ECLI:NL:RBOBR:2014:7219

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
SHE 13/4938 VERZET
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens onvoldoende specifieke machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 november 2014 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 31 juli 2014. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de door de gemachtigde van de opposant, mr. H.P. Olthof, overgelegde machtiging te algemeen was geformuleerd en niet specifiek genoeg om aan te tonen dat Olthof de opposant vertegenwoordigde in de betreffende zaak. De rechtbank had de gemachtigde eerder verzocht om een specifiekere machtiging, maar deze was niet verstrekt.

In het verzet voerde de opposant aan dat de rechtbank zich niet redelijkerwijs op het standpunt had kunnen stellen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De opposant betoogde dat er geen wettelijke basis was voor het oordeel van de rechtbank en dat een algemene volmacht niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank overwoog echter dat de mogelijkheid tot verzet enkel betrekking heeft op de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen argumenten had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak van 31 juli 2014 in stand. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet had voldaan aan het verzoek om een specifiekere machtiging en dat de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren derhalve terecht was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/4938 VERZET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2014 op het verzet van

[opposant], te Eindhoven, opposant
(gemachtigde: mr. H.P. Olthof),
tegen
de uitspraak van de rechtbank van 31 juli 2014.

Procesverloop

Bij uitspraak van 31 juli 2014 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep van opposant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet gedaan.

Overwegingen

1. In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank - kort gezegd - overwogen dat de door opposant (eiser in de bestreden uitspraak) gestelde gemachtigde, Olthof, overgelegde machtiging niet voldoende specifiek is omdat de door hem gebruikte standaard machtiging zodanig ruim is geformuleerd dat daaruit op geen enkele wijze blijkt dat hij opposant vertegenwoordigt in een/deze specifieke zaak. Om die reden heeft de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard.
2. Opposant voert in verzet aan dat de rechtbank zich niet redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat er op voorhand sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep. Daartoe voert opposant, samengevat weergegeven, aan dat voor voornoemd standpunt van de rechtbank geen steun kan worden gevonden in wetgeving en jurisprudentie en dat niets zich verzet tegen een algemene en brede volmacht.
3. Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb, kan tegen een uitspraak via vereenvoudigde afdoening ingevolge artikel 8:54 van de Awb verzet worden gedaan bij de rechtbank. Die verzetsmogelijkheid heeft alleen betrekking op de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Het gaat derhalve enkel om een beoordeling van de ‘kennelijkheid’ van de in dit geval door de rechtbank uitgesproken niet-ontvankelijkheid van het door opposant ingediende beroep.
4. De rechtbank is van oordeel dat opposant in verzet geen argumenten heeft aangevoerd die nopen tot het oordeel dat de rechtbank het beroep ten onrechte met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
5. Olthof heeft een op 23 april 2013 door eiser ondertekende machtiging ingezonden. De tekst van de volmacht luidt als volgt:
“Hierbij machtig ik, [opposant] (…), H.P. Olthof, Olthof Consultancy en door deze gemachtigde medewerkers, gevestigd te Zoeterwoude (hierna: Opdrachtnemer), om zich te laten vertegenwoordigen in procedures tegen boetes, parkeerbelasting, gemeentelijke belastingen en woz-aanslagen. Ondergetekende machtigt Opdrachtnemer om alle handelingen te ondernemen die Opdrachtnemer hiertoe nodig acht (Bijvoorbeeld: Het uitvoeren van informatieverzoeken in het kader van de Wob). De machtiging strekt tot het doen van alle nodige aanvragen, bezwaren en beroepen bij alle Nederlandse gerechtelijke instanties en bestuursorganen. Daarnaast machtigt ondergetekende Opdrachtnemer tot het aannemen van sommen ten behoeve van griffierechten, proceskostenvergoedingen bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, dwangsommen en andere sommen die redelijkerwijs op het pad van de procedure liggen. Ondergetekende doet aan gemachtigde een vergoeding toekomen welke gelijk is aan de toegewezen proceskostenvergoeding in de gevoerde procedure(s), welke door gemachtigde gefactureerd zal worden. Dit is slechts van toepassing indien de procedure gegrond is verklaard. Tot slot gaat ondergetekende akkoord met de voorwaarden van de Opdrachtnemer met betrekking tot de behandeling van de aangebrachte zaken”.
6. De bevoegdheid van de rechtbank op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de Awb, een schriftelijke machtiging te verlangen, brengt met zich dat de rechtbank bevoegd is uit het oogpunt van doelmatige administratie en doelmatige rechtsbescherming voorwaarden te stellen waaraan een gevraagde machtiging dient te voldoen, teneinde vast te kunnen stellen of degene waarvoor een persoon zich als gemachtigde stelt deze persoon daadwerkelijk heeft gemachtigd. Uit de machtiging moet blijken of de beweerdelijk vertegenwoordigde wenst dat beroep wordt ingesteld overeenkomstig het ingediende beroepschrift.
7. Naar het oordeel van de rechtbank, in verzet, is de door Olthof overgelegde machtiging niet voldoende specifiek omdat deze machtiging zodanig algemeen is geformuleerd dat daaruit op geen enkele wijze blijkt dat Olthof opposant vertegenwoordigt in een specifieke zaak, dan wel in de zaak die in de bestreden uitspraak aan de orde was.
8. Nu Olthof onbetwist geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de rechtbank van 7 april 2014 om een meer specifieke volmacht in te zenden, was de rechtbank in de uitspraak van 31 juli 2014 dan ook bevoegd het beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren nu onvoldoende is gebleken dat opposant een machtiging heeft afgegeven om beroep in te stellen bij deze rechtbank tegen het niet tijdig beslissen door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) tegen een beslissing van de CVOM van 18 juni 2013. De rechtbank, in verzet, acht de gebruikmaking van deze bevoegdheid door de rechtbank in de uitspraak van 31 juli 2014, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 7., niet onredelijk.
9. Op grond van het voorafgaande dient het verzet van opposant, onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:55, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Awb, ongegrond te worden verklaard. Ingevolge het bepaalde in het zesde lid van evengenoemd artikel blijft de uitspraak van de rechtbank van 31 juli 2014 in stand.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.M. Dohmen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Kriekaard, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.