In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 november 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een man, geboren in 1986, die lijdt aan ernstige gedragsproblemen en verslaving. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd vanwege meerdere misdrijven, waaronder mishandeling van een ambtenaar en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging eisten.
De terbeschikkinggestelde heeft in het verleden verschillende therapieën en trainingen ondergaan, maar zijn gedrag blijft problematisch. Hij heeft aangegeven dat hij vooruitgang boekt, maar er zijn zorgen over zijn impulsiviteit en het gebruik van softdrugs. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, omdat de behandelingsintensiteit nog steeds hoog moet zijn en er een hoog risico op recidive bestaat bij beëindiging van de maatregel.
De rechtbank heeft de verklaringen van de terbeschikkinggestelde, de deskundigen en de officier van justitie in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk blijft voor de veiligheid van de samenleving en dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor resocialisatie. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, met de verwachting dat de behandeling nog ten minste twee jaar zal duren.