ECLI:NL:RBOBR:2014:7240

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
26 november 2014
Zaaknummer
3104003 / 14-6262
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op roostervrije uren op grond van de CAO Houthandel en de CAO Timmerindustrie

In deze zaak vorderde de werknemer, die van 1 januari 2007 tot 1 april 2013 werkzaam was bij A. Houtbedrijf BV, betaling van roostervrije uren die volgens hem ten onrechte niet waren toegekend. De werknemer was laatstelijk werkzaam als servicemonteur en ontving een salaris van € 3.077,05 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst viel onder de CAO Houthandel tot 1 januari 2013 en daarna onder de CAO Timmerindustrie. De werknemer stelde dat hij recht had op 184 roostervrije uren per jaar op basis van de CAO Houthandel, maar de werkgever had slechts 92 roostervrije uren toegekend. De werknemer vorderde een bedrag van € 8.302,03 bruto, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, en ook buitengerechtelijke incassokosten van € 790,-. De werkgever voerde aan dat er een effectieve werkweek van 38 uren was afgesproken, wat in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd, en dat de werknemer dus recht had op 92 roostervrije uren, die hij ook daadwerkelijk had genoten.

De kantonrechter oordeelde dat de cao’s uitgaan van een gemiddelde werkweek van 36 tot 37,5 uren en dat de werknemer en werkgever afspraken konden maken over de normale arbeidsduur. De rechter volgde de werknemer niet in zijn stelling dat hij recht had op 184 roostervrije uren, omdat de normale arbeidsduur van 38 uren per week was afgesproken. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, begroot op € 600,-. Het vonnis werd uitgesproken op 4 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
Zaaknummer : 3104003
Rolnummer : 14-6262
Uitspraak : 4 december 2014
in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. H.C.S. van Deijk-Amzand, werkzaam bij FNV Bouw te Woerden,
t e g e n
de besloten vennootschap
[A.] Houtbedrijf BV,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.J.N. Fitters-Roeland, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand.
Partijen zullen hierna “[werknemer]” en “[werkgever]” worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding;
b. de conclusie van antwoord;
c. de aantekeningen van de griffier van de comparitie na antwoord d.d. 26 augustus 2014.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende
weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
2.2.
[werknemer] is van 1 januari 2007 tot 1 april 2013 werkzaam geweest voor [werkgever], laatstelijk als servicemonteur / onderhouds- en reparatiemedewerker, tegen een salaris van
€ 3.077,05 bruto per maand (exclusief 8% vakantietoeslag).
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst was tot 1 januari 2013 de Cao Houthandel van
toepassing. Vanaf 1 januari 2013 is de Cao Timmerindustrie van toepassing verklaard.
2.4.
De Cao Houthandel bevat – voor zover relevant – de volgende bepalingen.
“(…) Artikel 29
Arbeidsduur
1. JAARLIJKSE ARBEIDSDUUR
De normale arbeidsduur per jaar bedraagt:
— bij een jaar met 260 werkdagen 2080 uur
— bij een jaar met 261 werkdagen 2088 uur
— bij een jaar met 262 werkdagen 2096 uur.
Na aftrek van de in artikel 31 lid 1 genoemde feestdagen (behalve als reeds op andere gronden niet wordt gewerkt), alsmede na aftrek van de in artikel 32 lid 2 genoemde vakantie- en snipperdagen, resteert een standaardarbeidsduur. Deze bedraagt in 2007 1840 uur, 2008 1848 en in 2009 1856 uur. Daarvan zal in totaal in het kalenderjaar 2007, 2008 en 2009 184 uur vrijaf worden gegeven met doorbetaling van het loon. Voor deze roostervrije tijd gelden de in lid 2 t/m 12 van dit artikel genoemde bepalingen.
2. OPBOUW ROOSTERVRIJE TIJD
Op roostervrije tijd behoeft niet te worden gewerkt, doch het overeengekomen loon wordt wel doorbetaald. In tegenstelling tot vakantie- en snipperdagen behoeft roostervrije tijd niet te worden opgebouwd of verdiend door de werknemer, noch naar evenredigheid bij vertrek te worden afgerekend door de werkgever. (…)
5. ARBEIDSDUUR PER WEEK
De gemiddelde arbeidsduur na aftrek van roostervrije tijd is 36 uur per week. De normale arbeidsduur per week voor een werknemer met een volledig dienstverband bedraagt tussen de 36 en 40 uur, afhankelijk van de gekozen invulling van roostervrije tijd. (…)
12. ADV-TABEL
Indien de werkgever met zijn werknemers daartoe hebben besloten kan voor de invulling van de in lid 1 bedoelde roostervrije tijd het volgende schema aangehouden worden:
36 uur per week 0 Roostervrije uren
37 uur per week 46 Roostervrije uren
37.5
uur per week 69 Roostervrije uren
38 uur per week 92 Roostervrije uren
39 uur per week 138 Roostervrije uren
40 uur per week 184 Roostervrije uren
De omvang van de roostervrije tijd in bovengenoemd schema komt in de plaats van de omvang van de roostervrije tijd bedoeld in lid 1 van dit artikel.
De overige leden van dit artikel zijn overeenkomstig van toepassing.” (…)
2.5.
De Cao Timmerindustrie bevat – voor zover relevant – de volgende bepaling.
(…) “ARTIKEL 12 - De arbeidsduur
1.a. De werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag. De normale arbeidsduur is 37,5 uur per week en kan variëren tussen de 36 en 40 uur. Hiervan mag worden afgeweken met het oog op deeltijdbanen en indien tijdelijke afwijkende werktijden volgens de bepalingen van lid b van dit artikel zijn overeengekomen met de OR/PVT.
Een afwijkende arbeidsduur dient schriftelijk te worden vastgelegd.
De arbeidsduur is bepalend voor het aantal ADV-uren.
De normale arbeidsduur per dag bedraagt hoogstens 9 uur.” (…)

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] vordert veroordeling van [werkgever] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan [werknemer] te betalen ter zake ten onrechte niet toegekende en uitbetaalde roostervrije uren een bedrag van € 8.302,03 bruto, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente als vermeld in de dagvaarding, met veroordeling van [werkgever] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ad € 790,- en proceskosten.
3.2.
[werknemer] legt daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Op de arbeidsovereenkomst zijn achtereenvolgens de Cao Houthandel 2007-2009, de Cao Houthandel 2009-2011 en de Cao Houthandel 2012-2013 van toepassing geweest. Krachtens artikel 29 van deze genoemde cao’s, bedroeg de standaardarbeidsduur, na aftrek van feest-, vakantie- en snipperdagen in 2007 1840 uur, in 2008 1848 uur en in 2009 1856 uur. Daarvan zal maximaal 184 uur vrijaf worden gegeven met doorbetaling van loon. Ingevolge artikel 29 lid 2 aanhef behoeft roostervrije tijd in tegenstelling tot vakantie- en snipperdagen niet te worden verdiend of opgebouwd door de werknemer. Indien werkgever en werknemer ervoor hebben gekozen om een deel van de arbeidstijd als roostervrije tijd aan te merken, dan maakt de werknemer volgens artikel 29 lid 12 aanspraak op 184 roostervrije uren per jaar. [werknemer] werkte daadwerkelijk 40 uren week, en maakt op grond van deze cao’s derhalve aanspraak op 184 roostervrije uren per jaar.
[werkgever] is, ten onrechte, uitgegaan van een (effectieve) werkweek van 38 uren per week en heeft aan [werknemer] vanaf 1 juni 2007 slechts 92 roostervrije uren toegekend. [werknemer] heeft ieder jaar de toegekende ADV uren opgenomen. Over de periode 2008 tot en met 2012 maakt [werknemer] nog aanspraak op betaling van 460 ADV uren (184 – 92 x 5).
Per 1 januari 2013 is de Cao Timmerindustrie op de arbeidsovereenkomst met [werknemer] van toepassing verklaard. Volgens artikel 12 lid 1a van deze cao bedraagt de normale arbeidsduur 37,5 uren per week. In het geval van [werknemer] bedraagt het aantal roostervrije uren bij een arbeidsduur van 40 uren per week 167,5 uren per jaar. Aan [werknemer] zijn (pro rata) in 2013 23 ADV uren toegekend over de maanden januari, februari en maart 2013 terwijl dat (pro rata) 42 uren hadden dienen te zijn. In 2013 heeft [werknemer] 23 uren opgenomen, zodat er een saldo van 19 uren resteert. De totale vordering van [werknemer] bedraagt op grond van het voorgaande € 8.302,03 bruto.
[werknemer] maakt aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon en over de over het loon verschuldigde wettelijke verhoging. [werknemer] vordert tevens buitengerechtelijke incassokosten ad € 790,-.
3.3.
[werkgever] voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
In het geval van [werknemer] is nadrukkelijk tussen partijen afgesproken dat er een effectieve werkweek van 38 uren gold. Dit is als zodanig duidelijk in de arbeidsovereenkomst vermeld. Artikel 29 van de toen geldende cao laat dit ook toe. Het salaris van [werknemer] is hierop aangepast. [werknemer] werkte 38 uren per week en bouwde daarnaast 2 uren per week aan roostervrije uren op. Dit betreft derhalve 92 roostervrije uren op jaarbasis over de jaren 2008 tot en met 2012. Deze uren zijn ook opgenomen door [werknemer]. Alle gewerkte uren zijn uitbetaald.
Een exact vergelijkbare redenering gaat op voor de periode vanaf 1 januari 2013 tot aan het einde van het dienstverband op 1 april 2013, toen de Cao Timmerindustrie van toepassing was. De effectieve arbeidsduur van [werknemer] bedroeg vanaf dat moment 37,5 uren per week. Door 40 uren per week te werken ‘spaarde’ [werknemer] roostervrije uren. Ook in 2013 zijn deze uren, pro rata, aan [werknemer] toegekend en maakt dit deel uit van de eindafrekening.
Zou de redenering van [werknemer] juist zijn, hetgeen [werkgever] betwist, dan zou daarmee vast staan dat een deel van het loon onverschuldigd is betaald. Voor zover de vordering wordt toegewezen verzoekt [werkgever] om de wettelijke verhoging op nihil te stellen en de wettelijke rente en de vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten af te wijzen.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, onder de beoordeling worden teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het uitgangspunt van de overgelegde cao’s dat de gemiddelde werkweek 36 uren (voor wat betreft de Cao Houthandel) dan wel 37,5 uren (voor wat betreft de Cao Timmerindustrie) is en dat de werknemer en werkgever de keuze hebben om per week meer gewerkte uren in verlof dan wel geld uit te (laten) keren. Als het in verlof wordt uitgekeerd, wordt er in de cao gesproken over roostervrije uren.
4.2.
De kantonrechter kan [werknemer] niet volgen in zijn stelling dat uit het feit dat hij wekelijks daadwerkelijk 40 uren heeft gewerkt, volgt dat hij op basis van de cao recht heeft op 184 roostervrije uren. Het aantal roostervrije uren hangt immers niet alleen af van het aantal daadwerkelijk gewerkte uren, maar ook van de met de werkgever gemaakte afspraak over de normale arbeidsduur per week (artikel 29 lid 5 cao Houthandel). Anders gezegd, de duur waarvoor men wordt betaald. De cao’s gaan ervan uit dat er bij een fulltime dienstverband gemiddeld 36 uren dan wel 37,5 uren per week wordt gewerkt en dat er dan recht is op 184 roostervrije uren. Daar kan echter vanaf worden geweken. Dat is in dit geval ook gebeurd. Niet in geschil is dat partijen hebben afgesproken dat de normale arbeidsduur per week 38 uren bedraagt en dat daar ook voor is betaald. Op grond van artikel 29 lid 12 van de CAO voor de Houthandel heeft [werknemer] dan recht op 92 roostervrije uren. Niet in geschil is dat hij die ook daadwerkelijk heeft genoten. Op grond van het voorgaande dient de vordering van [werknemer] te worden afgewezen.
4.3.
[werknemer] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [werkgever] tot heden begroot € 600,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2014.