Op 7 januari 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van Nicolaas Rudolf, die ter beschikking was gesteld na een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 18 januari 2000. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 29 augustus 2012. De officier van justitie heeft op 23 augustus 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor een jaar. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 januari 2014 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundige I.J.G. Hoegen-Brinkman gehoord.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard dat hij al anderhalf jaar zelfstandig woont en dat het goed met hem gaat. Hij heeft geen behoefte aan een relatie en heeft aangegeven dat hij hulp zal zoeken als er problemen optreden. De deskundige heeft in haar advies aangegeven dat er twijfels zijn over de noodzaak van verlenging van de tbs-maatregel, gezien het feit dat de terbeschikkinggestelde goed functioneert in de maatschappij en er geen incidenten zijn geweest in de afgelopen periode. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de deskundige en heeft de vordering tot verlenging ingetrokken.
De rechtbank heeft, na het horen van alle partijen en het in overweging nemen van de adviezen, geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. Deze beslissing is genomen door de rechters M.T. van Vliet, N.M. Spelt en R.J. Bokhorst, en is uitgesproken in de openbare zitting op 7 januari 2014.