ECLI:NL:RBOBR:2014:7219
Rechtbank Oost-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens onvoldoende specifieke machtiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 november 2014 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 31 juli 2014. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de door de gemachtigde van de opposant, mr. H.P. Olthof, overgelegde machtiging te algemeen was geformuleerd en niet specifiek genoeg om aan te tonen dat Olthof de opposant vertegenwoordigde in de betreffende zaak. De rechtbank had de gemachtigde eerder verzocht om een specifiekere machtiging, maar deze was niet verstrekt.
In het verzet voerde de opposant aan dat de rechtbank zich niet redelijkerwijs op het standpunt had kunnen stellen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De opposant betoogde dat er geen wettelijke basis was voor het oordeel van de rechtbank en dat een algemene volmacht niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank overwoog echter dat de mogelijkheid tot verzet enkel betrekking heeft op de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling was overgegaan. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen argumenten had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond en bleef de eerdere uitspraak van 31 juli 2014 in stand. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet had voldaan aan het verzoek om een specifiekere machtiging en dat de eerdere beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren derhalve terecht was. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.