In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting Megastallen Nee Lage Mierde tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden. De zaak betreft de vernietiging van een omgevingsvergunning die was verleend voor de bouw van een nieuwe stal voor 2.928 vleesvarkens. De rechtbank oordeelde dat de m.e.r.-beoordeling onjuist was, omdat verweerder ten onrechte aannam dat de toename van ammoniakemissie kon worden gesaldeerd met de provinciale depositiebank. De rechtbank stelde vast dat de uitkomst van een m.e.r.-beoordeling niet afhankelijk kan zijn van de uitkomst van een aanvraag om een Natuurbeschermingswet-vergunning. De rechtbank vernietigde de omgevingsvergunning en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
De rechtbank overwoog dat de vergunninghouder, die een varkenshouderij op de projectlocatie heeft, eerder omgevingsvergunningen had verkregen, maar dat de nieuwe aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Natuurbeschermingswet. De rechtbank concludeerde dat de m.e.r.-beoordeling niet alleen de bestaande situatie moest beschouwen, maar ook de gevolgen van de uitbreiding voor de omgeving, inclusief de nabijgelegen natuurgebieden. De rechtbank oordeelde dat de veronderstelling van verweerder dat de ammoniakemissie kon worden gesaldeerd, niet juist was, en dat dit leidde tot een onjuiste beoordeling van de milieu-effecten.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige m.e.r.-beoordeling en de noodzaak om de gevolgen van vergunningverlening voor de natuur en milieu adequaat te evalueren.