op het dressoir in de woonkamer. Voor [alias 5] heb ik maar één keer drugs verkocht. Ik heb toen 50,- euro van deze jongen gekregen. Dit geld heb ik toen aan [alias 5] gegeven. Volgens mij werken [alias 5] en [persoon 1] samen met de verkoop van drugs. De verkoop op de[adres 1] in Eindhoven is al lang aan de gang. Vanaf mei 2013 begon het mij echt op te vallen dat er vreemde mensen aan de deur kwamen. Daarvoor was het al even aan de gang maar ik weet niet precies hoe lang al. Er komen vaak dezelfde mensen, meerdere malen per dag aan de deur. Ik denk gemiddeld drie á vier personen per dag. Dit gebeurt bijna elke dag.14
De verklaring van [persoon 2]. [16]
[naam 2] is een jongen die bij mijn zus verbleef. [naam 2] dealt in drugs vanuit de [adres 1]. Ik heb hem vijf keer meegeholpen met wegen en bolletjes maken van cocaïne. Wij maakten verschillende bolletjes met verschillende hoeveelheden cocaïne. We maakten dus bolletjes van 0,2 gram maar ook van 2,5 gram. De bolletjes die jullie hebben aangetroffen hebben [naam 2] en ik samen ongeveer een week voordat jullie kwamen gemaakt. [naam 2] dealde vanuit de woning van mijn moeder en bracht de cocaïne naar de mensen toe. Ik heb wel eens gezien dat mijn zus [persoon 1] en mijn moeder drugs verkochten vanuit de woning [adres 1] te Eindhoven. Het was zoveel dat het opvalt. Ze vertelden dat ze daar hun geld mee moesten verdienen.

Bewijsoverweging.

Uit het dossier blijkt dat [persoon 2] zich op 20 maart 2012 heeft laten inschrijven op het adres [adres 1] te Eindhoven. De wijkagent/buurtbrigadier vermeldt in het strafdossier [pag. 138] dat allerlei personen die bekend staan als drugsverslaafd het pand [adres 1] te Eindhoven bezoeken. De wijkagent/buurtbrigadier heeft verdachte gezien in de deuropening van die woning. Getuige [getuige 1] [pag. 140] verklaart dat hij al vele jaren cocaïne gebruikt en al langere tijd zijn cocaïne koopt op het adres [adres 1] te Eindhoven. Getuige [getuige 6] verklaart op 9 september 2013 [pag. 234] dat hij sinds ongeveer één jaar een keer per week cocaïne koopt op het adres [adres 1] te Eindhoven. Hij krijgt de cocaïne in een bolletje. Hij koopt de cocaïne bijna altijd van [persoon 1]. Hij heeft de drugs ooit een keer in die woning van een jongen gekocht. Verdachte [pag. 269] heeft verklaard dat haar kinderen [persoon 1] en [alias 5] vanuit de woning [adres 1] te Eindhoven cocaïne verkopen en dat zij zelf een keer voor [alias 5] cocaïne heeft moeten verkopen. Uit het strafdossier blijkt dat [alias 5] de bijnaam is van verdachte [persoon 2]. Op 10 september 2013 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld [pag. 52 en 54].
Ter terechtzitting van 18 februari 2014 heeft verdachte verklaard dat zij in de periode van 16 juli 2013 tot 27 augustus 2013 onder dwang van haar dochter [persoon 1], vanuit haar woning cocaïne heeft verkocht. Deze stelling van verdachte dat zij onder druk heeft gehandeld, heeft zij op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat in de ten laste gelegde periode van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013 vanuit de woning van verdachte gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven cocaïne is verkocht door verdachte, tezamen en in vereniging met anderen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 10 september 2013 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een mate-
riaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, heeft de verdediging bepleit dat kan worden volstaan met de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel van die straf gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank een dergelijke straf niet afdoende vinden dan bepleit de verdediging oplegging van een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen.
Bij de beslissing over de straf en bijkomende straf die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee.
Verdachte heeft samen met anderen gehandeld in harddrugs. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft bij het dealen gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de gebruikers. Bovendien is verdachte eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs.
De strafmodaliteit.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voor wat betreft de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor langere duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie.
Alles tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

Beslag.

Het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1.920,80 is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat dit geldbedrag aan veroordeelde toebehoorde en de rechtbank er van uit gaat dat dit geldbedrag door middel van het strafbare feit is verkregen, nu dit geldbedrag in kleine coupures op verschillende plaatsen in de woning van verdachte is aangetroffen en een redengevende, aannemelijke verklaring van verdachte voor de aanwezigheid van dit geld in haar woning ontbreekt, te meer nu verdachte heeft verklaard dat zij in de bewezen verklaarde periode van een bijstandsuitkering moest leven,

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 27, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
2
en 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.

Verklaart verbeurdhet onder verdachte in beslag genomen geldbedrag
van € 1.920,80.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 4 maart 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost,
2.Het relaas van verbalisant [verbalisant 2], pag. 142
3.Het relaas van verbalisant [verbalisant 1], pag. 138
4.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], pag. 140
5.De verklaring van [getuige 1] op 13 februari 2014 aan de rechter-commissaris afgelegd
6.De verklaring van [getuige 2], pag. 221 t/m 223 en zijn verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd op 12 februari 2014
7.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], pag. 224
8.De verklaring van [getuige 4], pag. 226 en zijn verklaring aan de rechter-commissaris op 12 februari 2014
9.De verklaring van [getuige 5], pag. 232
10.De verklaring van [getuige 6] op 9 september 2013 afgelegd, pag. 234
11.De verklaring van [persoon 1] op 28 augustus 2013 afgelegd, pag. 240
12.De verklaring van [getuige 7] op 15 oktober 2013 afgelegd, pag. 262
13.De verklaring van verdachte [verdachte] op 10 september 2013 afgelegd, pag. 266
14.De verklaring van verdachte [verdachte] op 11 september 2013 afgelegd, pag. 270, 271 en 272
15.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 18 februari 2014 afgelegd
16.De verklaring van [persoon 2] op 19 september 2013 afgelegd, pag. 288 en 289