ECLI:NL:RBOBR:2014:752
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na hennepteelt in Sittard
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor hennepteelt. De verdachte, die in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 augustus 2011 betrokken was bij een hennepkwekerij, werd geconfronteerd met een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was aanvankelijk vastgesteld op € 160.844,83, maar werd tijdens de zitting verlaagd naar € 39.607,88, dat hoofdelijke toewijzing kreeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voordeel had verkregen uit de hennepkwekerij en dat de vordering tijdig was ingediend. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en zijn echtgenote, die samen een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank berekende het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de opbrengsten van acht hennepoogsten, waarbij rekening werd gehouden met gemaakte kosten en besparingen. Uiteindelijk werd het bedrag van € 39.607,88 vastgesteld als het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van dit bedrag, met de bepaling dat hij niet hoefde te betalen voor zover dit bedrag door zijn echtgenote was voldaan. De rechtbank wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee leden, en is openbaar gemaakt op 21 februari 2014.