ECLI:NL:RBOBR:2014:956

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
28 februari 2014
Zaaknummer
01/825477-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling na incident in café te Valkenswaard

Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [slachtoffer] door deze met een glas in het gezicht te slaan. Het incident vond plaats op 23 september 2012 in café Paperazzi te Valkenswaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, een glas tegen haar gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in snijwonden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de verdachte en zijn getuigen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 111 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat de handeling van de verdachte wel ernstig was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, poging tot zware mishandeling, is bewezen verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit in de strafbepaling zijn meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/825477-12
Datum uitspraak: 04 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 december 2012 en 18 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 februari 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2012 te Valkenswaard aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer snijwonden in het gezicht/hoofd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk en met kracht met een glas in het gezicht te steken en/of snijden, in elk geval door (met) een glas tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] (kapot) te slaan/breken;
art 302 lid Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2012 te Valkenswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht (met) een glas tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft (kapot)geslagen/gebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Op 23 september 2012 heeft het slachtoffer [slachtoffer] in café Paperazzi te Valkenswaard een glas tegen haar gezicht gekregen. Als gevolg daarvan heeft zij snijwonden in haar gezicht opgelopen. Aan de hand van de verklaringen van een aantal getuigen wordt verdachte als dader daarvan aangewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar een conflict met [slachtoffer] heeft gehad, maar dat hij niet de persoon is geweest die het glas tegen het gezicht van [slachtoffer] kapot heeft geslagen.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van de verklaringen die het slachtoffer [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgelegd acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een glas tegen het gezicht van het slachtoffer kapot heeft geslagen. De verklaringen die verdachte en de getuigen die van het gezelschap van verdachte deel uitmaakten, hebben afgelegd, zijn steeds wisselend en bevatten – aldus de officier van justitie – zoveel tegenstrijdigheden dat zij de verklaringen die door het slachtoffer [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn afgelegd, meer geloofwaardig vindt. Het letsel wat het slachtoffer heeft opgelopen, kwalificeert de officier van justitie als zwaar lichamelijk letsel. Zij acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het wettig bewijs wellicht uit de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] kan worden gehaald, maar dat die verklaringen niet tot de overtuiging leiden dat verdachte de persoon is geweest die een glas tegen het gezicht van het slachtoffer kapot heeft geslagen. Gelet op alle onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de verklaringen van de diverse getuigen, heeft de rechter-commissaris zowel in Polen als in Nederland, de getuigen nader gehoord. Die verhoren hebben de onduidelijkheid over hetgeen feitelijk is voorgevallen niet weggenomen. De twijfel die nog steeds bestaat over de vraag of verdachte degene is geweest die het glas tegen het gezicht van het slachtoffer kapot heeft geslagen, dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd. Verdachte behoort van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.
In de dagen nadat het slachtoffer [slachtoffer] een glas in haar gezicht had gekregen, heeft de politie een aantal getuigen gehoord. De verklaringen die deze getuigen hebben afgelegd zijn in het procesdossier opgenomen. De Poolse getuigen zijn op 4 november 2013 in Polen door de rechter-commissaris nader gehoord. Een aantal van de Nederlandse getuigen en verdachte is op 11 januari 2014 in Nederland door de rechter-commissaris gehoord.
Op onderdelen wijken de door de getuigen aan de rechter-commissaris afgelegde verklaringen af van de verklaringen die zij kort na het voorval aan de politie hebben afgelegd. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de verklaringen die door de diverse betrokkenen in de dagen na het voorval aan de politie zijn afgelegd. De rechtbank acht deze verklaringen het meest betrouwbaar omdat die kort na voormeld incident zijn afgelegd en dat de kans dat de inhoud van die verklaringen op enigerlei wijze is beïnvloed door van buiten komende feiten of omstandigheden, anders dan de pas veel later afgelegde verklaringen bij de rechter-commissaris, uiterst beperkt is.
De feiten.
Op 23 september 2012 om 12.00 uur heeft het slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan. Zij heeft toen onder meer verklaard dat zij zich op 23 september 2012 in café Paperazzi te Valkenswaard bevond. Zij was toen in het gezelschap van vrienden, waaronder de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. In het café werd zij door een jongen lastig gevallen. Nadat zij deze jongen van zich heeft afgeduwd, ziet en voelt zij dat de jongen haar met een vol bierglas in de hand met kracht en opzettelijk tegen haar hoofd slaat. Op het moment dat het glas het hoofd van [slachtoffer] raakt, breekt het glas. [slachtoffer] voelt en ziet meteen dat er veel bloed uit haar hoofd komt. [slachtoffer] gaat naar het toilet en daar ziet zij in de spiegel dat haar gezicht onder het bloed zit, dat op haar wenkbrauw, onder haar oog en in haar linkerhand een grote snee zit. Daarna is [slachtoffer] met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis zijn de sneeën in haar gezicht gehecht. [slachtoffer] omschrijft de jongen die het glas in haar gezicht kapot heeft geslagen als een blanke jongen met lang donker haar tot in de nek naar achter gedragen, die een roze hemd droeg. [2] Van het letsel van [slachtoffer] zijn foto’s gemaakt. [3] Door de behandelend arts van het Maxima Medisch Centrum te Velhoven is het letsel omschreven als multiple snijwonden rond het rechteroog en de neus. [4]
De getuige [getuige 2] is op 23 september 2012 omstreeks 12.30 uur gehoord. Zij verklaart dat zij zich op 23 september 2012 met een aantal vrienden, waaronder aangeefster [slachtoffer] in café Paperazzi te Valkenswaard bevond. Op een bepaald moment bevindt zij zich enkele meters van [slachtoffer] af als zij ziet dat een man met een roze shirt, met lang, donker, stijl haar achter de oren gekamd voor [slachtoffer] staat. Zij ziet dat deze man zijn hand optilt en zijn hand in de richting van het hoofd van [slachtoffer] brengt. Vervolgens ziet zij dat [slachtoffer] haar gezicht bedekt en als zij bij [slachtoffer] is, ziet [getuige 2] dat [slachtoffer] uit haar gezicht bloedt. Onderweg naar het toilet hoort zij van [slachtoffer] dat de man die voor haar stond een bierglas in haar gezicht had gedaan. [5]
De getuige [getuige 1] is eveneens op 23 september 2012 omstreeks 13.24 uur gehoord. Hij heeft verklaard dat hij zich op 23 september 2012 met een aantal collega’s, waaronder [slachtoffer], in café Paperazzi te Valkenswaard bevond. Daar werd [slachtoffer] lastig gevallen door een jongen. [getuige 1] ziet dat deze jongen een glas in de hand heeft. [getuige 1] gaat dan naar de portier omdat hij bang is dat de situatie gaat escaleren. Op het moment dat [getuige 1] met de portier terugkomt ziet hij dat de jongen [slachtoffer] met een bierglas in het gezicht slaat. [getuige 1] ziet dan dat het gezicht van [slachtoffer] bloedt. De jongen had half lang haar, naar achteren gekamd, en hij droeg een roze shirt. [6]
De hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer], [getuige 2] en [getuige 1] worden bevestigd door de verklaring van de getuige[getuige 3]. Hij is op 28 september 2012 door de politie gehoord en hij heeft toen verklaard dat hij op 23 september 2012 buiten café Paperazzi te Valkenswaard een sigaretje stond te roken en dat hij net van zijn schoonzoon had gehoord dat verdachte heel opdringerig naar een meisje was geweest en dat verdachte een glas in haar gezicht kapot gestoken had. [7]
Van het hiervoor beschreven voorval heeft de eigenaar van café Paperazzi op 23 september 2012 omstreeks 01.40 uur melding bij de politie gedaan. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevonden zich in de onmiddellijke nabijheid van café Paperazzi en zij waren meteen ter plaatse. In het damestoilet troffen zij drie vrouwen aan. Zij zien dat een van de vrouwen hevig bloedt in haar gezicht. Van een in het café aanwezige man hoort verbalisant [verbalisant 2] dat zij de man met de roze blouse moeten hebben. Daarbij wijst de man in de richting van verdachte. Terwijl zij op de ambulance staan te wachten, verklaren het slachtoffer [slachtoffer] en de getuige [getuige 2] aan verbalisant [verbalisant 1] dat een man met een roze blouse de persoon is die [slachtoffer] met een glas in het gezicht had geslagen. Daarbij wijzen zij verdachte aan. [8]
Ter plaatse praat verbalisant [verbalisant 3] met de getuige [getuige 1]. [verbalisant 3] hoort [getuige 1] zeggen dat iemand [slachtoffer] met een kapotgeslagen glas opzettelijk op het hoofd had geslagen. Op een vraag van verbalisant [verbalisant 3] wijst [getuige 1] het slachtoffer [slachtoffer] aan als de persoon die is geslagen. Ook verklaart [getuige 1] tegen verbalisant [verbalisant 3] dat de man die had geslagen een rozekleurige blouse droeg en donker halflang haar had. Daarbij wijst [getuige 1] naar verdachte. [9] Vervolgens wordt verdachte aangehouden. [10]
De waardering van de bewijsmiddelen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2012 in café Paperazzi te Valkenswaard een glas tegen het gezicht van het slachtoffer [slachtoffer] kapot heeft geslagen ten gevolge waarvan [slachtoffer] snijwonden in haar gezicht heeft opgelopen.
Aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest die het glas tegen het gezicht van [slachtoffer] kapot heeft geslagen draagt nog bij dat de[getuige 4] [pag. 46], [getuige 5] [pag. 48, 50 en 51] en [getuige 6] [pag. 53, 54], die alle drie deel uitmaakten van het gezelschap van verdachte, verklaren dat verdachte de persoon is geweest die onenigheid met het slachtoffer [slachtoffer] had.
Verdachte heeft verklaard dat de ruzie in café Paperazzi tussen de[getuige 4] en aangeefster [slachtoffer] plaatsvond en dat hij daar later bij betrokken is geraakt, maar dat hij niet de persoon is geweest die het glas tegen het gezicht van [slachtoffer] kapot heeft geslagen. De verklaring van verdachte omtrent het begin van de ruzie en dat verdachte daarbij eerst later betrokken is geraakt wordt door geen enkele andere aan de politie afgelegde verklaring ondersteund. Deze verklaring over wat er wel en niet is gebeurd acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De conclusies van de rechtbank.
Op basis van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte opzettelijk een glas tegen het gezicht van het slachtoffer kapot heeft geslagen, waardoor het slachtoffer letsel in haar gezicht heeft opgelopen. Nu niet is komen vast te staan dat dit letsel medisch ingrijpen noodzakelijk heeft gemaakt en eveneens onduidelijk is gebleven of het slachtoffer blijvend letsel aan het handelen van verdachte zal overhouden, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Daarom zal de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Zoals hiervoor is overwogen heeft het handelen van verdachte weliswaar geen zwaar lichamelijk letsel opgeleverd, maar dat is niet het gevolg geweest van het handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de handeling van verdachte, het slaan met een glas tegen het gezicht van het slachtoffer, van dien aard dat daardoor naar algemene ervaringsregels zwaar lichamelijk letsel kan worden veroorzaakt. Daarom acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het navolgende wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Verdachte heeft op 23 september 2012 te Valkenswaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht een glas tegen het gezicht van die [slachtoffer] kapot geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
 vijftien maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor het geval de rechtbank tot een veroordeling van verdachte zou komen heeft de verdediging bepleit dat kan worden volstaan met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een taakstraf indien de rechtbank de door de verdediging bepleite gevangenisstraf niet afdoende acht.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee
Verdachte heeft in aanwezigheid van publiek in een café een glas in het gezicht van het slachtoffer kapot geslagen. Het slachtoffer heeft daardoor letsel in haar gelaat opgelopen. Tijdens het verhoor van het slachtoffer door de rechter-commissaris op 4 november 2013 is door de rechter-commissaris waargenomen dat het slachtoffer nog drie littekens in haar gezicht heeft, veroorzaakt door het handelen van verdachte. Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer negatief beïnvloed. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid in het algemeen en in het uitgaansleven in het bijzonder. Dit is een ernstig feit.
Bovendien is verdachte op 17 april 2009 door de politierechter te Roermond veroordeeld voor een mishandeling, evenals het hiervoor bewezen verklaarde feit een geweldsdelict. Daarnaast heeft verdachte in 2010 een transactie betaald, eveneens voor een mishandeling. Aldus maakt het thans bewezen verklaarde feit deel uit van een (hardnekkig) gedragspatroon, waartegen de eerdere sanctieopleggingen kennelijk onvoldoende effect hebben gesorteerd.
De strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan. De rechtbank zal bepalen dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Teneinde de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen acht de rechtbank – naast de hiervoor genoemde gevangenisstraf – oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 111 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een onvoorwaardelijk taakstraf van 240 uur, passend en geboden is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het subsidiair bewezen verklaarde feit levert op het misdrijf:

Poging tot zware mishandeling.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
Ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde feit.

Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
111 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaar-delijk deel van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Een taakstraf voor de duur van 240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. M.Th. van Vliet, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 4 maart 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost,
2.De verklaring van [slachtoffer], pag. 27 en 28
3.De foto’s van het letsel van [slachtoffer], pag. 34, 35, 37, 38 en 39
4.Het aanvraagformulier medische informatie van 28 september 2012, pag. 41
5.De verklaring van [getuige 2], pag. 42 en 43
6.De verklaring van [getuige 1], pag. 44 en 45
7.De verklaring van [getuige 3], pag. 59
8.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 23
9.Het relaas van verbalisant [verbalisant 3], pag. 24
10.Het relaas van verbalisante [verbalisant 4], pag. 13 en 24