In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 augustus 2013 in Eindhoven geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, wederspannigheid en bedreiging. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood. De verdachte had een mes bij zich en liep met versnelde pas op een politieagent af, maar de rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans was dat de agent zou komen te overlijden. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat hij met het mes in de richting van de agent liep en daarmee de kans op zwaar lichamelijk letsel aanvaardde. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van zijn ervaringen in voormalig Joegoslavië. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan 170 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische problemen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.