Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 juni 2014 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de akte wijziging eis en inbrengen stukken,
- de brieven van 16 oktober 2014 met producties van HOV,
- de brieven van 22 oktober en 29 oktober 2014 met producties van [eiseres],
- de comparitie van 30 oktober 2014.
2.De feiten
“ (…) De bestreden beslissing is gebaseerd op het verzekeringsgeneeskundige oordeel van de verzekeringsarts, dat betrokkene geschikt zou zijn voor haar maatgevende werk. Uit de nadien ter beschikking gekomen diverse stukken, waaronder met name de expertise rapportage d.d. 6 maart 2014 van psychiater [naam psychiater] is echter af te leiden, dat betrokkende op psychiatrisch gebied weliswaar sinds de beoordelingsdatum 28 maart 2013 geen beperkingen meer heeft, maar ook dat er een –weliswaar kleine- recidiefkans aanwezig is van het ziektebeeld waarvan betrokkende intussen hersteld is. Bovendien verbindt de psychiater een aantal te organiseren voorwaarden aan een werkhervatting in het maatgevende werk in de vorm van het installeren van een preventief signaleringsplan (…) De getrokken conclusie van de verzekeringsarts dat belanghebbende geschikt is te achten voor haar maatgevende werk acht ik niet correct, althans niet zonder dat aan de voorwaarde is voldaan dat er een preventief signaleringsplan geïnstalleerd moet zijn voordat gesteld kan en kan worden dat betrokkene geschikt is voor haar arbeid. (…) De beperkingen en de hierboven genoemde situatie zijn van toepassing sinds 28 maart 2013 en achteraf gezien, feitelijk ook sinds juli 2012 (…).”
Dit betekent (
volgen enige fysische beperkingen die voor het onderhavige geschil verder niet relevant zijn, opmerking kantonrechter).In afwijking van de primaire verzekeringsarts stelt de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep wel een aanvullende voorwaarde die gerealiseerd moet zijn om werknemer in staat te stellen om in arbeid te functioneren. De aanvullende voorwaarde behelst de realisering van een preventief signaleringsplan, waardoor naasten en collega’s kenmerkende recidiverende gedragssymptonen bij werknemer kunnen herkennen en realiseren. (…) Geschiktheid voor de eigen functie: Als de belastbaarheid van werknemer zoals verwoord in FML d.d. 11-7-2013 wordt afgezet tegen de kenmerkende functiebelasting van triagist, kom ik tot de conclusie dat er geen enkele overschrijding is van de belastbaarheid van werknemer. De functie spreekt immers overwegend het persoonlijk en sociaal functioneren aan, terwijl dat niet beperkt is (het fysiek handelen is immers beperkt). In zoverre deel ik de visie van de primaire arbeidsdeskundige, dat werknemer geschikt is te achten voor haar eigen werk. Anders dan in het primaire proces is door de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep een aanvullende voorwaarde gesteld, die gerealiseerd moet zijn om werknemer in staat te stellen om in arbeid te functioneren. Op de werkplek dient een preventief signaleringsplan te worden gerealiseerd. Dat betekent dat de eigen functie niet zonder meer als passend beoordeeld kan worden, omdat voor de beoordeling van de geschiktheid van het eigen werk ook deze voorwaarde meegewogen moet worden. Het is de vraag in hoeverre een dergelijk plan praktisch gezien op de werkplek te realiseren is én in hoeverre een dergelijke aanpassing/voorziening in alle redelijkheid van een werkgever gevergd kan worden. Concreet betekent het preventief signaleringsplan dat de naaste collega’s worden geïnformeerd over de medische situatie van werknemer. Verder wordt aan de directe collega’s gevraagd om een bijdrage te leveren aan het herkennen van symptomen in het gedrag van werknemer die zouden kunnen wijzen op een recidive. Ik ben van mening dat in onderhavige casus de vereiste gerichte voorlichting aan de collega’s dan wel psycho-educatie niet belastend is voor de voortgang van bedrijfsprocessen en ook in financieel opzicht geen onevenredig zware belasting vormt voor werkgever. Zeker gezien de medische context van de werkomgeving, mag van de werkgever (zorgprofessionals) een dergelijke actie ook worden verwacht. De door de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep gestelde voorwaarde is naar mijn mening dus te realiseren en kan in alle redelijkheid ook van de werkgever ook worden gevergd (…)”
3.Het geschil
€ 911,69, met veroordeling van HOV in de kosten van dit geding, met inbegrip van de nakosten.
4.De beoordeling
nietarbeidsongeschikt te achten is.