ECLI:NL:RBOBR:2014:7700

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
01/839265-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, bedreiging en valsheid in geschrift

Op 17 december 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel, bedreiging en valsheid in geschrift. De verdachte heeft in de periode van januari 2012 tot en met mei 2014 harddrugs, waaronder cocaïne, XTC en GHB, verhandeld. Daarnaast heeft hij personen bedreigd en valse bankbiljetten in omloop gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die door de verdachte is benadeeld door zijn criminele activiteiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de verklaringen van getuigen, waarbij de rechtbank de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen heeft gewogen. De verdachte heeft in het verleden al meerdere keren met justitie in aanraking gestaan, wat meegewogen is in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839265-13
Parketnummer vordering: 01/825556-11
Datum uitspraak: 17 december 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [1984],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: PI Rijnmond, De Schie, Rotterdam.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 september 2014 en 3 december 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 6 augustus 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 december 2014 is gewijzigd conform het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september
2012 tot en met 27 mei 2014 te Deurne, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC-pillen),
zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;

2.

hij op of omstreeks 28 mei 2014 te Deurne opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 6 kilogram GHB (4-hydroxyboterzuur), in elk geval een (grote)

hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), en/of

- ongeveer 178,5 pillen bevattende MDMA, in elk geval een (grote) hoeveelheid

van een materiaal bevattende MDMA, en/of

- ongeveer 15,22 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende cocaïne, en/of

- ongeveer 6,64 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine
zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I;

3.

hij op één of meer tijdstippen in de periode van januari 2012 tot en met 14
mei 2014, te Deurne, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen van (een) voorwerp(en), te weten:
- (een) auto(s) van het merk BMW, met kenteken(s) [kenteken 1] (BMW M3) en/of

[kenteken 2] (BMW 645), en/of

- een auto van het merk Audi TT, met [kenteken 3], en/of
- een ABN AMRO bankrekening ([rekeningnummer 1] ten name [persoon 1]),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van die auto(s) en/of
bankrekening, was/waren terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en)
dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(incident 2 procesdossier)

4.

hij op of omstreeks 23 februari 2014 te Deurne, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en) een zogeheten Aanrijdingsformulier -
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk hebben opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en/of zijn
mededader(s) valselijk ingevuld op dit Aanrijdingsformulier dat er een
aanrijding had plaatsgevonden tussen [persoon 2] en [persoon 3], zulks
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken,
(artikel 225 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2014 tot en met 26 maart 2014
te Deurne en/of Goes, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van
een geldbedrag van 8.998,21 euro (schadebedrag) en een geldbedrag van 23,67
(wettelijke rente),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
- een Aanrijdingsformulier ingevuld, waarop staat ingevuld dat er een
aanrijding heeft plaatsgevonden tussen bestuurders [persoon 2] en [persoon 3]
, waardoor de BMW op naam van die [persoon 3] schade had opgelopen, en/of
- op het formulier Aansprakelijkheidsstelling voor [bedrijf 1] ingevuld
dat voornoemde [persoon 2] geen voorrang verleende aan voornoemde [persoon 3],
en/of
- op het schade-aangifteformulier ingevuld dat voornoemde [persoon 2] de auto
van die [persoon 3] te laat zag en dat die [persoon 2] daarom geen voorrang had
verleend;
(artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
(incident 3 uit het procesdossier)

5.

hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2012 tot en met 28 mei
2014, althans op 28 mei 2014, te Deurne, in elk geval in Nederland,
opzettelijk meerdere bankbiljetten van 50 euro (op 28 mei 2014 een hoeveelheid
van 28 bankbiljetten van 50 euro), waarvan de valsheid of vervalsing
verdachte, toen hij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt
en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad,
(artikel 209 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2012 tot en met 28
mei 2014, althans op 28 mei 2014, te Deurne, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk (50 euro) bankbiljetten welke bestemd zijn om
als wettig betaalmiddel te dienen, in omloop heeft gebracht en/of teneinde ze
in omlooop te brengen in voorraad heeft gehad;
(artikel 210 Wetboek van Strafrecht)
(incident 5 procesdossier)

6.

hij op of omstreeks 12 september 2013 te Deurne [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met vernieling
en/of brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd:"Als ge vanavond niet betaalt dan
gooi ik de ramen in en steek ik de boel in de fik!", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(incident 6 procesdossier)

7.

hij op of omstreeks 12 april 2014 te Deurne [slachtoffer 4] heeft bedreigd
met zware mishandeling, immers is verdachte agressief en dreigend op
voornoemde [slachtoffer 4] toegelopen en heeft hij haar opzettelijk dreigend de
woorden toegevoegd :"het is dat je een wijf bent maar anders had ik heel je
kop kapot geslagen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 12 april 2014 te Deurne, in diens/dier tegenwoordigheid
mondeling opzettelijk beledigend heeft toegevoegd de woorden "Vieze vuile
kankerhoer, het is dat je een wijf bent maar anders had ik heel je kop kapot
geslagen. Jij met je lelijke rotkop" en/of "kankerwijf";
(artikel 266 Wetboek van Strafrecht)
(incident 9 procesdossier)

8.

hij op één of meer tijdstippen in de periode van 14 november 2013 tot en met
22 november 2013 te Deurne met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot
de afgifte van een zwarte playstation 3, een controller en vier spellen, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte zich (meermalen) naar de
oliebollenkraam heeft begeven waar die [slachtoffer 5] werkzaam was en hem daar
dreigend de woorden heeft toegevoegd:
- 'Als jij niet betaalt dan steek ik de kraam in brand!' en 'Ik trek jou uit

de kraam!', en/of

- (vervolgens, de dag na de hierboven genoemde uitlating, nadat voornoemde [slachtoffer 5]
[slachtoffer 5] de playstation heeft afgegeven aan verdachte) 'Over een week kom ik
terug en dan heb je dat geld. Anders pak ik je!';
(incident 10 procesdossier)

9.

hij op of omstreeks 18 april 2014 te Houten tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft bewogen
tot de afgifte van facings (porseleinen schildjes die op de tanden worden
geplakt), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn
mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- verklaard dat de aanbetaling(en) voor de facings op de dag van de plaatsing

daarvan contant zou(den) worden voldaan, en/of

- gezegd dat verdachte als betaling een Breitling horloge had afgegeven aan

[slachtoffer 6], en/of

- een onjuist contactadres en/of factuuradres opgegeven,

waardoor [bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

(incident 12 procesdossier)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/825556-11 is aangebracht bij vordering van 24 oktober 2014 en bij de griffie binnengekomen op 27 oktober 2014. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost Brabant 30 januari 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is en dat de rechtbank bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de officier van justitie ook in de vervolging worden ontvangen, behoudens voor wat betreft de onder 7. Ten laste gelegde belediging. De rechtbank overweegt ter zake van dit feit dat vervolging ter zake van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht niet kan plaatsvinden, anders dan dat door het slachtoffer van de belediging een klacht is ingediend. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat in dit geval slachtoffer [slachtoffer 4] een klacht heeft ingediend. Voorts kan de rechtbank op grond van het dossier niet vaststellen dat [slachtoffer 4] de onmiskenbare bedoeling heeft gehad dat verdachte ter zake van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht zou moeten worden vervolgd. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging voor wat betreft de onder 7. ten laste gelegde belediging. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 8.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit onder 8 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 5] heeft op 30 mei 2014 bij de politie verklaard dat hij € 1.000,-- aan verdachte moest betalen. [slachtoffer 5] kon naar eigen zeggen geen € 1.000,-- betalen en gaf toen een Playstation (-spelcomputer) als onderpand aan verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 5] inderdaad heeft aangesproken op het niet nakomen van een betalingsverplichting en dat hij bij die gelegenheid de Playstation heeft opgehaald die van de oudere broer van verdachte was. Het komt de rechtbank niet aannemelijk voor dat iemand een Playstation meeneemt als onderpand, nu de (tweedehands)waarde daarvan veel lager is dan de door [slachtoffer 5] gestelde schuld. Voorts kan de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet uitsluiten dat de Playstation van de broer van verdachte was en dat verdachte bij het meenemen van de Playstation ook ten behoeve van zijn broer optrad. Gelet op het vorenstaande, bijeengenomen, is de rechtbank, evenals de verdediging, van oordeel dat verdachte van het onder 8 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Vrijspraak feit 9.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit onder 9 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 7] heeft namens [bedrijf 2] op 29 juli 2014 aangifte gedaan van oplichting door verdachte. Verdachte zou de tandarts, zonder te betalen, hebben bewogen tot het plaatsen van zogenoemde facings bij hem en zijn vriendin [persoon 1]. De rechtbank constateert dat drie oplichtingshandelingen zijn tenlastegelegd. Voor wat betreft de tweede ten laste gelegde handeling, de verklaring dat een Breitling horloge ter betaling is afgegeven, stelt de rechtbank - uitgaande van de aangifte - vast dat deze mededeling is gedaan na afgifte van de facings. Door deze handeling kan [bedrijf 2] derhalve niet zijn bewogen tot deze afgifte. Voor wat betreft de derde ten laste gelegde handeling, het opgeven van een onjuist adres, heeft de rechtbank kunnen vaststellen dat voor wat betreft [persoon 1] sprake was van een onjuist adres. De rechtbank kan echter niet uitsluiten dat de door [persoon 1] hierover gegeven verklaring, inhoudende dat sprake moet zijn geweest van een schrijffout bij het noteren van haar adres, juist is. Daarbij is meegewogen dat het slechts om een gering verschil in de postcode van het adres gaat. Het opzettelijk opgeven van een onjuist adres kan daarom niet bewezen worden. De resterende ten laste gelegde handeling is voorts onvoldoende redengevend om tot bewezenverklaring van het delict oplichting te leiden. Gelet op vorenstaande is de rechtbank, evenals de verdediging, van oordeel dat verdachte van het onder 9 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraken.

Ten aanzien van feit 1, derde gedachtestreepje en feit 2, tweede en vierde gedachtestreepje geldt het volgende.De rechtbank acht geen bewijs aanwezig voor het tenlastegelegde verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van amfetamine door verdachte, alsmede – nu een NFI-rapport ontbreekt - onvoldoende bewijs voor het tenlastegelegde aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank zal verdachte daarom van de desbetreffende onder feit 1 en 2 tenlastegelegde gedragingen vrijspreken. Evenmin acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig voor het voorhanden hebben van meer dan 136 pillen bevattende MDMA door verdachte, nu slechts ten aanzien van 136 aangetroffen pillen (SIN AAFG2592NL en SIN AAFG2591NL) door het NFI is vastgesteld dat deze MDMA bevatten.
Ten aanzien van feit 3, eerste gedachtestreepje geldt het volgende.Voor wat betreft het verwijt dat verdachte de BMW M3 met het [kenteken 1] heeft witgewassen overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat de auto op naam van een ander gezet wordt op zichzelf nog niet tot de conclusie kan leiden dat daarmee de aard of herkomst van de auto wordt verborgen of verhuld in de zin van artikel 420bis. Dat de auto op naam stond van verdachte en daarna op naam van [persoon 4] en vervolgens op naam van [persoon 3] wordt bevestigd door de verklaringen van [persoon 4] en [persoon 3], inhoudende dat zij de auto voor verdachte zouden verkopen en dat de auto op hun bedrijfsvoorraad heeft gestaan. Gelet hierop is niet vast komen te staan dat verdachte zich ten aanzien van deze auto heeft schuldig gemaakt aan witwassen zoals ten laste is gelegd. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3, derde gedachtestreepje geldt het volgende.Ingevolge artikel 420bis, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht worden onder voorwerpen verstaan alle zaken en vermogensrechten, waaronder zijn begrepen chartaal en giraal geld. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorenstaande, een bankrekening op zichzelf geen voorwerp is in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte, bij gebrek aan voldoende wettig bewijs, vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op een bankrekening.

Bewijs.

Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Helmond, zaak-/registratienummer 201313679, opgemaakt en afgesloten d.d. 13 augustus 2014, in totaal 930 doorgenummerde bladzijden.
Een aanvullend proces-verbaal inzake witwassen van de politie eenheid Oost-Brabant, hulpofficieren van justitie gezamenlijke recherche, proces-verbaalnummer PL2200-2013137679, opgemaakt en afgesloten d.d. 21 oktober 2014, in totaal 309 doorgenummerde bladzijden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 3, 4, 5, 7 (voor zover het de bedreiging betreft), 8 en 9 aan verdachte ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van de feiten ten laste gelegd onder 2 (voor zover het de bij verdachte aangetroffen verdovende middelen betreft) en 6 (voor zover het de bedreiging van [slachtoffer 1] betreft) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in bijlage A bij dit vonnis, welke bijlage als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Nadere bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van feit 1, 3, 4, 5, 6 en 7.
Verdachte heeft - kort samengevat - ter terechtzitting aangevoerd dat de getuigen die belastend over verdachte hebben verklaard niet de waarheid spreken en onbetrouwbaar zijn. Verdachte is in wezen het slachtoffer van een complot.
Anders dan dat verdachte heeft aangevoerd, acht de rechtbank de verklaringen van de tot het bewijs gebezigde getuigen betrouwbaar. De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken dat sprake is van niet een of enkele, maar van een aanmerkelijke hoeveelheid getuigen die belastend verklaren over verdachte, terwijl verdachte ten aanzien van geen van de getuigen concrete aanknopingspunten heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat hun verklaring onbetrouwbaar is. Voor ieder van de ten laste gelegde feiten geldt dat ten minste twee voor verdachte belastende getuigenverklaringen aanwezig zijn, welke verklaringen onderling telkens op hoofdpunten overeenkomen. Voor wat betreft de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten geldt voorts dat de verklaringen in belangrijke mate steun vinden in objectieve bewijsmiddelen, zoals onder meer de opgenomen communicatie en de in beslag genomen goederen. In hetgeen de verdachte heeft aangevoerd, ziet de rechtbank aldus geen grond om (delen van) de gebezigde verklaringen onbetrouwbaar te achten en niet te gebruiken voor het bewijs. De rechtbank verwerpt het verweer.
Ten aanzien van feit 2, eerste gedachtestreepje.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de op 28 mei 2014 in zijn woning te Deurne aangetroffen GBH had aangelengd met water tot een hoeveelheid van 4 tot 5 liter. Op een vraag van de oudste rechter heeft verdachte vervolgens verklaard dat het mogelijk is dat 5 liter GHB overeenkomt met 6 kilogram GBH. De rechtbank zal deze verklaring mede gebruiken voor het bewijs.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de aangehechte bewijsmiddelenlijst uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op tijdstippen in de periode van 01 september 2012 tot en met 27 mei 2014 in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt

- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (Xtc-pillen),

zijnde telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.

op 28 mei 2014 te Deurne opzettelijk aanwezig heeft gehad:

- ongeveer 6 kilogram GHB (4-hydroxyboterzuur) en
- 136 pillen bevattende MDMA en
- 15,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne,

zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.
hij op tijdstippen in de periode van januari 2012 tot en met 14 mei 2014, te Deurne, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van voorwerpen, te weten:
- een auto van het merk BMW, met kenteken [kenteken 2] (BMW 645), en
- een auto van het merk Audi TT, met [kenteken 3],

heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van die auto(s) was, terwijl hij (telkens) wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;

4.

op 23 februari 2014 te Deurne, tezamen en in vereniging met anderen, een zogeheten Aanrijdingsformulier - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders valselijk ingevuld op dit Aanrijdingsformulier dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen [persoon 2] en [persoon 3], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken

en
in de periode van 23 februari 2014 tot en met 26 maart 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te
bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van 8.998,21 euro (schadebedrag) en een geldbedrag van 23,67
(wettelijke rente), hebbende verdachte en/of zijn mededaders met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid
- een Aanrijdingsformulier ingevuld, waarop staat ingevuld dat er een aanrijding heeft
plaatsgevonden tussen bestuurders [persoon 2] en [persoon 3], waardoor de
BMW op naam van die [persoon 3] schade had opgelopen
- en op het formulier Aansprakelijkheidsstelling voor [bedrijf 1] ingevuld dat

voornoemde [persoon 2] geen voorrang verleende aan voornoemde [persoon 3]

- en op het schadeaangifteformulier ingevuld dat voornoemde [persoon 2] de auto van die [persoon 3]

te laat zag;

5.

op 28 mei 2014 te Deurne opzettelijk 28 bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad

en
in de periode van 1 juli 2012 tot en met 28 mei 2014 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk (50 euro) bankbiljetten welke bestemd zijn om als wettig betaalmiddel te dienen, in omloop heeft gebracht en teneinde ze in omloop te brengen in voorraad heeft gehad;

6.

op 12 september 2013 te Deurne [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Als ge vanavond niet betaalt dan gooi ik de ramen in en steek ik de boel in de fik!";

7.

op 12 april 2014 te Deurne [slachtoffer 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte agressief en dreigend op voornoemde [slachtoffer 4] toegelopen en heeft hij haar opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd :"Het is dat je een wijf bent maar anders had ik heel je kop kapot geslagen".

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9: gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede verbeurdverklaring van alle in beslag genomen goederen. Voorts tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 27 dagen, opgelegd bij vonnis d.d. 30 januari 2014.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft ook kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij het rapport van de reclassering en aan verdachte een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die in deze geraden acht. Mocht een onvoorwaardelijk strafdeel volgen, dan dient aansluiting te worden gezocht bij de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf stelt de verdediging zich op het standpunt dat de pleegdatum van het ten laste gelegde onder feit 6 is gelegen voor de datum van het vonnis van de rechtbank. Om die reden kan dit feit geen aanleiding geven tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Verzocht wordt om de proeftijd te verlengen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode gelegen tussen begin 2012 en eind mei 2014 veelvuldig schuldig gemaakt strafbare feiten. Verdachte heeft onder meer (ook aan minderjarigen) gedurende een periode van ruim anderhalf jaar harddrugs gedeald. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de afnemers. Verdachte heeft ook een aanzienlijke hoeveelheid van verschillende soorten harddrugs aanwezig gehad, waarbij de rechtbank met name belang heeft gehecht aan de forse hoeveelheid GHB die in beslag is genomen.
Voorts heeft verdachte anderen bedreigd, waardoor hij anderen vrees heeft aangejaagd, zonder zich om hun belangen te bekommeren. Ook heeft verdachte door zijn gedrag een minachting voor de maatschappelijke financiële orde ten toon gespreid die zorgen baart. Hij heeft vals geld in voorraad gehad en in omloop gebracht, goederen witgewassen, formulieren van de verzekering vals opgemaakt en daarmee de verzekering opgelicht.
Uit het uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 30 augustus 2014 volgt dat verdachte in het verleden veelvuldig, ook in de laatste vijf jaar, is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder feiten soortgelijk aan de thans bewezen verklaarde feiten. Zo is verdachte in januari 2014 nog veroordeeld voor onder meer bedreigingen en in verband met de Opiumwet.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf, voor zover aanwezig, aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf, welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden, waarbij niet kan worden volstaan, zoals door de verdediging is bepleit, met een vrijheidsbeneming die aansluit bij de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank neemt daarbij met name in ogenschouw de hoeveelheid jegens verdachte bewezenverklaarde feiten en de aard en de ernst daarvan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie heeft betoogd - verdachte van het onder 8 en 9 tenlastegelegde geheel en van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gedeeltelijk vrijspreekt en de officier van justitie niet ontvankelijk is voor wat betreft de onder 7 tenlastegelegde belediging. De rechtbank is van oordeel dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij [bedrijf 1] integraal dient te worden toegewezen met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dient te worden afgewezen.
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders aldus samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

Ten aanzien van het beslag.

Ten aanzien van feit 1: verbeurdverklaring in beslag genomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.
Ten aanzien van feit 3: teruggave in beslag genomen goed aan rechthebbende.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Ten aanzien van feit 3: teruggave in beslag genomen goederen aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/825556-11.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank van oordeel dat bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan niet aanwezig zijn. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Voorlopige hechtenis.

De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte af omdat de rechtbank van oordeel is dat de ernstige bezwaren en de gronden waarop de voorlopige hechtenis van verdachte is gebaseerd nog aanwezig zijn. Voorts wijst de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af omdat zij van oordeel is dat het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis moeten prevaleren boven het belang dat verdachte heeft bij schorsing van de voorlopige hechtenis.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 63, 209, 210, 225, 285, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk ter zake van de onder 7 tenlastegelegde belediging.
Verklaart niet bewezen het ten laste gelegde onder 8 en 9 en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van valsheid in geschrift in eendaadse samenloop met medeplegen van
oplichting.
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk bankbiljetten in voorraad hebben, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven
en

opzettelijk en wederrechtelijk bankbiljetten welke bestemd zijn om als wettig

betaalmiddel in omloop te worden gebracht, in omloop brengen en teneinde ze in omloop te brengen in voorraad hebben.

Ten aanzien van feit 6:
bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 7:
bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 4:
maatregel van schadevergoedingvan
€ 9.021,88,subsidiair 80 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] van een bedrag van € 9.021,88 (zegge: negenduizend eenentwintig euro en achtentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van
zijn mededaders is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1], van een bedrag van € 9.021,88 (zegge: negenduizendeenentwintig euro en achtentachtig eurocent). Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Verbeurdverklaringvan de
in beslag genomen goederen, te weten:
- een geldbedrag van € 705,--, goednummer 795846;
- een personenauto, [kenteken 3], merk AUDI TT, goednummer 793454;
- een gsm, type Samsung GT E1270 (geen goednummer aangetroffen);
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796004;
- een Lebara simkaart, goednummer 796029;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796032;
- losse achterzijden van gsm's, goednummer 796033;
- 7 batterijen, merk Samsung, goednummer 796034;
- een Lebara simkaart, goednummer 796035;
- een Lebara simkaart, goednummer 796036;
- een Lebara simkaart, goednummer 796038;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796006;
- een gsm, merk, Samsung goednummer 796009;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796010;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796016;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796025;
- een gsm, merk Samsung, goednummer 796027.
Ten aanzien van feit 3:
Teruggave in beslag genomen goed,aan de
rechthebbende,te weten:
- een personenauto, type BMW M3 coupe 2005, blauw, [kenteken 1].
Ten aanzien van feit 3:
Teruggave in beslag genomen goederen, aan
[verdachte],geboren [1984],
te weten:
- een zwart Samsung beeldscherm, flat screen, inclusief twee 3D-brillen, een kabel en
afstandsbediening, goednummer 796041;
- 2 stuks matras, goednummer 798736;
- 2 stuks hoeslakens, goednummer 798736.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Oost-Brabant d.d. 30 januari 2014, gewezen onder parketnummer 01/825556-11, te weten:
gevangenisstrafvoor de duur van
27 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 17 december 2014.
Bijlage A – de bewijsmiddelen (verkort en zakelijk weergegeven).
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verklaring verdachte d.d. 30 mei 2014 bij de RC:
Ik ben verslaafd aan GHB. Ik maak het zelf en gebruik het zelf. De cocaïne die is
aangetroffen, is om GHB gebruik te compenseren als ik teveel gebruikt heb. [1]
Bewijs van ontvangst opgemaakt en ondertekend d.d. 28 mei 2014, p. 298-299
Op 28 mei 2014 werden in de woning [adres 1] te Deurne onder [verdachte] (onder meer) na te noemen goederen inbeslaggenomen:
- een kan met ca. 4 à 5 liter vloeistof die positief reageerde op een test voor GHB;
- een petfles 1,5 liter volledig gevuld met een vloeistof die positief reageerde op een test
voor GHB;
-een spa-fles 0,5 liter volledig gevuld met een vloeistof die positief reageerde op een test
voor GHB;
- een fles Chaudfontaine 0,33 liter, ¾ gevuld met een vloeistof die positief reageerde op een
test voor GHB;
- een klein bruin flesje met witte dop, voor 1/3 gevuld met een vloeistof die positief
reageerde op een test voor GHB;
- twee cachets (seals) met als inhoud een wit poeder dat positief reageerde op een test voor
cocaïne, seals met opdruk ‘smartseals’ en een afbeelding van een pinguïn;
- zevenenvijftig lege cachets (seals) met opdruk ‘smartseals’ en een afbeelding van een
pinguïn; [2]
Kennisgeving van inbeslagneming, p. 849, 853, 855, 856
In beslag genomen tijdens zoeking op adres [adres 1] te Deurne op 28 mei 2014, beslagene: [verdachte].
Volgnummer 8, goednummer PL2200-2013137679-795808: witte grote jerrycan met rode dop, vol tussen het tweede en het derde streepje;
Volgnummer 12, goednummer PL2200-2013137679-795816: 1,5 liter fles, kleur blauw, op etiket staat [persoon 5];
Volgnummer 13, goednummer PL2200-2013137679-795817: 50 cl blauwe fles, etiket van spa reine. [3]
Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 3 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
Ik had de GHB, welke op 28 mei 2014 in mijn woning te Deurne is aangetroffen, aangelengd met water tot een hoeveelheid van 4 tot 5 liter. Het is mogelijk dat 5 liter GHB overeenkomt met 6 kilogram GHB. [4]
Foto’s, p. 303, 304
Op de foto’s is zichtbaar dat de goederen met respectievelijk de goednummers 795808, 795817 en 795816 corresponderen met respectievelijk SIN AAEY4211NL, SIN AAEY4212NL en SIN AAEY4213NL. [5]
Rapport NFI d.d. 2 juli 2014, p. 385
AAEY4211NL bevat GHB
AAEY4212NL bevat GHB
AAEY4213NL bevat GHB [6]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2014 p. 300, 301
Op donderdag 29 mei 2014, omstreeks 09:20 uur, werden door [verbalisant 1], taakvelder verdovende middelen en werkzaam bij de Districtsrecherche Helmond van de politie eenheid Oost-Brabant, de op 28 mei 2014 in de woning gelegen aan [adres 1] te Deurne inbeslaggenomen vermoedelijke verdovende middelen (harddrugs) gewogen en getest. De vermoedelijke verdovende middelen bestonden uit:
-
Goednummer 795831: sealtje, kleur wit met daarop een afbeelding van een Pinguïn en de
tekst:”smart seals”. Nettogewicht 0,22 gram.
-
Goednummer 795836:sealtje, kleur wit met daarop een afbeelding van een Pinguïn en de
tekst:”smart seals”. Nettogewicht 0,72 gram. [7]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2014, p. 316, 317
Op 03 juni 2014, omstreeks 09:30 uur, betraden wij, de woning van verdachte[persoon 2]
.Na het vorderen van alle in de woning aanwezige drugs antwoordde [persoon 2] dat hij vorige week iets had gekregen van [persoon 1]. [persoon 2] pakte een gele plastic tas met het opschrift “[bedrijf 3]”. Deze tas lag op een kast in die berging en was voor het oog direct zichtbaar. [persoon 2] deelde mede: “Dit is de tas die ik vorige week na de aanhouding van [verdachte] van [persoon 1] heb gekregen”. In de tas zaten onder andere twee witte deo rollers, een flesje Pepsi-cola (0.7 liter) en een zogenaamde elektrische anti-insectenlamp. Na onderzoek bleek dat de colafles uit twee delen bestond. Deze twee delen waren van elkaar te scheiden door een draaibeweging. Tevens werd vastgesteld dat zich in die fles een loze ruimte bevond. In deze ruimte werden door ons, verbalisanten, in totaal 6 transparante sealzakjes aangetroffen met daarin grote hoeveelheden, divers gekleurde pilletjes, alsmede een donkerkleurige kristalachtige substantie/korrels. Ten aanzien van de deo-rollers: de draaibolletjes van deze deo-rollers eenvoudig uit de flesjes te verwijderen waren. Bij nader onderzoek zat in een van deze deo flesjes 18 cachets met daarin een wit poeder. [8]
Kennisgeving van inbeslagneming, p. 326, 330, 332
In beslag genomen op 3 juni 2014 te [adres 2]. Verdachte [persoon 2] overhandigde deze goederen aan de politie.
Volgnummer 1, goednummer PL2200-2013137679-797481: Pepsi fles met verdekt compartiment in het midden, inhoud: pillen en kristallen.
Volgnummer 8, goednummer PL2200-2013137679-797888: 18 cachetjes met wit poeder, zat in deodorant roller.
Volgnummer 11, goednummer PL2200-2013137679-797907: 48 pillen.
Volgnummer 12, goednummer PL2200-2013137679-797913: 88 pillen. [9]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014, p. 358, 359
Op 4 juni 2014, werden de vermoedelijk verdovende middelen getest en gewogen.
- C: Goednummer 797888, een gripzakje met daarin 18 sealtjes, kleur wit met de afbeelding
van een Pinguïn en de tekst “Smart Seals”. De inhoud van 2 seals werd gewogen en de
netto gewichten van het witte poeder waren 0,80 en 0,78 gram. De overige 16 seals werden
leeggemaakt in alle seals een droog wit poeder aanwezig was. Het totaal netto gewicht van
de 16 geleegde seals was 12,70 gram.
- F. Goednummer 797913, een gripzakje met daarin 88 driehoekige rose/rode tabletten met
het logo van een kruisje.
- G. Goednummer 797907, een gripzakje met daarin 48 ronde bruine tabletten met het logo
van een vijf puntige ster. [10]
Goednummers voorzien van SIN nummers, p. 386
goednummer 797888 is voorzien van SIN AAFG2566NL
goednummer 797913 is voorzien van SIN AAFG2592NL
goednummer 797907 is voorzien van SIN AAFG2591NL [11]
NFI rapport Identificatie van drugs en precursoren, p. 380, 381
SIN AAFG2566NL bevat cocaïne
SIN AAFG2592NL bevat MDMA
SIN AAFG2591NL bevat MDMA [12]
Gespreksgegevens 839265-13, p. 344
Tijdstip 28 mei 2014 16:30:58
Met [telefoonnummer] tenaamstelling [persoon 1]
Beller [verdachte]
Gebelde [persoon 1]
geeft aan wat er allemaal werd meegenomen.
Ze zijn gek, wacht even, ik moet even rustig doen, zegt [verdachte].
Tickets zijn niet binnengekomen.
[persoon 1] zegt dat ze veel verdovende middelen hadden gevonden.
Ga maar snel naar huis toe, want ik ben benieuwd wat ze allemaal verder nog
eb..., snapte, zegt [verdachte]. JE WEET WAAR JE MOET KIJKEN HE, OP DE BADKAMER, IN DE KOELKAST EN IN DE BERGING, zegt [verdachte].
Ja, ja oke, zegt [persoon 1].
En dat vliegending he, zegt [verdachte].
[persoon 1] gaat kijken en belt zo terug. [13]
Gespreksgegevens, p. 345 t/m 347
Tijdstip 28 mei 2014 16:45:16
Met [telefoonnummer] tenaamstelling [persoon 1]
Beller [persoon 1] [verdachte]
Gebelde [verdachte]
wordt gebeld door [persoon 1].
Schat ik ben zo blij, zegt [persoon 1].
oke, oke, oke, oke, ja, niet te duidelijk snap je, ik vertrouw op dit moment niets zegt [verdachte]
Ehh... vliegendingetje niet, badkamer niet, cola niet, die grote fles wel, zegt [persoon 1].
Ja, ook in de koelkast, ook die flessen, vraagt [verdachte]
Eh, in de koelkast die grote fles, en zat er ook nog in die.. .vraagt [persoon 1]
Halve literflessen in die la ja, zegt [verdachte].
In welke la, vraagt [persoon 1]
Waar ook die 7 up en die andere liggen, die cola flessen, zegt [verdachte].
Dan moet ik daar nog even kijken en bio-ethanol zat daar nog iets in, vraagt [persoon 1]
Nee, die waren leeg, zegt [verdachte].
En onder de wasbak ook, zegt [persoon 1].
Ja, die was leeg, zegt [verdachte].
Wacht even, ik ga nou even terug, ja, zegt [persoon 1].
Schat het ziet er hier uit, een halve liter water, zegt [persoon 1].
Schat, dat spa flesje, niet die [bedrijf 3] fles maar dat halve liter Spa flesje, [verdachte].
Ja die hebben ze ook mee, zegt [persoon 1].
Die Pepsi niet, vraagt [verdachte].
Nee, zegt [persoon 1].
Oke, luister, die Pepsi, die deo en die vlieglamp. zorg dat je die nou wegbrengt, zegt [verdachte].
Waarheen, vraagt [persoon 1].
Dat weet ik niet, zegt [verdachte].
Naar mij of zo, zegt [persoon 1].
Ja, niet weggooien maar wel weg, dat weet ik niet, dat lijkt me niet zo verstandig, zegt [verdachte]. Ook niet met [persoon 2], ik heb het idee dat [persoon 2] ook vast zit, ze hebben een medeverdachte, zegt [verdachte].
Nee, [persoon 2] zit niet vast, ik heb contact met hem gehad. Ik had op Facebook, zegt [persoon 1].
Oke, ehm, ga naar hem toe, is [persoon 6] bij jou nou, vraagt [verdachte].
Nee, nog niet, die komt dadelijk, zegt [persoon 1].
Oke, doe die spullen in een tas, waar ik het net met jou over had, ja, dus die Pepsi, die vliegendinge en die deo, zegt [verdachte].
Ja, ja, ja, zegt [persoon 1].
Met die deo en breng het naar hem toe, zegt [verdachte].
Ja, is goed, zegt [persoon 1].
Het enigste wat ze hebben dan is ruim ef ruim vijf eh dinge, vijf drinken zegt [verdachte]
Ja, ja, (valt [persoon 1] in de rede) (…)
Dus die deodorantrollers die staan er nog, die twee witte ja, die moeten weg. Die vliegenlamp moet weg, en je hebt ook in die vliegenlamp gekeken? Vraagt [verdachte].
Ja, daar zitten ze nog in, zegt [persoon 1].
Die moet je dichtdraaien en die moet ook weg en dan moet je die flesjes ook wegbrengen en ehh ehh, doe maar naar [persoon 2] toe, zegt [verdachte].
Ja, is goed zegt [persoon 1].
Doe alles in een tas en doe er maar oude kussens en zo bij en zeg maar dat hij dat veilig op moet bergen en dat hij er met zijn tengels af moet blijven, zegt [verdachte] (…)
Dat potje staat in het medicijnkastje van hem, dat kost eh.., zegt [verdachte].
Ja, weet ik, zegt [persoon 1].
Dat kost 60 en mocht ie nog wat anders nodig hebben dan moet je effe die deo dingen pakken ja, zegt [verdachte].
Ja, is goed, zegt [persoon 1].
Ehm.. effe nog iets, uhm... zorg dat die spullen dadelijk weggaan uhm. .. . effe kijken, wat moest ik nog meer zeggen, ja, zorg dat je alle spullen meeneemt in ieder geval, [persoon 6] die brengt je naar Eindhoven, zegt [verdachte].
Ja, is goed, nee wacht maar, ja is goed, schat ik ga nou effe ophangen ja, ik ga effe jouw spullen pakken, zegt [persoon 1]. [14]
Verklaring [slachtoffer 5] d.d. 30 mei 2014, p. 463
(..) Het is mij bekend dat [verdachte] in harddrugs dealt. Ik weet zo ook dat hij achter de jacuzzi in zijn tuin GHB had staan. Daar dealde hij in of gebruikte het zelf. [15]
Verklaring [persoon 7] d.d. 17 juni 2014, p. 475/476
V: Wat is je relatie met [verdachte]?
A: Ik heb via via gehoord dat hij dealde, ik wist dat hij diverse soorten drugs verkocht. (…) Ik ben daarna toch nog een keer aan de deur gegaan en toen kon ik wel bij hem drugs kopen. Ik vroeg aan hem wat hij verkocht, hij vertelde me wat zijn menukaart was, hij vertelde dat hij XTC pillen, GHB en cocaïne te koop had. Ik vroeg hem wat de prijzen waren voor de drugs, hij vertelde voor een gram cocaïne 50,- euro, XTC pil 5,- euro en GHB weet ik niet. (..) Ik heb in totaal ongeveer 7 pillen bij hem gekocht. Meer niet omdat ik dit maar rommel vond. Dit is in de tijd geweest van ongeveer 26 april tot 5 mei 2014 geweest. Ik heb voor ongeveer 15 a 20,- euro totaal bij hem gekocht. Dit waren alleen maar XTC pillen. (..) Ik moest altijd contant betalen.
V: als je drugs gebruikt bij wie koop je deze dan?
A: Bij [verdachte] en bij [persoon 8] uit België. (..)
V: wie komen er nog meer hij [verdachte]
A: Ik weet dat [persoon 9] nog kocht bij [verdachte], verder weet ik het niet.(..) [16]
Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 12 juli 2014, p. 478, 479
(..) Ik kocht indertijd GHB bij [verdachte]. Ik kocht alleen GHB bij hem en niets anders. (..) Toen kwam ik er achter dat [verdachte] verdovende middelen verkocht. Ik denk dat ik voor het eerst in 2011 bij hem GHB heb gekocht. Toen ik op een gegeven moment bij [verdachte] binnenkwam, zag ik daar ongeveer 50 gevulde sealtjes coke op tafel liggen. Ik denk dat het gramzakjes betroffen voor de verkoop. [verdachte] vertelde mij ook dat hij die coke verkocht. Ik heb zelf ook gezien dat [verdachte] coke per seal verkocht. [verdachte] zei tegen mij dat hij coke alleen per gram verkocht. Eerst kwam ik af en toe bij [verdachte] thuis. Als ik daar was dan kwam het wel voor dat er mensen aan de deur kwamen om bij [verdachte] coke of XTC pillen of GHB te kopen. Ik heb dit ook meerdere keren zelf gezien.
Er kwam een keer een jongen binnen en ik hoorde dat [verdachte] tegen die jongen zei dat die jongen XTC pillen per stuk voor Euro 5,- of 3 voor Euro 10,- kon kopen. Ik hoorde [verdachte] dit zelf zeggen. De GHB verkocht [verdachte] per halve liter. Die GHB zat dan verpakt in een Spablauw flesje. Ik heb 1 keer meegemaakt dat [verdachte] dit verkocht. Ik heb gezien dat hij het flesje uit de koelkast pakte. Een andere keer toen iemand GHB kwam kopen, moest ik op de gang gaan staan, zodat ik niet kon zien waar [verdachte] dit vandaan haalde. Ik heb zelf maar enkele keren GHB bij [verdachte] gekocht.
In die tijd had ik geen werk en ging ik regelmatig overdag en ‘s avonds bij [verdachte] buurten. Dan kwam het regelmatig voor dat er iemand coke kwam kopen. Ik heb 1 keer een zak van circa 20cm bij 10cm, gevuld met XTC-pillen op tafel zien liggen. (…) Ik heb tot midden 2012 op [adres 3] gewoond en toen ben ik weer bij mijn ouders gaan wonen. Mijn contact met [verdachte] bleef tot ongeveer september 2013. Gedurende die tijd heb ik gezien dat [verdachte] dealde. (..) [17]
Verklaring [persoon 10], d.d. 28 mei 2014, p. 489 t/m 491
(..) U vraagt mij, hoe lang ik al bij [verdachte] cocaïne koop? —
Ik koop mijn cocaïne sinds eind 2012 bij [verdachte].
U vraagt mij, hoe vaak ik bij [verdachte] cocaïne kocht?
Op het begin was dit een paar gram per week en dan een aantal weken helemaal niets. De laatste maanden was wel extreem maar dat hadden jullie zelf ook kunnen zien.
U vraagt mij, wat ik voor de cocaïne moest betalen? Ik betaalde 60 Euro per gram. Dit is eigenlijk vanaf 2012 zo geweest. De kwaliteit was naar mijn mening wel goed. (..)
U vraagt mij, hoe wij met elkaar communiceerden?
Via de telefoon. We belden dan of sms’ten met elkaar.
U vraagt mij, hoe wij afspraken en wat onze codering was?
Meestal spraken we dan in code taal. We hadden afspraken gemaakt om te praten om de sleutels klaar te leggen. Wij spraken dit zo af omdat ik ook wel weet dat je niet praat over de telefoon om 2 gram cocaïne klaar te leggen. 1 sleutel betrof dan 1 sealtje van 1 gram.
U vraagt mij, wat er met de codering van: “ hond uitlaten, vissen en de zon schijnt wordt bedoeld”?
Hond uitlaten: “ Of ik langs kon komen en of [verdachte] thuis was”
Vissen: Dan zou hij de hengels klaarzetten. [verdachte] bedoelde dan dat hij de cocaïne zou klaarleggen.
Zon schijnt: hetzelfde maar ook dat hij voorraad had. Als ik de film mee zou nemen dan hield dat in dat ik geld zou betalen en mee zou nemen. (..)
U vraagt mij, hoe ik op de hoogte werd gehouden dat [verdachte] een nieuw telefoonnummer had?
Soms een smsje maar meestal gaf hij dit nummer door als ik bij hem ging kopen.
U vraagt mij, hoe [verdachte] mij onder druk heeft gezet nadat ik 3200 Euro schuld bij hem had?
Dit was volgens mij eind april. Ik had een totale schuld van ongeveer 4000 Euro. Ik was de tel kwijt. Volgens mij was het 3200 euro maar hij had er nog een handje van om rente te vragen. Ik dacht namelijk dat ik die 700 Euro al bij hem had betaald maar goed. Ik heb uiteindelijk 4000 Euro betaald. (…)
U vraagt mij, wat er bedoeld werd als er over [naam 1] werd gesproken?
[naam 1] was een fictief persoon. Dit was ook code taal om langs te komen en of [verdachte] dan voorraad had en of dat ik kon langskomen.
U vraagt mij, wat er bedoeld werd met voor en achterdeur sleutel?
Hier werd bedoeld 1 of 2 sealtjes. [18]
Verklaring [persoon 2], d.d. 3 juni 2014, p. 497 t/m 499
U vraagt mij, of [verdachte] GHB verkoopt?
Ja ik weet dat [verdachte] GHB verkoopt. Dat kan ik niet ontkennen en jullie weten dat ook.
U vraagt mij, wat [verdachte] nog meer verkoopt?
Ik weet dat [verdachte] ook pillen (XTC) verkoopt. Hij verkoopt ook cocaïne. Ik weet dat. Ik zit in dat wereldje dus ik weet dat. Ik koop zelf niet bij hem want ik gebruik niets meer. (..) Ik heb wel een tijd gehad dat ik voor mijn gevoel niet zonder cocaïne kon. Dat heb ik gelukkig niet meer. Ik kocht toen mijn cocaïne ook altijd bij [verdachte]. Ik betaalde bij [verdachte] 50 Euro per gram. Ik ging dit bij hem thuis halen maar meestal kwam hij bij mij langs. De kwaliteit was redelijk goed. Ik heb ruim een jaar bij hem cocaïne gekocht. Ik kocht meestal 10 gram per keer. Ik deed hier ongeveer een maand mee. Ik gebruikte zeker 2 gram per weekend. Ik haalde dus ongeveer voor 500 Euro in de maand bij [verdachte]. Ik heb ook wel eens ooit pillen bij [verdachte] gekocht. Dat is in dezelfde periode geweest. Ik betaalde per XTC pil 5 euro. (..)
U vraagt mij, hoe ik aan de tas kom welke vandaag bij mij in beslag is genomen door de politie?
Die tas heb ik gekregen van [persoon 1] de vriendin van [verdachte]. [persoon 1] belde of ze bij mij langs kon komen. Ze kwam huilend bij mij aan en vroeg of ik die tas bij mij kon neerzetten en deze kon bewaren. [persoon 1] zei dat er spullen van [verdachte] inzaten. (..)
U vraagt mij, wat er in de tas zat welke vandaag bij mij in beslag genomen is door de politie?
In de tas zat een vliegenvanger, Pepsi flesje welke je kon opendraaien. Ik had gekeken wat er in zat. Ik zag dat je dit flesje kon opendraaien en zag allemaal pillen in dat flesje zitten. Ik wist toen al hoe laat het was. Toen heb ik eigenlijk niet verder gekeken. (..) [19]
Verklaring [persoon 2], d.d. 4 juni 2014, p. 502
(..) Ik heb ongeveer in twee jaar voor 5000,-- euro aan cocaïne bij [verdachte] gekocht. (..)
U vraagt mij, wat er bedoeld wordt met schroeven?
-Dit ging over xtc pillen. Dit ging over een partij van ongeveer 2000 pillen. Ik weet niet waar hij die vandaan heeft. Hij had deze bij mij afgegeven. Ik moest die voor hem bijhouden. Hij zou die later die week ophalen. Hij had altijd andere xtc pillen. [verdachte] heeft meerdere keren xtc pillen bij mij gebracht. Ik denk wel 4 keer in totaal. Dit waren elke keer andere pillen. Bij mij thuis zijn ook een keer pillen aangetroffen door mijn moeder. Dit waren 1000 pillen. Ik wilde die zelf gaan verkopen. Ik had 1000 pillen gekocht bij [verdachte] voor 1500 Euro. Ik wilde hierdoor van mijn schuld afkomen. Ik heb ze toen zelf door de wc doorgespoeld. Die 1000 pillen was ongeveer een half jaar geleden. [20]
Verklaring [persoon 2], d.d. 16 juni 2014, p. 526
(..) Ik heb vanaf maart 2012 tot december 2013 wekelijks cocaïne gekocht van [verdachte]. [21]
Ten aanzien van feit 3.
De bewijsmiddelen welke worden gehanteerd ter zake van dit feit zijn terug te vinden in het eindproces-verbaal, alsmede het aanvullend proces-verbaal inzake witwassen, zoals hiervoor vermeld onder het kopje ‘bronnen’.
De AUDI TT voorzien van [kenteken 3]
RDW gegevens, p. 233, 234
RDW gegevens Audi TT met [kenteken 3]:
Op 10 mei 2014 vanaf 10:31 uur tot 14 mei 2014 stond het voertuig op naam van [persoon 2], geboren op [persoon 2], [adres 2]. [22]
RDW gegevens, p. 235, 236
Vanaf 14 mei 2014 vanaf 14:50 uur staat de Audi TT met [kenteken 3] op naam van [persoon 1], geboren op [1996], [adres 4]. [23]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2014, p. 229, 231
Op camerabeelden van de voordeur van de woning van verdachte aan de [adres 1] is te zien dat op 10 mei 2014, 13 mei 2014 (twee maal) en 14 mei 2014 (twee maal) verdachte als bestuurder gebruik maakte van een blauwe Audi TT. Op 15 mei 2014 en 26 mei 2014 is zien dat kort na het arriveren van een blauwe Audi verdachte de straat oversteekt en zijn woning ingaat. Op 27 mei 2014 is te zien dat kort nadat verdachte zijn woning uitkomt en de straat oversteekt, een blauwe Audi wegrijdt. Op 28 mei 2014 is verdachte aangehouden toen hij reed in de Audi TT met het [kenteken 3]. Uit de Integrale bevraging kwam naar voren dat [persoon 1] niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. [24]
Verklaring [persoon 11] d.d. 24 juni 2014, p. 47, 48
Ik was in het bezit van een Audi TT van bouwjaar 2001, de auto was voorzien van het [kenteken 3]. Ik wilde de auto verkopen en heb deze via markplaats geadverteerd. Ik had deze auto voor een bedrag van 5650,— euro op marktplaats geadverteerd. Op een gegeven moment op een vrijdag werd ik gebeld door iemand die mijn auto wilde kopen.
Hij noemde zich [naam 2]. Op 10 mei 2014, omstreeks 10.00 uur, kwamen er twee personen aan de deur. Ze hadden een witte bestelwagen bij zich. De bestuurder van die auto verklaarde dat bij in scooters deed.
Noot verbalisant:de getuige omschreef het signalement van de koper van de Audi TT en hoe deze eruit zag, rossig haar, groot, bodybuilders type, gladde jongen.
Mijn vader vroeg aan hem, voor wie de auto was.
[verbalisant 2], toont een foto van [persoon 2]: Ja dat is de man, die de bestuurder was van de witte Caddy. Ik [verbalisant 2], hoorde dat de getuige verklaarde dat hij ([persoon 2]) de auto op zijn naam moest zetten.
[verbalisant 2], toont een foto van [verdachte], aan de [persoon 11].
Noot verbalisant:Ik [verbalisant 2], zag en hoorde dat de getuige [persoon 11] bij liet zien van de foto riep, Ja Dat is hem. Ik hoorde dat die jongen zei dat de auto voor hem was en wees naar de foto van [verdachte].
Ik hoorde dat hij tegen me zei, dat hij de auto niet op zijn naam kon zetten, maar dat [persoon 2] dit zou doen. Hij zei ook dat hij de auto aan zijn vriendin wilde geven. Hij zei ook tegen me, dat hij een BMW M3 had die hij in elkaar had gereden. Ik hoorde dat hij een bod deed van 4500,- op mijn Audi TT. Ik zei tegen hem dat dit niet ging en dat dit 5000,- euro moest zijn. Toen hebben we elkaar de hand geschud en was de deal rond. Hij, [verdachte], is ook nog met mij samen proef gaan rijden met de Audi TT. De man met het rossige haar haalde hier binnen in huis een heel pak geld uit zijn zwarte body warmer. Hij heeft toen betaald contant voor 3000,- euro, met briefjes van 50,- euro en voor 2000,- euro met briefjes van 100,- euro. Toen hij dit had betaald, zag ik dat hij nog een pak geld in zijn body warmer had zitten. Ik ben toen met die rossige man in de Audi TT naar het postkantoor gereden. Die andere jongen reed met zijn Caddy achter ons aan. Die jongen uit de Caddy heeft toen bij het postkantoor de auto op zijn naam gezet, de Audi TT. Ik ben toen in de auto blijven zitten. Die rossige jongen vroeg nog wel aan mij, of ik de rekening nog had die bij de auto aanwezig was en of ik die naar hem kon opsturen. (...) [25]
Verklaring [persoon 2] d.d. 3 juni 2014, p. 498
U vraagt mij, of ik een Audi TT op naam heb gehad voor [verdachte]?
Ja dat klopt. Dat is halverwege mei geweest. Ik ben toen nog die auto mee gaan halen. Ik heb die samen met [verdachte] in Friesland gehaald. We zijn samen met mijn auto naar Friesland gereden. We hebben de Audi TT op mijn naam gezet omdat hij met zijn uitkering zat. Hij vroeg dat pas in Friesland. Later is de Audi TT op naam gezet van [persoon 1]. [verdachte] heeft daar betaald. Hij betaalde contant. Dit heb ik zelf gezien. (…) [26]
Verklaring [persoon 2], d.d. 4 juni 2014, p. 502
U vraagt mij wat [verdachte] het financieel goed had?
Hij had het echt goed dat weet ik wel. Hij had een jacuzzi, scooter en mooie auto’s. binnen had hij ook mooie spullen staan. Hij verdiende bij in de handel in cocaïne, pillen en GHB. Dat weet ik dat hij deed. Ik heb zelf bij hem gekocht en heb hem ook aan anderen zien verkopen. (…) U vertelt mij, dat ik gisteren verklaard heb dat ik aanwezig was toen [verdachte] contant de Audi TT betaalde. U vraagt mij, hoeveel [verdachte] betaald heeft?
[verdachte] heeft 5000 Euro contant betaald. Ze vroegen 5500 Euro voor die auto maar uiteindelijk heeft [verdachte] 5000 betaald. De betaling verliep soepel. Hij betaalde met briefjes van 50 en 100 Euro. [27]
De BMW 645 voorzien van kenteken [kenteken 2]
Verklaring [persoon 3] d.d. 18 juni 2014, p. 544, 545
V: Hoe is het gebeurd met de BMW 645 met kenteken [kenteken 2]?
A: Die BMW 645 heeft [verdachte] bij [bedrijf 4] gekocht. Hij heeft toen daar de BMW 3 serie te koop gezet. Ik weet niet wat hij toen voor die BMW 645 heeft betaald. Die BMW 645 stond toen op naam van [verdachte]. [verdachte] heeft hier een tijdje mee gereden. Op een gegeven moment is die BMW 645 bij [verdachte] in beslag genomen omdat [verdachte] ergens schuld had. Er was iets met zijn uitkering en daarom is zijn BMW 645 in beslag genomen.
V: Wat was er dan met zijn uitkering?
A: De uitkeringsinstantie dacht dat er iets bij [verdachte] niet klopte. Daarom werd zijn auto in beslag genomen.
V: Hoe weet jij dit?
A: Dat heeft [verdachte] tegen mij gezegd.
V: Waarom heeft [verdachte] überhaupt een uitkering?
A: Omdat hij geen werk heeft.
V: Waarom heeft hij geen werk?
A: Hij heeft wel ooit gevraagd of ik ergens kon vragen of ze werk voor hem hadden.
V: Hoe is het gegaan met het terug kopen van die BMW 645?
A: [verdachte] vroeg aan mij of ik die BMW 645 terug wilde kopen. [verdachte] kon het geld niet over maken omdat hij dat geld thuis had liggen en dit stond niet op de bank. [verdachte] had zwart geld thuis liggen.
V: Maar je kunt toch met dat geld naar een bank gaan en daar dat geld storten en over laten maken?
A: Dat ging niet volgens [verdachte]. Ik heb daar verder niet bij stil gestaan.
V: Hoeveel heb jij betaald voor die BMW 645?
A: Dat was 15000 euro.
V: Was die auto dat waard?
A: Ja, die auto was 20000 euro waard.
V: Naar welke instantie heb jij dat geld overgemaakt?
A: Iets met een uitkering gebeuren, ik weet het ook niet. Ik heb toen die auto op mijn naam gezet.
V: Maar [verdachte] vroeg aan jou om dat geld over te maken, dan zou hij dat geld weer aan jou geven?
A: Ja.
V: Dus jij krijgt zwart geld van [verdachte]?
A: Ja.
V: Hoeveel heb jij van [verdachte] gekregen?
A: 15000 euro.
V: Stond die auto ergens te koop aangeboden in de openbare verkoop?
A: Nee, [verdachte] kon die auto terug kopen, maar die kon hij niet betalen met wit geld.
V: Wat heb jij tegen die instantie gezegd dat jij die auto wilde kopen?
A: [verdachte] had de rekening van 15000 euro. Ik heb toen die rekening van [verdachte] gekregen en heb het bedrag van l5000 euro overgemaakt.
V: Wat heeft [verdachte] dan tegen die uitkeringsinstantie gezegd over de betaling?
A: Ik denk dat hij heeft gezegd dat een vriend de rekening van 15000 euro zou betalen.
V: Wat heeft [verdachte] tegen die instantie gezegd dat jij die rekening van 15000 euro zou betalen?
A: Dat heeft [verdachte] via zijn advocaat volgens mij geregeld.
V: Dus jij hebt die 15000 euro betaald en daarna heeft [verdachte] die 15000 euro aan jou betaald?
A: Ik heb die auto eerst een tijdje zelf gereden, want ik wilde eerst betaald worden voordat [verdachte] die auto kreeg. [verdachte] is toen ook nog een tijdje zijn rijbewijs kwijt geweest. Deze was ingenomen. Toen [verdachte] zijn rijbewijs terug had, heeft [verdachte] mij 15000 euro betaald voor die BMW 645. Toen is [verdachte] met die auto gaan rijden, maar [verdachte] heeft de auto nooit op zijn naam gezet. Die BMW 645 bleef dus op mijn naam en verzekering staan. [28]
Verklaring [persoon 2] d.d. 16 juni 2014, p. 526-527 eindproces-verbaal
Jullie vragen mij hoe het zit met de schade welke is ontstaan aan de BMW 6 serie van [verdachte] met het kenteken [kenteken 2]. [verdachte] had schade gereden met zijn BMW. [verdachte] kwam bij mij aan dat hij schade had gereden. De BMW stond op [persoon 3] zijn naam. De BMW was altijd in gebruik bij [verdachte]. [29]
Verklaring [persoon 12] d.d. 17 juni 2014, p. 303-304 aanvullend proces-verbaal
U vraagt mij naar een meneer die een tijdje geleden hier is gekomen met een blauwe auto. Ik weet waar u het over heeft. Dat was ene [verdachte]. [verdachte] had een BMW, een 645. [verdachte] vroeg of ik de auto wilde maken. [verdachte] deed zich voor als de eigenaar van die auto. Hij maakte de afspraken met betrekking tot die auto. Hij bepaalde wat er met die auto moest gebeuren. Die auto is hier weggegaan. [verdachte] heeft hem zelf opgehaald, heeft hem gestart en is weggereden.
Opm. verb.: op 18 juni 2014 gaf getuige telefonisch door dat hij van de schade-expert had vernomen dat de expert op 19 maart 2013 bij het bedrijf van getuige was gekomen om de schade vast te stellen en dat het kenteken van de BMW 645 het kenteken [kenteken 2] betrof. De verzekering van deze auto stond op naam van [persoon 3]. [30]
Ten aanzien van feit 4.
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] namens [bedrijf 1], p. 611 t/m 614
Ik, [slachtoffer 8], doe hierbij, gemachtigd door [slachtoffer 9], Directeur Verzekeringszaken [bedrijf 1], namens verzekeringsmaatschappij [bedrijf 1] aangifte van vermoedelijke strafbare feiten ex artikelen, 225, 227 en 326 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Algemene gegevens
Polisnummer: 51612292
Branche : Motorrijtuigen
Motorrijtuig : Seat Inca [kenteken 4]
Verzekeringnemer/verzekerde naam : Scooter Handel Deurne / [persoon 2]
Geboren op : [1989]
Adres : [adres 2]
Wederpartij [persoon 3]
Geboren op : [1993] te [geboorteplaats 2]
Adres : [adres 5]
Motorrijtuig : BMW [kenteken 2]
Door de verzekeringnemer werd melding gemaakt van een aanrijding. Dit was volgens de verklaringen van de beide partijen op de schadeformulieren gebeurd op 22 februari 2014 om 22:25 uur in Deurne. De partijen verklaarden dat [persoon 2] als bestuurder van zijn auto een verkeersfout had gemaakt. De auto van [persoon 3] raakte daardoor beschadigd. Op basis van het opgemaakte expertiserapport heeft [bedrijf 1] [persoon 3] schadeloos gesteld door een bedrag van € 8.998,21 vermeerderd met een bedrag van € 23,67 aan wettelijke rente over te maken op het [rekeningnummer 2]. Dat is gebeurd op 26 maart 2014. [31]
Aanrijdingsformulier [bedrijf 1] opgemaakt en ondertekend d.d. 23 februari 2014, p. 619 t/m 621
Inzake ongeval dat zou hebben plaatsgevonden op 22 februari 2014 te Deurne. Verzekeringnemer voertuig A betrof [persoon 2] en verzekeringnemer voertuig B betrof [persoon 3]. Op het formulier staat ingevuld dat [persoon 2] auto B ([persoon 3]) te laat had gezien. Voorts staat op het aanrijdingsformulier vermeld dat de tegenpartij voorrang had moeten verlenen. [32]
Verklaring [persoon 2] d.d. 16 juni 2014, p. 526, 527
Jullie vragen mij hoe het zit met de schade welke is ontstaan aan de BMW 6 serie van [verdachte] met het kenteken [kenteken 2]. Deze auto zou volgens de verzekering een ongeluk hebben gehad met mijn voertuig. Ik begrijp dat dit in februari 2014 is geweest.
Wij hebben dit in scene gezet. [verdachte] had schade gereden met zijn BMW. [verdachte] kwam bij mij aan dat hij schade had gereden. Hij zei dat hij aan het driften was en dat hij schade had gekregen. Hij zei dat zijn auto bij schadebedrijf stond in Deurne. [verdachte] kwam bij mij aan en vroeg of ik dat wilde opgeven aan mijn verzekering. Hij heeft mij daarna onder druk gezet en dat hij mij daar 300,-- voor wilde geven en dat ik hem snel moest helpen. Ik heb toen de gegevens toch ingevuld en kreeg uiteindelijk de 300,-- niet. De BMW stond op [persoon 3] zijn naam. De BMW was altijd in gebruik bij [verdachte]. [persoon 3] was op papier de bestuurder geweest bij het ontstaan van de schade maar [verdachte] was de bestuurder geweest. Mijn auto had zelf geen schade. [33]
Verklaring [persoon 3] d.d. 18 juni 2014, p. 546, 547
(..) Op woensdag of op donderdag vertelde [verdachte] mij dat hij [persoon 2] had gebeld en dat hij met [persoon 2] had afgesproken om bij de verzekering te melden dat [persoon 2] en [verdachte] een aanrijding hadden gehad. Ze wilden dus op papier een aanrijding in scene zetten. [verdachte] zei dat [persoon 2] hiervoor € 300,- zou krijgen. Ik moest de verzekeringspapieren hiertoe tekenen omdat de auto op mijn naam stond en verzekerd was.
V: Wat vond jij daarvan?
A: Ik zei: “Ja hallo, betaal het gewoon zelf, jij hebt zelf schade gereden”. Ik dacht: Ik zet gewoon met handtekening en dat ben ik van het gedoe af. Ik had namelijk inmiddels ook al een paar boetes binnen gekregen van samen ongeveer € 100,- bij een trajectcontrole in Amsterdam, die door [verdachte] waren gepleegd. [verdachte] vulde een schadeformulier in en ik zette daar mijn handtekening onder. Op papier maakte [verdachte] het zo en [persoon 2] was daar ook bij, dat [persoon 2] fout was geweest en schuldig was aan de aanrijding. Ik deed dat schadeformulier op de post. (..) Uiteindelijk heeft de schade-expert een geldbedrag overgemaakt naar mijn rekening. Ik heb dat geld meteen gepind en aan [verdachte] gegeven. [verdachte] heeft die auto naar [persoon 13] gereden en daar heeft hij voor die auto nog € 8.000,- gekregen voor die auto. Toen kreeg ik eindelijk de vrijwaring voor die auto. [34]
Ten aanzien van feit 5.
Gespreksgegevens 839265-13, p. 344
Tijdstip 28 mei 2014 16:30:58
Met [telefoonnummer] tenaamstelling [persoon 1]
Beller [verdachte]
Gebelde [persoon 1]
geeft aan wat er allemaal werd meegenomen. (..)
Ga maar snel naar huis toe, want ik ben benieuwd wat ze allemaal verder nog eb..., snapte, zegt [verdachte]. JE WEET WAAR JE MOET KIJKEN HE, OP DE BADKAMER, IN DE KOELKAST EN IN DE BERGING, zegt [verdachte].
Ja, ja oke, zegt [persoon 1].
En dat vliegending he, zegt [verdachte].
[persoon 1] gaat kijken en belt zo terug. [35]
Gespreksgegevens, p. 345 t/m 347
Tijdstip 28 mei 2014 16:45:16
Met [telefoonnummer] tenaamstelling [persoon 1]
Beller [persoon 1] [verdachte]
Gebelde [verdachte]
(..) Oke, luister, die Pepsi, die deo en die vlieglamp. zorg dat je die nou wegbrengt, zegt [verdachte].
Waarheen, vraagt [persoon 1].
Dat weet ik niet, zegt [verdachte].
Naar mij of zo, zegt [persoon 1].
Ja, niet weggooien maar wel weg, dat weet ik niet, dat lijkt me niet zo verstandig, zegt [verdachte]. Ook niet met [persoon 2], ik heb het idee dat [persoon 2] ook vast zit, ze hebben een mede verdachte, zegt [verdachte].
Nee, [persoon 2] zit niet vast, ik heb contact met hem gehad.
Ik had op Facebook, zegt [persoon 1].
Oke, ehm, ga naar hem toe, is [persoon 6] bij jou nou, vraagt [verdachte].
Nee, nog niet, die komt dadelijk, zegt [persoon 1].
Oke, doe die spullen in een tas, waar ik het net met jou over had, ja, dus die Pepsi, die vliegendinge en die deo, zegt [verdachte].
Ja, ja, ja, zegt [persoon 1]. Ja, weet ik, zegt [persoon 1]. [36]
Poces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2014, p. 316, 317
Op 03 juni 2014, omstreeks 09:30 uur, betraden wij, de woning van verdachte [persoon 2] ([persoon 2]). Na het vorderen van alle in de woning aanwezige drugs antwoordde [persoon 2] dat hij vorige week iets had gekregen van [persoon 1]. [persoon 2] pakte een gele plastic tas met het opschrift “[bedrijf 3]”. Deze tas lag op een kast in die berging en was voor het oog direct zichtbaar. [persoon 2] deelde mede: “Dit is de tas die ik vorige week na de aanhouding van [verdachte] van [persoon 1] heb gekregen. In de tas zaten onder andere twee witte deo rollers, een flesje Pepsi-cola (0.7 liter) en een zogenaamde elektrische anti—insectenlamp. (..)
Ten aanzien van de (anti)vlieg,- muggenlamp De bodem van de antivlieg/muggenlamp was door een draaibeweging eenvoudig te verwijderen. In die lamp bevond zich een loze ruimte. In die loze ruimte zat een groot aantal bankbiljetten van € 50,--. Het betrof 2 opgevouwen stapeltjes van 10 bankbiljetten en een opgevouwen stapeltje van 8 bankbiljetten, allen van
€ 50,-. [37]
Kennisgeving van inbeslagneming, p. 712, 714
Op 3 juni 2014 werden op [adres 6] te Deurne, woning van [persoon 2], onder meer 28 briefjes van € 50,-- in beslag genomen, goednummer PL2200-2013137679-797927. [38]
Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 720
Op 17 juli 2014 ontving Van de Griend, forensisch onderzoeker, 28 bankbiljetten van € 50,-, goednummer PL2200-2013137679-797927, waarvan vermoed werd dat ze vals of vervalst waren. Uit onderzoek bleek dat onder andere na te noemen echtheidskenmerken ontbraken:
  • De gebruikte druktechniek week af van het origineel;
  • Het originele watermerk ontbrak in het papier;
  • De originele veiligheidsdraad ontbrak in het papier.
Conclusie: het onderzoek wees uit dat de bankbiljetten vals waren. [39]
Verklaring [persoon 2], verdachte, d.d. 4 juni 2014, p. 502, 503
U vraagt mij wat ik weet van valse briefjes van 50 Euro?
Ik kon deze voor 15,- kopen bij [verdachte]. Ik zag veel te duidelijk dat deze nep waren. (..) [40]
Verklaring [persoon 3], verdachte, d.d. 19 juni 2014, p. 550
(..) A: een jaar geleden heb ik een stuk of drie nepbriefjes van 50 euro gehad. Ik heb die drie gekregen van een bekende van mij. [verdachte] vroeg toen aan mij wat 1000 stuks kostten. (..)
V: hoeveel briefjes heb jij van [verdachte] gekocht?
A: een stuk of vijf briefjes van 50,- voor 15,- per stuk. [41]
Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 18 september 2013, p. 698, 699
(..) Ik ken [verdachte] nu ongeveer twee jaar. Ik heb hem leren kennen toen ik in [adres 7] kwam wonen. Dat was in augustus 2011. Ik ging toen wonen op [adres 3]. (..) [verdachte] heeft me in de tijd dat ik op [adres 3] woonde, ik vermoed een half jaar geleden, valse 50 euro bankbiljetten aangeboden. Hij verwachtte daar 25 echte euro’s voor per bankbiljet. Daar had hij veel bankbiljetten van. Ik heb een hele stapel valse 50 euro bankbiljetten bij hem gezien. Die liet hij zelf zien en ging daar trots op. Ik kon die daar kopen, maar ook als ik iemand zou weten die daar interesse in had, kon ik hem daar over tippen als ik wilde. [42]
Ten aanzien van feit 6
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 12 september 2013, p. 745, 746
Op 12 september 2013 te Deurne te 20:00 uur ging de deurbel. Ik maakte open. Ik stond oog in oog met [verdachte]. (..) Ik hoorde dat [verdachte] kwaad schreeuwde: “Ge moet betalen”. Hij was behoorlijk opgefokt. Ook mijn vader en moeder kwamen erbij en kregen het hele tafereel mee. Hij bleef maar schelden en tieren op de oprit en op straat waarna hij een gevechtshouding aannam. (..) Hierop schreeuwde [verdachte] van alles en nog wat. Ik hoorde hem duidelijk schreeuwen: “Als ge vanavond niet betaalt dan gooi ik de ramen in en steek de boel in de fik” [43]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 12 september 2013, p. 748, 749
Op 12 september 2013 omstreeks 20.00 uur was ik met mijn zoon beneden. Ik hoorde de voordeurbel. Mijn zoon [persoon 6] opende de deur. Ik hoorde een hoop geschreeuw. (..) De man riep nog tegen mij: “Weet je wel dat je zoon een junkie is
”.Hij schreeuwde wederom dat hij vanavond terug zou komen om alle ramen in te gooien. Hij schreeuwde verschillende dingen. Achteraf hoorde ik van [persoon 6] dat hij ook gedreigd heeft om vanavond hier alles in de fik te zetten wanneer er niet betaald zou worden. Toen ik hoorde dat hij het huis hier zou aansteken, ben ik erg geschrokken. Gezien de manier waarop die man reageerde en hoe hij schreeuwde, acht ik hem zeker in staat om de bedreigingen waar te maken. [44]
Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] d.d. 19 juni 2014, p. 756
Ik kan mij het voorval van vorig jaar september bij ons aan de deur herinneren, dat het die [naam 3], [verdachte] was die aan de deur stond
.(..) Ik zag dat [verdachte] door het dolle heen was. Ik hoorde dat hij schreeuwde en heel agressief over kwam. Ik hoorde dat hij schold, dingen als: (..) “Ik kom nog wel eens terug de boel in de fik steken”. [45]
Ten aanzien van feit 7
Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2014 p. 772, 773
“Ik doe aangifte van bedreiging en belediging door [verdachte] uit Deurne. Het incident, vond plaats op [adres 8] te Deurne op 12 april 2014 (..) Vervolgens kwam hij in de richting van mijn auto gelopen, maar hij bleef wel op ongeveer twee meter afstand voor mijn auto staan. Ik had mijn raampje van de portier open omdat het lekker weer was en Ik hoorde hem tegen me roepen: ‘Vieze vuile kankerhoer, het is dat je een wijf bent maar anders had Ik heel je kop kapot geslagen. Jij met je lelijke rotkop.’ Ik weet dat hij het tegen mij had omdat hij me hierbij recht In mijn ogen aankeek en hij wees naar mij. Terwijl hij dit zei had hij een agressieve en dreigende houding. Hij stond gespannen en fokte zich enorm op. Ik voelde me enorm bedreigd door zijn houding en zijn woorden. Vooral omdat mijn kinderen bij me in de auto zaten, zij hebben alles gehoord en gezien.(..) [46]
Proces-verbaal van verhoor van [persoon 1] d.d. 24 juni 2014 p. 781, 782
V: Een vrouw is in Deurne ooit klem gereden door [verdachte]. Daar zat jij bij. Kun jij je dit herinneren?
A: Ja, dat was een mevrouw met kinderen achter in de auto en toen ben ik kei boos op hem geworden.
V: Wat was er toen gebeurd?
A: [verdachte] en ik zaten toen volgens mij in de Caddy van [persoon 2]. [verdachte] had de auto van die mevrouw over het hoofd gezien. [verdachte] stopte net op tijd en die mevrouw was daar een beetje van geschrokken. Die mevrouw reed toen aan. [verdachte] die moest daar achteraan en hij hield te weinig afstand. Die mevrouw ging de hele tijd zwaar op de rem staan. Toen haalde [verdachte] in en stopte voor haar auto.
V: Is hij toen niet uitgestapt?
A: Ja volgens mij wel. (..)
V: Hoe gedroeg [verdachte] zich in de auto toen jullie achter die mevrouw aanreden?
A: Hij was wel aangebrand. Hij gedroeg zich een beetje opgefokt. [47]
Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 3 december 2014 m.b.t. het onder 7 tenlastegelegde
Ik stapte uit de auto en sprak die vrouw aan. [48]

Voetnoten

1.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 30 mei 2014
2.Bewijs van ontvangst opgemaakt en ondertekend d.d. 28 mei 2014 p. 298, 299
3.Kennisgeving van inbeslagneming p. 849, 853, 855, 856
4.Verklaring [verdachte] ter terechtzitting d.d. 3 december 2014
5.Fotobijlage p. 304, 304
6.Rapport NFI d.d. 2 juli 2014, p. 385
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2014 p. 300, 301
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2014 p. 316, 317
9.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 326, 330, 332
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2014 p. 358, 359
11.Goednummers voorzien van SIN nummer p. 386
12.NFI rapport Identificatie van drugs en precursoren p. 380, 381
13.Tapgesprekgegevens d.d. 28 mei 2014 16:30:58 p. 344
14.Tapgesprekgegevens 28 mei 2014 16:45:16 p. 345 t/m 347
15.Verklaring [slachtoffer 5], getuige, d.d. 30 mei 2014 p. 463
16.Verklaring [persoon 7], getuige, d.d. 17 juni 2014 p. 467
17.Verklaring [slachtoffer 1], getuige d.d. 12 juli 2014 p. 478, 479
18.Verklaring [persoon 10] d.d. 28 mei 2014 p. 489 t/m 491
19.Verklaring [persoon 2], verdachte, d.d. 3 juni 2014 p. 496 t/m 499
20.Verklaring [persoon 2] verdachte d.d. 4 juni 2014 p. 502, 503
21.Verklaring [persoon 2], getuige, d.d. 16 juni 2014 p. 526
22.RDW gegevens inzake Audi TT met [kenteken 3] p. 233, 234 (eindproces-verbaal)
23.RDW gegevens inzake Audi TT met [kenteken 3] p. 235, 236 (eindproces-verbaal)
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2014 p. 229, 231 (eindproces-verbaal)
25.Verklaring [persoon 11] d.d. 24 juni 2014 p. 47, 48 (aanvullend proces-verbaal)
26.Verklaring [persoon 2], verdachte, d.d. 3 juni 2014 p. 498 (eindproces-verbaal)
27.Verklaring [persoon 2] verdachte d.d. 4 juni 2014 p. 502, 503 (eindproces-verbaal)
28.Verklaring [persoon 3], verdachte, d.d. 18 juni 2014 p. 544, 545 (eindproces-verbaal)
29.Verklaring [persoon 2] d.d. 16 juni 2014, p. 526-527 eindproces-verbaal
30.Verklaring [persoon 12] d.d. 17 juni 2014, p. 303-304 aanvullend proces-verbaal
31.Aangifte [slachtoffer 8] namens [bedrijf 1] d.d. 19 juni 2014 p. 611 t/m 614
32.Aanrijdingsformulier [bedrijf 1] d.d. 23 februari 2013 p. 619 t/m 621
33.Verklaring [persoon 2], getuige, d.d. 16 juni 2014 p. 526, 527
34.Verklaring [persoon 3], verdachte, d.d. 18 juni 2014 p. 546, 547
35.Tapgesprekgegevens d.d. 28 mei 2014 16:30:58 p. 344
36.Tapgesprekgegevens 28 mei 2014 16:45:16 p. 345
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2014 p. 316, 317
38.Kennisgeving van inbeslagname p. 712, 714
39.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten p. 720
40.Verklaring [persoon 2] verdachte d.d. 4 juni 2014 p. 502, 503
41.Verklaring [persoon 3], verdachte, d.d. 19 juni 2014 p. 550
42.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 18 september 2014 p. 698, 699
43.Verklaring van [slachtoffer 1], aangever, d.d. 12 september 2013 p. 745, 746
44.Verklaring van [slachtoffer 2] d.d. 12 september 2014 p. 748, 749
45.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 19 juni 2014 p. 756
46.Verklaring van [slachtoffer 4], aangever, d.d. 14 april 2014 p. 772 t/m 774
47.Verklaring van [persoon 1] d.d. 24 juni 2014 p. 781, 782
48.Verklaring [verdachte] ter terechtzitting d.d. 3 december 2014