Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verzoeker sub 1],
[verzoeker sub 4],
1.De procedure
2.De feiten
De peildatum
3.De standpunten over en weer
Het standpunt van verzoekers
4.De beoordeling
De ontvankelijkheid van [verzoeker sub 4] en [verzoeker sub 5]
pachtovereenkomsten en dan nog slechts pachtovereenkomsten die overeenkomstig artikel 65 eerste lid WILG aan GS ter registratie zijn ingezonden. Artikel 65 WILG lid 1 bepaalt dat pachtovereenkomsten tot een door GS te bepalen tijdstip ter registratie aan GS kunnen worden ingezonden. Blijkens de nieuwsbrief van juli 2011 was deze datum december 2010. In artikel 65 lid 2 WILG is bepaald dat pachtovereenkomsten, aangegaan na het in het eerste lid bedoelde tijdstip, uiterlijk vier weken na het aangaan daarvan ter registratie kunnen worden ingezonden, doch uiterlijk tot een door GS te bepalen tijdstip. Blijkens bedoelde nieuwsbrief was deze datum 1 oktober 2011.
“… november 2011”. Op de overeenkomst staan twee stempels van de Grondkamer Zuid: één met als datum van binnenkomst 17 november 2011 en één met als datum van goedkeuring door de Grondkamer 13 april 2012. Gesteld noch gebleken is echter dat deze pachtovereenkomst op de voet van artikel 65 WILG (tijdig) ter registratie aan GS dan wel de bestuurscommissie is toegezonden. Verweerder behoefde dus met deze pachtovereenkomst geen rekening te houden en de pachtovereenkomst met [naam] is dan ook geen reden om één of meer van de drie kavels als bedrijfskavel in de zin van artikel 1 onder e. BILG aan te merken. Het kan zijn dat de relatie met [naam] al veel langer bestaat, maar daarmee hoefde verweerder, gelet op artikel 53 lid 3 WILG geen rekening te houden. Hetzelfde geldt voor de overeenkomst van 11 november 2011 die bovendien dateert van ná de peildatum.