ECLI:NL:RBOBR:2014:8086

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
01/845623-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, diefstal en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 31 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte is beschuldigd van een poging tot zware mishandeling, diefstal en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats in de periode van juli 2013 tot en met december 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juli 2013 met een scooter over het lichaam van het slachtoffer heeft gereden, terwijl deze op de grond lag. Dit gebeurde na een gewelddadige confrontatie waarbij de verdachte het slachtoffer had ten val gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hiermee de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een mobiele telefoon op 25 juli 2013 en aan de diefstal van consumptiegoederen op dezelfde dag. Ook heeft hij op 27 juli 2013 een mes gedragen, waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en toezicht van de reclassering. De rechtbank heeft ook een geldboete van € 170,-- opgelegd, subsidiair 3 dagen hechtenis, en het in beslag genomen mes is verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een aanzienlijk aantal eerdere veroordelingen voor gewelds- en vermogensdelicten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845623-13 en 01/820372-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 31 december 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 november 2013, 23 januari 2014, 9 april 2014 en 17 december 2014.
Op de zitting van 17 december 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van respectievelijk 16 oktober 2013 en 13 november 2014.
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845623-13 ten laste gelegd dat:

1.

hij
op of omstreeks 24 juli 2013
te Handel, in elk geval gemeente Gemert-Bakel,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en met
voorbedachte rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
immers is/zijn/heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk,
- die [slachtoffer 1] met een auto afgesneden terwijl die [slachtoffer 1] op een fiets

reed en/of

- die [slachtoffer 1] ten val gebracht en/of
- die [slachtoffer 1] belemmerd om op te staan, althans de vrije doorgang voor die

[slachtoffer 1] belemmerd en/of

- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die

[slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of

- meermalen, althans eenmaal, met een stok op/tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een scooter over het lichaam van die
[slachtoffer 1] gereden, althans ingereden op die [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 24 juli 2013
te Handel, gemeente Gemert-Bakel,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het
- met een auto afsnijden van die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] op een fiets

reed en/of

- ten val brengen van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] belemmeren om op te staan, althans de vrije doorgang

belemmeren en/of

- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen

op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of

- meermalen, althans eenmaal, met een stok slaan op/tegen het hoofd en/of
tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag
en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een scooter over het lichaam van die
[slachtoffer 1] rijden, althans inrijden op die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] op
de grond lag;

2.

hij
op of omstreeks 25 juli 2013
te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een mobiele telefoon (merk: Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

3.

hij
op of omstreeks 24 juli 2013 te
Handel, gemeente Gemert-Bakel, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een of meer flesje(s) bier (merk: Corona) en/of
een of meer flesje(s) frisdrank en/of een of meer ijsje(s) en/of een krat
en/of een of meer consumptiebon(nen), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

4.

hij
op of omstreeks 27 juli 2013
te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een mes, in elk geval een
voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat
voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor
geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te
dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820372-14 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Gemert, gemeente Gemert-Bakel,
althans elders in Nederland, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden
toegevoegd: "En jouw kop stomp ik eraf" en/of "Ik sla jullie op jullie kop.
Dat wordt vechten!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Meer specifiek, ten aanzien van parketnummer 01/845623-13 feit 1, acht de officier van justitie het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, inclusief de ten laste gelegde voorbedachte raad.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte met zijn scooter over de borstkas of het gezicht van het slachtoffer is gereden, zodat voor een poging tot zware mishandeling onvoldoende bewijs is. Daarnaast dient verdachte ten aanzien van parketnummer 01/845623-13 van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken en van het feit ten laste gelegd onder parketnummer 01/820372-14, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder parketnummer 01/845623-13 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in bijlage A bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 01/845623-13.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met zijn scooter over het lichaam van aangever is heengereden, terwijl aangever op zijn rug op de grond lag. Verdachte heeft dit ook bekend.
[getuige 1] heeft verklaard dat een man op een scooter over de borstkas van aangever is gereden. De rechtbank beschouwt [getuige 1] als een onafhankelijke getuige, die toevallig ter plaatste was en, gelet op andere gegevens in het dossier, een adequate beschrijving geeft van de gebeurtenissen op 24 juli. Anders dan de verdediging acht de rechtbank zijn verklaring in beginsel betrouwbaar. Met name daar waar zijn verklaring bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen zal de rechtbank bij het vaststellen van de feiten van deze verklaring uitgaan.
[getuige 2] heeft op 25 juli 2013 ten overstaan van politie verklaard dat verdachte met een scooter over het lichaam van aangever is gereden. Dit heeft hij eveneens verklaard ten overstaan van de rechter-commissaris op 28 oktober 2013. De verdediging heeft aangevoerd dat die verklaringen niet bruikbaar zijn voor het bewijs, omdat [getuige 2] nadien bij een nader verhoor bij de rechter-commissaris is teruggekomen op zijn eerdere verklaringen. De rechtbank acht deze laatste verklaring van [getuige 2] echter niet geloofwaardig nu deze getuige voor het terugkomen op diens eerdere verklaringen geen aannemelijke reden heeft gegeven. Bovendien vindt de eerste verklaring van getuige bij de rechter-commissaris steun in andere bewijsmiddelen.
Op grond van het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een scooter over het bovenlichaam van aangever is gereden. Dat hiervan geen letsel uit het dossier blijkt, maakt deze constatering niet anders, aangezien er helemaal geen medische informatie aan het dossier is toegevoegd.
Door aldus met een scooter over het bovenlichaam van aangever te rijden heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans op het daardoor ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij aangever aanvaard. Dat er van een dergelijke kans sprake is laat zich naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels verklaren. Bij grote druk op een borstkas is er een aanmerkelijke kans op letsel aan daarin gelegen vitale organen.
Medeplegen?
Slechts het met een scooter over het bovenlichaam rijden wordt door de rechtbank aangemerkt als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Aangezien verdachte deze handeling alleen heeft verricht, nadat hij zelf aangever op de grond heeft doen belanden en nu niet uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachten wisten dat verdachte dit zou doen, dan wel handelingen hebben verricht die deze gedraging van verdachte hebben ondersteund, oordeelt de rechtbank dat van medeplegen van de poging tot zware mishandeling geen sprake is, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Voorbedachte raad?
Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat geen bewijs bestaat dat verdachte de poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad heeft gepleegd. Uit het dossier volgt niet op welk moment verdachte het plan heeft opgevat om met de scooter over aangever heen te rijden. Ook ontbreekt een aanknopingspunt om vast te kunnen stellen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 01/845623-13.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank bewezen dat redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het mes van verdachte voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen. De rechtbank baseert dit oordeel op de bewijsmiddelen waaruit, in onderling verband bezien, blijkt dat verdachte een mes bij zich droeg, op een plaats waarbij het makkelijk voorhanden was en verdachte er niet voor terugdeinst dit mes ook ter hand te nemen en ter dreiging tegen anderen in te zetten. De stelling van de verdediging dat hij dit mes al jaren in bezit heeft en bij zich draagt doet daar niet aan af.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 24 juli 2013 te Handel ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,

- die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en
- die [slachtoffer 1] heeft belemmerd om op te staan en
- met een scooter over het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gereden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

op 25 juli 2013 te Gemert, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk: Samsung), toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 2];

3.

op 24 juli 2013 te Handel, gemeente Gemert-Bakel, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen flesjes bier (merk: Corona) en flesjes frisdrank en ijsjes en
consumptiebonnen, toebehorende aan [bedrijf 2];

4.

op 27 juli 2013 te Gemert, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een mes,
waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen.
In de tenlastelegging met parketnummer 01/820372-14 dat verdachte
op 28 december 2012 te Gemert, [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "En jouw kop stomp ik eraf".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van parketnummer 01/845623-13 feit 1 primair, 2 en 3 en parketnummer 01/820372-14: gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daarbij na te noemen bijzondere voorwaarden:
  • reclasseringstoezicht;
  • meldplicht;
  • ambulante behandeling bij Novadic-Kentron, GGZ Helmond of een soortgelijke instelling (eventueel kortdurende klinische behandeling);
  • opvolgen van aanwijzingen;
  • alcoholverbod;
  • urinecontroles.
Ten aanzien van parketnummer 01/845623-13 feit 4: een geldboete van € 170,-- subsidiair 3 dagen hechtenis, alsmede verbeurdverklaring van het in beslag genomen mes.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Het voorarrest in beide zaken tezamen heeft – gezien de LOVS richtlijnen - reeds te lang geduurd. De eis is disproportioneel en staat niet in verhouding met de eis in de zaken van de medeverdachten. Bovendien doorkruist detentie de toekomstplannen van verdachte. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om bij bewezenverklaring te volstaan met een gevangenisstraf welke gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich eind juli 2013 schuldig gemaakt meerdere strafbare feiten. Op 24 juli 2013 heeft verdachte op recreatiegebied “[bedrijf 2]” te Handel, fors geweld gepleegd tegen aangever. Het incident vond plaats op klaarlichte dag (mede) in de nabijheid van kinderen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld moet een grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat een delict als het onderhavige veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Het door verdachte toegepaste geweld is op te vatten als een ernstige vorm van eigenrichting, die onacceptabel is.
Op respectievelijk 24 juli 2013 en 25 juli 2013 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft bij het plegen van die feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Voorts heeft verdachte een ander bedreigd, waardoor hij een ander vrees heeft aangejaagd, zonder zich om de belangen van het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 november 2014, veelvuldig is veroordeeld ter zake gewelds- en vermogensdelicten.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 14 oktober 2014 opgemaakt ter zake verdachte blijkt dat bij verdachte sprake is van antisociaal gedrag en dat verdachte vlucht in excessief middelengebruik.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank legt dezelfde straf op als de door de officier van justitie gevorderde straf, ondanks de omstandigheid dat de rechtbank ter zake van feit 1 van parketnummer 01/845623-13 – anders dan de officier van justitie had gevorderd – verdachte vrijspreekt van de voorbedachte raad en van het medeplegen. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend bij de ernst en aard van het bewezenverklaarde.
De voorlopige hechtenis van verdachte was tijdens de terechtzitting van 9 april 2014 geschorst onder een aantal voorwaarden. Eén van de voorwaarden betrof de verplichting bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aanwezig te zijn. Verdachte was tijdens de behandeling van zijn strafzaak, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig. Zijn raadsman verklaarde dat hij hierover met zijn cliënt gesproken had, maar dat deze er voor koos niet te verschijnen omdat hij bang was voor nog openstaande boetes aangehouden te worden. De rechtbank stelt vast dat verdachte daarmee de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden en zal ambtshalve bevel geven tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering van benadeelde partij [verbalisant 1] met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De benadeelde partij [verbalisant 1] is werkzaam als verbalisant bij de politie, door zich als benadeelde partij te stellen ter zake immateriële schade, is [verbalisant 1] aan de bij de politie geldende richtlijnen voorbij gegaan. Indien de rechtbank van oordeel is dat de vordering toewijsbaar is, verzoekt de verdediging om de omstandigheden waaronder het delict heeft plaatsgevonden daarbij te betrekken.
Beoordeling.
De rechtbank zal de vordering, die betrekking heeft op immateriële schadevergoeding afwijzen. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat de bedreiging heeft plaatsgevonden tijdens de aanhouding van verdachte, waarbij de emoties hoog opliepen. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat [verbalisant 1] nog veel aan de bedreiging heeft gedacht. De rechtbank is van oordeel dat enkel een gevoel van onbehagen of spanning niet genoeg is om aanspraak te maken op vergoeding van immateriële schade, nu daarmee nog niet gesteld is dat er daadwerkelijk sprake is van schade.

Beslag ten aanzien van 01/845623-13 feit 4.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 27, 33, 33a, 57, 62, 63, 285, 302, 310
Wet wapens en munitie art. 2, 27, 54.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en de overtreding:
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 2:
diefstal.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 3:
diefstal.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 4:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van 01/820372-14:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 1 primair, feit 2, feit 3, 01/820372-14:
Gevangenisstrafvoor de duur van
18 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd (ambulant) zal laten behandelen voor zijn
psychiatrische- en verslavingsproblematiek bij Novadic-Kentron, Netwerk voor
Verslavingszorg en GGZ Helmond of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulk ter
beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen
die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen
worden gegeven;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de richtlijnen van de
reclassering omtrent druggebruik, ook als dit volledige abstinentie inhoudt. Veroordeelde
dient zijn medewerking te verlenen aan eventuele urinecontroles en blaastesten;
- waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 4:
Geldboetevan
€ 170,00subsidiair 3 dagen hechtenis.
Ten aanzien van 01/820372-14:
Afwijzing van de civiele vordering. Wijst af de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1].
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van 01/845623-13 feit 4:
Verbeurdverklaringvan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
een knipmes,
goednummer 687095.

Beveelt opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 31 december 2014.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
Ten aanzien van parketnummer 01/845623-13
Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, registratienummer PL2203-2013126472, opgemaakt en afgesloten d.d. 10 september 2013, in totaal 263 doorgenummerde bladzijden.
Ten aanzien van parketnummer 01/820372-14
Een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, registratienummer PL2203-2013026901, opgemaakt en afgesloten d.d. 25 februari 2013, in totaal 23 doorgenummerde bladzijden.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 01/845623-13.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], aangever, d.d. 24 juli 2013 p. 77, 78
Ik wil aangifte doen van openlijke geweldpleging gepleegd op woensdag 24 juli 2013 tussen 15:45 uur 16:10 uur. Ik was naar [bedrijf 2] in Handel gegaan. Dit betreft een recreatie gebied. (..) Op dat moment zag ik dat er een andere jongen op een scooter kwam aangereden. Ik herkende de jongen die er op zat als [verdachte]. (..) Ik werd door [verdachte] op de grond gesmeten . Dit deed hij door mij beet te pakken en mij naar de grond te trekken. Ik was op dat moment hartstikke bang omdat ik dacht dat ze me dood zouden slaan. Ik zag en voelde dat [verdachte] op mijn benen ging zitten. Ik lag op dat moment met mijn rug op de grond. Doordat [verdachte] op mijn benen zat, kon ik mij niet meer verplaatsen. Ik zag en voelde dat hij mij een harde klap met zijn vuist tegen mijn rechteroor aangaf. Doordat ik geen kant op kon, voelde ik mij machteloos en doodsbang. Het was een harde klap want mijn oorbel zit nu niet meer in mijn oor en mijn oor bloed. (..) Ik zag dat de eerder genoemde [medeverdachte] een stok ter grootte van een honkbalknuppel in zijn handen beet had. Ik zag en voelde dat hij mij met kracht met deze stok tegen de zijkant van lichaam sloeg. Hij had de stok in zijn handen beet en sloeg mij meerdere keren met kracht op de linkerzijde van lichaam ter hoogte van mijn ribben. Ik zag dat hij aanhaalde om extra kracht bij te zetten. Op een gegeven moment ging [verdachte] van mij af. Ik herinner mij nog dat hij mij meerdere keren met zijn vuisten heeft geslagen maar waar weet ik niet meer. Toen hij van mij af was gegaan, ging [getuige 3] boven mij staan. Zij stond over mij heen met haar voeten aan beide kanten van mijn lichaam. (..) Ik zag dat [verdachte] op een gegeven moment op zijn scooter stapte. De scooter liep op dat moment nog. Ik zag dat hij er op ging zitten, gas gaf en in mijn richting reed. De scooter stond op dat moment ongeveer een meter van mij af. Hij reed met zijn voorwiel tegen mijn linker elleboog aan. Het voorwiel schaafde mijn elleboog toen.
Verklaring van [getuige 1], getuige, d.d. 25 juli 2013 p. 120, 121
(..) Ik zag dat er jongen op de grond lag. (..) Hij lag op zijn rug. (..) Op een gegeven moment reed de man op de scooter over de jongen heen. Dit was over zijn borstkast. Hij reed er vol gas over heen. (..)
Verklaring van [getuige 2], getuige, d.d. 28 oktober 2013, proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris
(..) [verdachte] was op zijn scooter ook al naar hem toe gereden. (..) hij is twee keer over [slachtoffer 1] heen gereden. (..) ik heb hem één keer tussen zijn benen door over zijn buik zien rijden, dus eigenlijk schuin over de lengte van zijn lichaam waarbij hij vlak langs [slachtoffer 1] hoofd van het lichaam af reed.(..)
Verklaring van [getuige 4], verdachte, d.d. 27 juli 2013, p.149 t/m 152
(..) Ik heb ook gezien dat de man op de scooter over de rugzak van het slachtoffer reed.
V: En is hij ook over het slachtoffer gereden?
A: Ja, hij is ook over het slachtoffer heen gereden. Ik heb gezien dat hij over [slachtoffer 1] heen reed.(..)
Verklaring [verdachte], verdachte, d.d. 27 juli 2013 om 11:25 uur p. 176
(..) V: Wat is er afgelopen woensdag 24 juli gebeurd bij [bedrijf 2]? (..)
V: U vraagt mij of ik met de scooter over het slachtoffer ben gereden.
A: Ja, ik ben toen ik weg reed, lomp weggereden. Ik ben toen inderdaad met de scooter over de man gereden.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 01/845623-13.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], aangever d.d. 31 juli 2013 p. 187 t/m 189
“Ik kom aangifte doen van diefstal vanuit mijn winkel aan [adres 3] te Gemert.(..) ik ben gebeld door een medewerker van mij (..). Hij zei dat er een telefoontoestel vermist werd uit de doos, een Samsung Galaxy S4 met de kleur zwart. (..) Na terugkoppeling van de laatste Samsung transactie bleek dit toestel ontvreemd te zijn, gezien de camerabeelden, op donderdag 25 juli tussen 13.30 uur en 14.10 uur. Tijdens de transactie is duidelijk vastgelegd op beeld dat de verdachte het toestel uit de doos neemt, in zijn broekzak stopt en even naar buiten loopt. (..)
Bijlage weggenomen goederen: Samsung Galaxy S4 zwart, transpondernummer / registratienummer 57634055367762 waarde € 658.00
Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 15 augustus 2014, p. 206 t/m 208.
U vraagt mij of ik op 25 juli 2013 in genoemde winkel ben geweest. Ja, daar ben ik geweest (..).
Camerabeelden betrekking hebbende op de diefstal gepleegd op 25 juli 2013 te Gemert.
De rechtbank heeft voor aanvang van de zitting kennisgenomen van camerabeelden, welke betrekking hebben op de diefstal gepleegd op 25 juli 2013 bij de winkel [bedrijf 1] te Gemert. Tijdens de terechtzitting d.d. 17 december 2014 heeft de rechtbank haar bevindingen, dat op de camerabeelden zichtbaar is dat verdachte een gsm wegneemt, kenbaar gemaakt. De verdediging heeft dit niet betwist.
Ten aanzien van feit 3 van parketnummer 01/845623-13.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], aangever, namens [bedrijf 2] d.d. 1 augustus 2013 p. 215, 217.
Ik doe aangifte van diefstal van bier, frisdrank en ijs vanaf het [bedrijf 2] te Handel gepleegd op 24 juli 2013. Bijlage weggenomen goederen: 24 flessen Corona, 10 flessen, 15 ijsjes, 100 stuks bonnen.
Verklaring [verdachte] d.d. 15 augustus 2013 p. 207
U zegt dat ik wordt verdacht van de diefstal van bier, frisdrank en ijsjes uit het [bedrijf 2] gelegen aan [adres 2] te Handel.
V: Ik ben daar 1 keer geweest. Ik heb inderdaad daar drank en ijsjes weggenomen.
Ten aanzien van feit 4 van parketnummer 01/845623-13.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2013 p. 104
Op 27 juli 2013 is [verdachte], verblijvende [adres 4] te Gemert, aangehouden. Bij de aanhouding werd verbalisant door een collega geattendeerd op de aanwezigheid van een mes bij bovengenoemde persoon. Verbalisant zag dat hij in de linker achterzak van zijn broek een knipmes met zwart heft had zitten.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2013, p. 218 t/m 220
Op zaterdag 27 juli 2013 (..) kregen wij verbalisanten een melding (..). Wij hoorden dat [persoon 1] en [persoon 2] zeiden dat [verdachte] afgelopen nacht ineens (..) geld wilde gaan pinnen en dat [persoon 1] gedwongen werd mee te gaan. Wij hoorden dat [persoon 2] zei dat [persoon 1] door [verdachte] gedwongen werd om op een grijs met gele scooter te stappen en mee in de richting
van (toevoeging rb)de bank te rijden. (..) Wij hoorden dat [persoon 1] en [persoon 2] zeiden dat [verdachte] hierop met een mes gedreigd zou hebben.
Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 juli 2013 p. 250, 251
Op 27 juli 2013 werd vlak voor de aanhouding van verdachte [verdachte] ambtshalve een incident bekend waarbij verdachte met een mes een meisje zou hebben mishandeld. Bij aanhouding werd door een omstander geroepen dat verdachte een mes in zijn broekzak zou hebben. Dit is bij de aanhouding aangetroffen in de kleding van [verdachte].
Te weten: 1 knipmes, merk Buck kleur zwart, lengte 23 cm lemmet 10 cm.
Ten aanzien van parketnummer 01/820372-14
Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1], p. 3, 4
Ik doe aangifte van bedreiging gepleegd op 28 december 2012 te Gemert. Ik was tijdens dit voorval gekleed in het voorgeschreven politie-uniform en belast met de noodhulpdienst.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2012 p. 5, 6
(..) Wij [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hoorden dat [verdachte] vervolgens riep: En jouw kop stomp ik eraf”. Wij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zagen dat [verdachte] tijdens het roepen van deze woorden met zijn wijsvinger naar mij verbalisant [verbalisant 1] wees. Tevens zagen wij dat [verdachte] hierbij mij verbalisant [verbalisant 1] recht in de ogen aankeek en dat hij zijn vuisten op borsthoogte hield. [verdachte] leek in een soort vechthouding te staan. (..) wij hoorden [verdachte] nogmaals roepen: “Ik ga niet mee dan komen jullie mij maar halen. Ik sla jullie op jullie kop, met hoeveel man jullie ook zijn”.
Verklaring verdachte [verdachte] d.d. 10.1.13 p. 14
V: Heb jij tegen die betreffende collega gezegd: Ik stomp je kop eraf?
A: Het kan best zijn dat ik dit geroepen heb.