2.12.[professor] heeft op 24 mei 2013 zijn definitieve rapport ter griffie van de rechtbank gedeponeerd (akte depot nr. 41/2013). De bevindingen van [professor] worden hierna, voor zover hier van belang, weergegeven (prod. 8 dagv.).
Vraag 4:
Welk postoperatief behandelbeleid is gevoerd na de ingreep van 27 oktober 2006? Valt het gevoerde beleid binnen de professionele standaard?
Uit het operatieverslag valt op te maken dat het postoperatieve beleid bestond uit het aanleggen van een drukverband, daaroverheen een achterspalk ter immobilisatie. Verder is voorgeschreven een periodiek onbelast mobiliseren van 4 weken, gevolgd door onbelast mobiliseren in gips van nog eens 4 weken, indien de controle foto goed zou zijn. Een periode van 4-6 weken onbelast gips in aansluiting aan de operatie, gevolgd door 4-6 werken belast gips is gebruikelijk en past binnen de professionele standaard. Uit het poliklinische dossier valt echter op te maken dat op 9-11-2006 (2 weken na de operatie) patiënt mag gaan belasten. Dit is afwijken van eerder ingesteld beleid, zonder duidelijke motivatie. Er is op deze datum geen röntgencontrole verricht. Op 21-12-2006, 8 weken na arthrodese, wordt er wel een röntgencontrole verricht, welke een zone van opheldering toont rond de meest proximale schroef. Deze schroef lijkt tevens uit te lopen. Dit is een teken van instabiliteit. In de poliklinische status wordt geschreven: “nog weinig consolidatie”. Een nieuwe periode gips, zoals geschied is, is dan zeker aangewezen.
Vraag 5:
Waarom is op 26 januari 2007 besloten het gips aan de linkerenkel te verwijderen? Werd deze beslissing gerechtvaardigd door de omstandigheden van het geval?
In de polistatus staat genoteerd: “gips eraf” op 26 januari 2007. Dit is 13 weken na de index operatie. Er wordt geen röntgenfoto gemaakt. Normaliter zal er na 13 weken sprake zijn van consolidatie. Dit dient echter geverifieerd te worden middels röntgencontrole. In deze periode is er een opname neurologie i.v.m. een CVA. Redenen om gips te verwijderen kunnen voldoende doorbouw zijn, of een sensibiliteitsstoornis waardoor drukplekken van het gips niet gevoeld kunnen worden. Hier is geen sprake van en er worden in het dossier geen andere bevindingen genoteerd die de gipsverwijdering rechtvaardigen.
Vraag 6:
Hoe verklaart u dat het osteosynthesemateriaal is gebroken? Kunt u een indicatie geven voor het moment waarop dit is gebeurd? Had dit breken voorkomen kunnen worden en, zo ja, op welke wijze?
Het osteosynthesemateriaal is gebroken tussen 21-12-2006 en 9-3-2007. Het verpleegkundig dossier vermeldt in de dagen na gipsverwijdering toename van pijn in het linker onderbeen. De reden van falen van het osteosynthesemateriaal is waarschijnlijk een combinatie van een te grote valgiserende kracht voor een nagel zonder aanvullende steun van een gips bij een nog niet geconsolideerde BSG arthrodese. Dit is in het onderhavige geval mogelijk de crux, aangezien de röntgencontrole van 21-12-2006 geen tekenen lieten zien van consolidatie. Er waren wel tekenen van loslating (uitlopen van de proximale schroef) en daarmee twijfel aan de stabiliteit. Mogelijk had het continueren van een onderbeengips een materiaalbreuk kunnen voorkomen, en consolidatie kunnen bevorderen.
Vraag 7:
Welke indicatie bestond er voor de operaties van 8 mei en 3 oktober 2007?
De indicatie voor de operatie van 8 mei 2007 bestond uit een non-union van het BSG links bij gefaald osteosynthesemateriaal ingebracht op 27 oktober 2006.
De indicatie voor de operatie van 3 oktober 2007 bestond uit een non-union van het BSG links bij een geïnfecteerde hoekplaat ingebracht op 8 mei 2007, het beloop was gecompliceerd door wonddehiscentie en wondinfectie met necrose, behandeld met VAC therapie.
(…)
Vraag 12:
Kunt u aangeven of van [gedaagde sub 1] op enig moment verwacht had mogen worden anders te handelen dan hij heeft gedaan? Waaruit had die andere handelswijze dan bestaan?
1) Er is in het dossier geen motivatie of beeldvorming te vinden die een wijziging van het ingestelde postoperatieve beleid na de indexoperatie van 27 oktober 2006 (2 weken onbelast in plaats van 4 werken onbelast) rechtvaardigt. Dit had wel het geval moeten zijn.
2) Bij de opname in januari 2007 vanwege het CVA had na gipsafname een röntgenfoto moeten worden gemaakt. Er had dan kunnen worden bepaald of een langduriger periode van gipsimmobilisatie noodzakelijk was geweest. Ook had beeldvorming plaats moeten vinden ten tijde van toename van klachten aan de linker enkel van de patiënt in de periode van afname van het gips. Aanpassingen van het beleid had dan zeker plaats kunnen vinden zoals een langere gipsimmobilisatie. Dit zeker in het licht van de röntgencontrole op 21-12-2006 waarbij er nog weinig consolidatie was te zien en er tevens aanwijzingen waren voor instabiliteit van de osteosynthese.