ECLI:NL:RBOBR:2014:7512

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
SHE 14/4324
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning en marktverplaatsing in Oss

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 8 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel, verzoekster, heeft bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning die aan de stichting Winterland Oss is verleend voor het organiseren van het evenement Winterland Oss 2014-2015 op de Heuvel in Oss van 15 december 2014 tot en met 4 januari 2015. Tevens is er een besluit genomen om de dinsdag- en zaterdagmarkt op de Heuvel en Terwaenen in Oss te verplaatsen naar het Eikenboomgaardplein in Oss in verband met het evenement, van 8 december 2014 tot en met 6 januari 2015.

Verzoekster heeft aangevoerd dat de verplaatsing van de markt onevenredig zwaar is voor de ambulante ondernemers die actief zijn op de markt, omdat zij hierdoor een aanzienlijk omzetverlies zouden lijden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de door verzoekster aangevoerde belangen in essentie terug te voeren zijn op een beweerdelijke aantasting van het financieel belang van de marktondernemers. Volgens vaste jurisprudentie is er in beginsel geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op basis van financiële belangen alleen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd van een actuele financiële noodsituatie bij de marktondernemers. Ook is er geen sprake van een evident onrechtmatig besluit van de verweerders. De voorzieningenrechter heeft de gang van zaken bij de besluitvorming als niet ideaal beoordeeld, maar dit was niet voldoende grond om de bestreden besluiten te schorsen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/4324

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 december 2014 in de zaak tussen

Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel, te Zeewolde, verzoekster,

(gemachtigde: mr. drs. M.C. van Meppelen Scheppink),
en

de burgemeester van de gemeente Oss, verweerder 1,

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss, verweerder 2,
hierna gezamenlijk te noemen: verweerders
(gemachtigden: B. Velthausz, W. Achten-Faassen, K. van den Bogaard en R. Garcia).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Winterland Oss, te Oss (gemachtigde: mr. J.J. Lauwen).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2014 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 aan de derde-partij een evenementenvergunning verleend om van 15 december 2014 tot en met 4 januari 2015 op de Heuvel in Oss het evenement Winterland Oss 2014-2015 (het evenement) te organiseren.
Bij besluit van 4 december 2014 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 besloten dat de dinsdag- en zaterdagmarkt op de Heuvel en Terwaenen in Oss in verband met het evenement, van 8 december 2014 tot en met 6 januari 2015 wordt verplaatst naar het Eikenboomgaardplein in Oss.
Verzoekster heeft tegen de bestreden besluiten 1 en 2 bezwaar gemaakt bij verweerders en de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om hangende die bezwaren een voorlopige voorziening te treffen. De gronden van het verzoek dateren van 5 december 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2014. Verzoekster heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die werd vergezeld door [persoon 1]. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende, door partijen niet betwiste, feiten.
1.1
De derde-partij heeft op 17 oktober 2014 aan verweerder 1 verzocht om haar een
evenementenvergunning te verlenen ten behoeve van het organiseren van het evenement in de periode van 15 december 2014 tot en met 4 januari 2015 op de Heuvel in Oss.
1.2
Bij brief van 25 november 2014 heeft verzoekster, als belangenbehartiger van de
ambulante ondernemers die actief zijn op de dinsdag- en zaterdagmarkt op de Heuvel, kern Oss, zich gewend tot verweerder 2 en daarbij aangegeven dat zij zich niet kan verenigen met het voornemen om de markt op de Heuvel op dinsdag en zaterdag te verplaatsen in verband met het evenement. Verzoekster heeft gesteld dat de ondernemers hierdoor onevenredig zwaar worden getroffen.
1.3
Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 de gevraagde evenementenvergunning,
onder de daarin vermelde voorwaarden, verleend. Onder meer is daarin bepaald dat de opbouw van het evenement plaats dient te vinden in de periode van 8 december 2014 tot en met 15 december 2014 tussen 8.00 uur en 19.00 uur, en het afbreken daarvan in de periode van 5 januari 2015 tot en met 9 januari 2015 tussen 8.00 uur en 19.00 uur.
2. Bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 besloten dat de dinsdag- en zaterdagmarkt op de Heuvel en Terwaenen in Oss in verband met het evenement, van 8 december 2014 tot en met 6 januari 2015 wordt verplaatst naar het Eikenboomgaardplein in Oss. Daarbij is bepaald dat als tegemoetkoming aan de betreffende markthandelaren het marktgeld voor de periode van verplaatsing van de markt zal worden terugbetaald. De betreffende markthandelaren hebben een brief ontvangen waarin het verplaatsen van de markt wordt meegedeeld. Voorts is de verplaatsing van de markt aangekondigd in Oss Actueel van 3 december 2014.
2.1
Verweerder 2 vindt de marktverplaatsing voor de betreffende markthandelaars niet
onevenredig zwaar omdat het Eikenboomgaardplein deel uitmaakt van het marktterrein. Voorts kan hierdoor de markt doorgaan op één duidelijke locatie, blijft de Heuvel en Terwaenen overzichtelijk en blijven de winkels goed bereikbaar. Gelet hierop is de marktverplaatsing een passende tijdelijke oplossing tijdens het evenement.
3. Verzoekster heeft ter zitting meegedeeld dat het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening met name ziet op het voorkomen van de marktverplaatsing. In dit verband heeft verzoekster aangevoerd dat – kort gezegd – de besluitvorming onzorgvuldig is en verweerder 2 niet in redelijkheid van de bevoegdheid om tot de marktverplaatsing over te gaan, gebruik heeft kunnen maken. De betreffende marktondernemers worden bij een verplaatsing geconfronteerd met een omzetverlies van 70% à 80% dat wordt veroorzaakt doordat zij niet op hun vaste plaats staan en daardoor de loop van het publiek, klandizie en omzet missen. Onder overlegging van en met verwijzing naar het rapport “Effecten van evenementen op de locatie van de warenmarkt” van het Hoofdbedrijfschap detailhandel heeft verzoekster ter zitting in aanvulling hierop nog vermeld dat de effecten van het evenement op de omzet ook nog optreden in de periode na het evenement. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar alternatieve mogelijkheden. Door de handelwijze van verweerder zijn de marktondernemers voor het blok geplaatst. Zij hebben onvoldoende tijd gehad om zich zorgvuldig voor te bereiden op de marktverplaatsing en hun klanten daarover te informeren
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Volgens vaste jurisprudentie vormt een financieel belang op zichzelf geen reden om een
voorlopige voorziening te treffen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006: AX4378). De stelling van verzoekster dat de betreffende marktondernemers bij een marktverplaatsing worden geconfronteerd met omzetverlies omdat zij door de marktverplaatsing de loop van het publiek, klandizie en omzet missen, ziet naar het oordeel van de voorzieningenrechter in essentie op een beweerdelijke aantasting van het financieel belang van de bij verzoekster aangesloten marktondernemers. Gelet op genoemde jurisprudentie is er daarom in beginsel geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening
6. Een financieel belang kan echter in het uitzonderlijk geval waarin sprake is van een actuele financiële noodsituatie of de continuïteit van de betrokken onderneming wordt bedreigd, wel een reden zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster heeft echter onvoldoende aangetoond dat van een zodanige financiële nood bij de betreffende marktondernemers sprake is. De enkele stelling dat de marktondernemers worden geconfronteerd met een omzetverlies van 70% à 80% en de verwijzing naar het ter zitting overgelegde, ongedateerde en algemene rapport van het Hoofdbedrijfschap detailhandel, is daarvoor onvoldoende.
7. Er bestaat slechts aanleiding bestaat voor het niettemin toch treffen van een voorlopige voorziening indien – ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht – zeer ernstig dient te worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. Mede gelet op de ter zitting namens verweerders gegeven nadere toelichting op de besluitvorming en de daarbij afgewogen belangen, doet zich een dergelijke situatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. De voorzieningenrechter ziet er daarbij niet aan voorbij dat de gang van zaken bij de besluitvorming van verweerders geen schoonheidsprijs verdient, met name gezien de korte termijn tussen de afgifte van de vergunning en het plaatsvinden van het evenement, waardoor overleg tussen de betrokken partijen over de bezwaren van verzoekster is bemoeilijkt. De voorzieningenrechter ziet hierin echter evenmin een grond voor schorsing van de bestreden besluiten, teminder omdat verweerders in het kader van de heroverweging van de bestreden besluiten de daaraan ten grondslag liggende motivering kunnen aanvullen.
8. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.