ECLI:NL:RBOBR:2014:7111

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
01/845568-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en overtredingen van de Wegenverkeerswet door bestuurder onder invloed van alcohol

Op 21 november 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op 10 september 1991, die op 2 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch onder invloed van alcohol een politieambtenaar met een bestelauto heeft bedreigd en geprobeerd heeft aan te rijden. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkeersdelicten en had geen geldig rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden en de auto werd verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de verdachte een groot gevaar voor de politieambtenaar hebben opgeleverd en dat de verdachte zich totaal onverantwoordelijk heeft gedragen. De rechtbank achtte de vordering van de officier van justitie, die vrijspraak had gevorderd voor poging tot doodslag, niet terecht en legde een zwaardere straf op dan door de officier was geëist. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, die immateriële schadevergoeding eiste, en legde de schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845568-14
Datum uitspraak: 21 november 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1991,
wonende te[woonplaats,adres],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 oktober 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 02 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[slachtoffer 1]
, politieambtenaar te 's-Hertogenbosch, van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door
hem -verdachte- bestuurd motorvoertuig (bestelauto) met hoge snelheid, althans
met een aanmerkelijk hoge snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid voor
een -op dat moment- veilig verkeer ter plaatse, met dat motorvoertuig op die
politieambtenaar [slachtoffer 1]is ingereden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 02 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk
dreigend met een door hem -verdachte- bestuurd motorvoertuig (bestelauto) met
hoge snelheid, althans met een aanmerkelijk hoge snelheid, in elk geval met
een te hoge snelheid voor een -op dat moment- veilig verkeer ter plaatse, met
dat motorvoertuig op die politieambtenaar [slachtoffer 1]is ingereden
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een
voertuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek,
als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op of omstreeks 02 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de
weg, de Tolbrugstraat en/of de Pastoor de Kroonstraat , als bestuurder een
motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verbalisant[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een incident op 2 augustus 2014 omstreeks 03.00 uur op de Pastoor de Kroonstraat te ’s-Hertogenbosch, waarbij op hem
zou zijn ingereden door de bestuurder van een witte bestelauto. [slachtoffer 1]was op dat moment in de uitoefening van zijn functie en bevond zich - net als zijn directe collega[verbalisant 7] - op een fiets op de openbare weg. [slachtoffer 1]kon zichzelf in veiligheid brengen door van zijn fiets te springen en zijn fiets voor de bestelauto weg te trekken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 1 primair, poging tot doodslag. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld met welke snelheid verdachte heeft gereden.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, poging tot zware mishandeling, en het ten laste gelegde onder 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte de bestuurder was van de bestelauto. Aan de herkenning door verbalisant[verbalisant 7] zou geen bewijskracht moeten worden toegekend gelet op de hectische omstandigheden waaronder deze herkenning heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat een derde persoon heeft gereden waarvan hij de naam niet wil noemen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 1 primair en 1 subsidiair. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat onduidelijk is hoe de posities waren van de auto en verbalisant [slachtoffer 1], alsmede dat niet kan worden vastgesteld met welke snelheid is gereden. Dit laatste zou niet alleen consequenties moeten hebben voor de ten laste gelegde poging tot doodslag maar ook voor de poging tot zware mishandeling. De raadsman heeft zich subsidiair ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1] .
Bewijsvoering
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis (pagina 13 tot en met 19) gevoegd en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of verdachte de bestuurder is geweest van het voertuig dat betrokken was bij het in de inleiding vermelde incident. Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen acht de rechtbank in dit verband het volgende komen vast te staan.
De bij het incident betrokken witte bestelauto werd zeer kort na het incident aangetroffen in de nabije omgeving, op ongeveer 200 of 300 meter afstand van de plaats van het incident [2] .
Op ongeveer 20 tot 50 meter afstand van de bestelauto werden twee personen aangetroffen gezeten op een bankje [3] . Dit betroffen een blanke jongen, [verdachte], en een getinte jongen, getuige[getuige] [4] .
In de nabijheid van het bankje werd een autosleutel aangetroffen waarmee de bestelauto kon worden geopend en afgesloten [5] .
De bestelauto staat op naam van [verdachte] [6] [verdachte]en verdachte heeft ook verklaard dat die auto zijn eigendom is [7] .
Uit het relaas van verbalisant [verbalisant 1] [8] en de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie [9] leidt de rechtbank af dat[getuige] heeft gezeten op de bijrijdersstoel. Verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij niet wil zeggen wie op de bijrijder stoel heeft gezeten en dat hij ten tijde van het afleggen van de verklaring bij de politie dronken was, maar de rechtbank houdt verdachte aan de verklaring afgelegd bij de politie. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan diens verklaring op dit punt te twijfelen. Te minder, aangezien zijn verklaring op dit punt steun vindt in het relaas van verbalisant [verbalisant 1]. [10] Hij verklaart immers dat[getuige]met hem meeliep naar de bestelauto en aan de kant van de bijrijdersstoel zocht naar diens sigaretten en onder de bijrijdersstoel een fles cola tevoorschijn haalde, waarvan [getuige]kort tevoren had aangegeven die goederen nog uit de bestelauto te willen halen.
[verbalisant 7] heeft verdachte [verdachte]herkend als zijnde de bestuurder van de witte bestelauto [11] . De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging over de bewijskracht van deze herkenning niet. De door de raadsman aangevoerde omstandigheden waaronder de herkenning door verbalisant[verbalisant 7] heeft plaatsgevonden betreffen geen omstandigheden die een herkenning per definitie onmogelijk maken. Wel is de rechtbank van oordeel dat een positieve herkenning wat betreft betrouwbaarheid behoedzaam tegemoet moet worden getreden.
Die behoedzaamheid in acht nemend, oordeelt de rechtbank de positieve herkenning van de verbalisant[verbalisant 7] betrouwbaar. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat[verbalisant 7] heeft verklaard 100% zeker van haar herkenning te zijn en dat zij ook heeft uitgelegd op grond van welke kenmerken zij verdachte heeft herkend [12] . Bij dit oordeel weegt mee dat[verbalisant 7] de bestuurder van de bestelauto op het moment van passeren zelf in het gelaat heeft aangekeken en dat zij vervolgens, nog maar zeer kort na het voorval, verdachte [verdachte]op het bankje aantrof en hem direct als de bestuurder herkende en dit aan haar eveneens ter plaatse gekomen collega’s ook aanstonds kenbaar maakte.
Bij de weging en waardering van deze herkenning door[verbalisant 7], weegt de rechtbank bovendien mee dat verder op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat een andere persoon dan de verdachte de bestuurder van de bestelauto is geweest. De verklaring van verdachte dat een andere persoon de bestuurder van de bestelauto is geweest verdient geen enkel geloof. De verdachte heeft, ondanks herhaald aandringen ter zitting met uitleg over de eventuele consequenties voor zijn positie, de naam van deze persoon niet willen geven en aldus de rechtbank geen handvaten gegeven om zijn verklaring te verifiëren door bijvoorbeeld deze persoon als getuige te horen. Zulks had evenwel gelet op de ernst van de beschuldiging in deze zaak, toch redelijkerwijs voor de hand gelegen. Bevraagd naar zijn redenen voor die weigering, heeft verdachte verklaard dat deze persoon een kennis is en dat hij diens naam niet wil opgeven omdat hij geen “verrader” is. Die uitleg treft de rechtbank niet als plausibel, in aanmerking genomen dat het toch moeilijk voorstelbaar is dat iemand meer dan drie maanden ten onrechte in voorlopige hechtenis zit, zijn dochtertje en overige familie moet missen, het bestaan van zijn bedrijf op het spel zet en het risico op een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur uitdrukkelijk aanvaardt, enkel en alleen omdat hij iemand die slechts een kennis is niet bij naam wil noemen als de daadwerkelijke dader van het tenlastegelegde. De rechtbank stelt de verklaring van verdachte op dit punt dan ook terzijde. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat verdachte met zijn lezing over een andere bestuurder slechts is gekomen om zijn eigen rol als bestuurder te verhullen.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de bestuurder was van de bestelauto op het moment dat het incident plaatsvond. Al hetgeen door of namens de verdachte ten verweer is aangevoerd, wordt verworpen.
Feit 1
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de gedragingen van verdachte een poging tot doodslag opleveren zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen acht de rechtbank in dit verband het volgende komen vast te staan.
Verdachte heeft in eerste instantie gereageerd op het stopteken gegeven door verbalisant[verbalisant 7] door zijn snelheid te minderen [13] . Op een gegeven moment nam het toerental van de motor plotseling toe [14] en verdachte verhoogde zijn snelheid waarna hij in de richting reed van verbalisant [slachtoffer 1] [15] . Verdachte kwam met hoge snelheid frontaal op [slachtoffer 1]afgereden [16] . Verdachte reageerde niet op een stopteken en maakte geen aanstalten om uit te wijken [17] . De afstand tussen de auto en [slachtoffer 1]werd steeds kleiner tot deze afstand nog geen meter betrof [18] . [slachtoffer 1]heeft een aanrijding voorkomen door van de fiets te springen en deze nog net voor de auto langs weg te trekken [19] .
De rechtbank acht met name relevant dat verdachte al snelheid vermeerderend frontaal op [slachtoffer 1]is afgereden. De exacte snelheid waarmee verdachte heeft gereden op het moment dat hij [slachtoffer 1]zou hebben aangereden indien deze niet tijdig was weggesprongen, acht de rechtbank niet relevant. Waar het om gaat is dat bij een frontale aanrijding tussen een accelererend voertuig met een persoon op het moment dat een hoge snelheid is behaald, meer dan de volledige massa van het voertuig met bijbehorende energie op de persoon wordt overgebracht, met alle mogelijke gevolgen van dien. [slachtoffer 1]bevond zich op zijn fiets op de rijbaan en was, op zijn helm na, onbeschermd [20] . Het onder deze omstandigheden met een auto inrijden op een persoon, een zwakkere verkeersdeelnemer, roept naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijk risico op de dood van die persoon in het leven. Gelet op die ervaringsregels, maar ook gelet op de verklaring van verdachte op zitting dat het hier gaat om hoogst gevaarlijk verkeersgedrag, mag de wetenschap van deze aanmerkelijke kans bij de verdachte worden verondersteld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer ten gevolge van zijn handelwijze zou komen te overlijden. Dat dit gevolg niet is ingetreden is enkel en alleen te wijten aan het handelen van [slachtoffer 1]die zich in veiligheid heeft kunnen brengen door van de fiets te springen en zijn fiets nog net voor de auto langs weg te trekken. De gedraging van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan het slachtoffer dat het – behoudens contra-indicaties waarvan niet is gebleken – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood tot gevolg zou hebben, bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht gelet op de uitgewerkte bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag heeft begaan.
Feit 2 en 3
De rechtbank acht gelet op de uitgewerkte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 en 3 heeft begaan, te weten dat hij onder invloed van alcohol een auto heeft bestuurd en dat hij dit heeft gedaan zonder te beschikken over een geldig rijbewijs. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen waarom zij van oordeel is dat verdachte de bestuurder is geweest van de bij het incident betrokken bestelauto en het overige volgt genoegzaam uit de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
(primair)
op 2 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], politieambtenaar te 's-Hertogenbosch, van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem -verdachte- bestuurd motorvoertuig (bestelauto) met hoge snelheid met dat motorvoertuig op die politieambtenaar [slachtoffer 1]is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 2 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch als bestuurder van een voertuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
op 2 augustus 2014 te 's-Hertogenbosch terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Tolbrugstraat en de Pastoor de Kroonstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van feit 1 primair, poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair, poging tot zware mishandeling, feit 2 en feit 3 heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat het slachtoffer een politieagent betreft. Verder heeft de officier van justitie rekening gehouden met de houding van verdachte en de omstandigheid dat verdachte eerder werd veroordeeld voor verkeersfeiten. Gelet op de ernst van het feit vindt de officier van justitie een proeftijd van 3 jaren op zijn plaats.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie daarnaast gevorderd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 12 maanden, eveneens met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft geen onvoorwaardelijke ontzegging gevorderd gelet op de omstandigheid dat het rijbewijs van verdachte ongeldig is verklaard. De officier van justitie vindt het belangrijk dat er sprake is van een voorwaardelijke ontzegging op het moment dat verdachte weer beschikt over zijn rijbewijs.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, in het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast eventueel een voorwaardelijke straf en een taakstraf waartoe verdachte bereid zou zijn.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Specifiek / strafverzwarende omstandigheden
Verdachte is doelbewust met zijn bestelauto ingereden op een politieagent, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol en niet in het bezit was van een rijbewijs. Bij gebreke van een nadere verklaring van verdachte hieromtrent, moet het ervoor worden gehouden dat hij kennelijk tegen elke prijs aan de politie heeft willen ontkomen teneinde te voorkomen dat hij zou worden aangehouden ter zake van het rijden onder invloed en het rijden zonder rijbewijs. Verdachte heeft aldus zijn voertuig als wapen gebruikt en heeft zich totaal onverantwoordelijk gedragen. Verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor een ander in het leven geroepen en heeft zich niets aangetrokken van diens belangen. Het slachtoffer heeft zich ternauwernood in veiligheid kunnen brengen door weg te springen. De gedragingen van verdachte hebben een grote impact gehad op het slachtoffer, zoals blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij.
De rechtbank houdt verder in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheden dat verdachte eerder werd veroordeeld voor verkeersdelicten en dat hij de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een voorwaardelijk sepot.
De straf
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan het opmaken van een reclasseringsrapport zoals blijkt uit het reclasseringsadvies beknopt zonder diagnose van Mondriaan d.d. 7 oktober 2014. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Het rijbewijs van verdachte is ongeldig verklaard. Verdachte beschikt thans niet over een rijbewijs. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een (voorwaardelijke) rijontzegging.
De rechtbank zal gelet op de omstandigheid dat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie alsmede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.

Het beslag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de auto reeds is vervreemd en dat daarmee het beslag is opgeheven, zodat geen beslissing ten aanzien van het beslag behoeft te worden genomen. Indien de rechtbank van oordeel is dat wel een beslissing dient te volgen, dan heeft de officier van justitie gevorderd het beslag verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de raadsman.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto aan verdachte dient te worden teruggegeven en heeft de rechtbank verzocht een beslissing te nemen op het beslag, zodat verdachte zijn recht op de auto kan uitoefenen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat wel een beslissing dient te worden genomen ten aanzien van het beslag. De auto is blijkens informatie van de officier van justitie weliswaar vervreemd, maar het beslag blijft in dat geval rusten op de verkregen opbrengst.
De rechtbank is van oordeel dat de (in het dictum nader omschreven) inbeslaggenomen auto vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft, in het geval dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, geen opmerkingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 287
Wegenverkeerswet 1994 art. 8, 9, 176.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen onder 1 primair, 2 en 3 zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
T.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van
21 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: personenauto,

Ford Transit Connect 2003, kenteken 92-BJ-ZL, goednummer 595749.
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregelvan
schadevergoedingvan
€ 405,00subsidiair 8 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 1]van een bedrag van € 405,00 (zegge: vierhonderdvijf euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 405,00 (zegge: vierhonderdvijf euro). Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Pol-Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 21 november 2014.
mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE

De bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:

Als aangifte van verbalisant[slachtoffer 1] (dossierpagina 29-31):
Op 2 augustus 2014 omstreeks 03.00 uur was ik aan het werk als brigadier van politie en belast met horecatoezicht in het centrum van 's-Hertogenbosch. Ik was hierbij samen met mijn collega[verbalisant 7]. Wij waren beiden in zogenaamd politie bike-uniform gekleed, droegen over ons uniform een geel retroreflecterend hesje met zowel aan de voor- als achterzijde het opschrift "Politie" en reden op opvallende dienstfietsen, welke dus ook als zodanig herkenbaar zijn. Behoudens het genoemde retroreflecterend hesje zijn er ook nog op andere plaatsen op ons uniform en bike helm reflecterende stickers/stof aangebracht.
Op genoemd moment was het duister en waren alle aanwezig zijnde lantaarnpalen
ontstoken.
Mijn collega[verbalisant 7] en ik bevonden ons op dat moment naast elkaar op de fiets op de rijbaan in de Pastoor de Kroonstraat te 's-Hertogenbosch alwaar ik plotseling hoorde dat er komende vanaf de richting Zuid Willemsvaart een motorvoertuig vermoedelijk met hoge snelheid aan kwam gereden. Ik hoorde namelijk dat de motor van dit voertuig erg hoge toeren maakte en hoorde tevens meerdere malen het geluid van piepende banden. Ik hoorde vervolgens dat deze genoemde geluiden steeds dichterbij kwamen en dat het voertuig vermoedelijk onze richting op kwam gereden.
Vrijwel direct hierna zag ik dat er een witte bestelauto van het merk Ford met een ladder op het dak vanaf de Tolbrugstraat met hoge snelheid de bocht door kwam gereden de Pastoor de Kroonstraat op en vervolgens onze richting op kwam gereden. Ik zag dat deze bestelauto op het moment dat deze door de bocht reed naar links helde en daarbij nagenoeg rechts los van de grond kwam. Ik hoorde hierbij tevens wederom het geluid van piepende banden. Ik besloot vervolgens van mijn collega[verbalisant 7] af te fietsen ten einde een soort van fuik te creëren om de bestuurder van de bestelauto op een veilige wijze een algemeen stopteken te kunnen geven en deze te kunnen onderwerpen aan een controle op de bepalingen gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994. Ik zag toen dat mijn collega[verbalisant 7], welke op dat moment op ongeveer 15 meter afstand schuin voor mij stond, de bestuurder een algemeen stopteken gaf door haar rechterarm en rechterhand omhoog te brengen. Ik zag dat de bestuurder hier vrijwel direct op reageerde door snelheid te minderen en op rustige wijze in de richting van mijn collega[verbalisant 7] reed. Ik was dan ook in de veronderstelling dat de bestuurder de bestelauto gewoon tot stilstand zou brengen waarna wij hem konden onderwerpen aan genoemde controle. Op het moment dat de bestelauto ongeveer op 3 meter afstand van mijn collega[verbalisant 7] was zag ik dat de bestelauto abrupt van richting veranderde en zo op ongeveer 1,5 meter afstand rakelings langs de linkerzijde mijn collega[verbalisant 7] reed. Ik hoorde hierbij dat de bestuurder van de bestelauto zijn snelheid direct verhoogde en zag dat deze vervolgens mijn richting op kwam gereden. Ik hoorde dat de motor van de bestelauto wederom erg hoge toeren maakte en hoorde tevens meerdere malen het geluid van piepende banden komende vanaf de bestelauto. Ik heb hierop de bestuurder van de bestelauto ook een algemeen stopteken gegeven door mijn rechterarm en rechterhand omhoog te brengen en zag dat de bestuurder hier in zijn geheel niet op reageerde. In mijn beleving kan het niet anders zijn dan dat de bestuurder van de bestelauto mij heeft gezien. Ik zag dat de verlichting van de bestelauto ontstoken waren en ik stond dus ook in deze verlichting. Zoals omschreven was ik meer dan voldoende opvallend gekleed met de omschreven reflecterende eigenschappen op de politie kleding. Ik zag dat de bestuurder met hoge snelheid op mij af kwam gereden. Ik zag dat de bestuurder totaal geen aanstalten maakte om voor mij uit te wijken en zag dat hij doelbewust op mij afreed. Ik zag dat de afstand tussen mij en de bestelauto steeds korter werd en dat deze op een gegeven moment op nog geen meter afstand van mij was. Op dat moment heb ik zelfs zodanig gevreesd voor mijn leven dat ik me nagenoeg genoodzaakt voelde mijn vuurwapen ter hand te nemen. Ik kon mezelf echter nog net in veiligheid brengen door van mijn fiets te springen en deze nog net voor de bestelauto langs weg te trekken om zodoende een aanrijding te kunnen voorkomen. Vervolgens zag ik dat de bestelauto rakelings langs mijn linkerzijde afreed en zag en hoorde dat de bestelauto hierna met hoge snelheid van mij wegreed. Ik hoorde dat de motor van de bestelauto wederom erg hoge toeren maakte en hoorde tevens meerdere malen het geluid van piepende banden komende vanaf de bestelauto. Ik zag dat de bestelauto aan het einde van de Pastoor de Kroonstraat linksaf sloeg de Jan Heinsstraat in waarna deze uit mijn zicht verdween.
Vervolgens hebben wij portofonisch aan het Gemeenschappelijk Meldcentrum van de politie Oost Brabant doorgegeven wat er zojuist was voorgevallen waarna wij vrijwel direct hoorden dat een collega motorrijder de bestelauto zonder bestuurder had aangetroffen op de
Handelskade te 's-Hertogenbosch. De Handelskade is hooguit 200 a 300 meter verwijderd van de plaats waar het bovenomschreven incident plaats vond. Tevens hoorden wij dat de collega motorrijder portofonisch doorgaf dat er geen bestuurder meer bij het voertuig was maar dat er een stukje verderop een tweetal jongens op een bankje zaten. Wij zijn hierop direct naar de collega motorrijder gegaan en zagen daar inderdaad de bestelauto vooruit ingeparkeerd staan in een aldaar gelegen parkeervak. Ik zag dat de beiden portierramen van de bestelauto open stonden en voelde dat alle 4 de banden erg warm waren. Tevens zag ik dat ongeveer 20 meter verderop inderdaad 2 jongens op een bankje zaten. Ik zag dat het een getinte en een blanke jongen betrof. Ik zag dat mijn collega[verbalisant 7] vervolgens naar de 2 jongens toe liep waar inmiddels al een andere collega motorrijder bij stond. Enige tijd later zag ik dat mijn collega[verbalisant 7] weer terug kwam gelopen en zag en hoorde dat ze tegen mij zei: "Dat is hem, de bestuurder, ik herken hem voor de volle 100 %". Deze bestuurder werd hierop aangehouden.
Ik wil benadrukken dat ik er van overtuigd ben dat de bestuurder mij gezien moet hebben, maar desondanks toch gewoon op mij is ingereden. Ik heb echt gevreesd voor mijn leven, het feit dat ik overwogen heb om mijn vuurwapen te trekken om mijzelf het leven te redden zegt al genoeg.
Als relaas van verbalisant [verbalisant 7] (dossierpagina 33-34):
Ik keek uit op de Tolbrugstraat en zag een bedrijfsauto, wit van kleur, met hoge snelheid de bocht om komen rijden. Ik zag dat de bedrijfsauto met een dermate hoge snelheid voortbewoog, dat het voertuig naar links hellend door de bocht reed. Ik zag dat de rechter voorband en de rechterachterband van het voertuig nagenoeg van de grond af kwamen. Tegelijkertijd hoorde ik wederom de piepende banden van het voertuig op de rijbaan. Ik hoorde dat de motor van het voertuig wederom in een hoog toerental accelereerde en ik zag dat het voertuig mij nu frontaal naderde. Op dat moment bevond het voertuig zich op circa 100 meter afstand van mijzelf. Ik gaf direct een stopteken op basis van de Wegenverkeerswet 1994, ten einde de bestuurder van de bedrijfsauto te doen stoppen. Ik bevond mij op dat moment uiterst rechts op de rijbaan, ter hoogte van het trottoir. Ik hief mijn rechterarm omhoog en maakte middels mijn rechterhand een algemeen stopteken. Ik wees met mijn linkerhand in de richting van de bestuurder van het voertuig. Ik zag dat het
voertuig vaart minderde en dat de positie op de rijbaan verschoof van het midden van de rijbaan in de richting van het trottoir. Ik kreeg sterk de indruk dat de bestuurder gehoor ging geven aan mijn stopteken.
Ik zag dat mijn collega, [slachtoffer 1], met zijn dienstfiets, positie ingenomen had aan de andere zijde van de rijbaan. Ik zag dat dit op circa 10 tot 15 meter afstand van mij was.
Op het moment dat de bedrijfsauto op circa 3 meter afstand van mij verwijderd was, hoorde ik plots het toerental van de motor van het voertuig oplaaien. Ik hoorde de piepende banden van het voertuig op de rijbaan en zag vervolgens dat de bedrijfsauto plots sterk naar rechts helde. Ik zag aan de voorbanden van de bedrijfsauto dat deze een kort moment naar rechts weken. Ik zag dat de bedrijfsauto in volle vaart in de richting reed van mijn collega. Ik voelde op dat moment de wind van het voertuig langs mijn lichaam razen en besefte mij dat het voertuig mij op circa 2 meter na had gemist. Ik zag dat de bestuurder mijn richting op keek en direct daaropvolgend in de richting van mijn collega keek. Ik zag dat mijn collega
eveneens een stopteken gaf.
Ik kan de bestuurder als volgt omschrijven:
- Man
- Blank
- Circa 20 tot 25 jaar oud
- Blond, kort, stekeltjes haar
- Gekleed in een donker t-shirt
- Normaal postuur
Ik zag dat het voertuig voorzien was van een Nederlands kenteken, beginnend met de
combinatie [kenteken].
Ik hoorde dat het toerental van de bedrijfsauto nog steeds toenam. Ik zag dat de afstand tussen mijn collega en de bedrijfsauto zich beperkte tot enkele meters. Ik zag dat mijn collega aan de linkerzijde van de rijbaan stond. Ik zag dat er een laad en losplaats gesitueerd was, ter hoogte van de positie van mijn collega. Ik zag dat deze laad en losplaats omgeven was met trottoirbanden. Ik hoorde dat de bedrijfsauto nog steeds accelereerde en ik zag dat de snelheid van de bedrijfsauto toenam. Ik zag dat het voor mijn collega onmogelijk was om uit te wijken voor de frontaal, met hoge snelheid naderende bedrijfsauto. Ik zag dat de bedrijfsauto op circa 1 meter afstand was. Ik zag dat mijn collega van zijn dienstfiets af sprong en zijn fiets achter zich aan van de plaats weg trok. Ik zag dat de bedrijfsauto abrupt van richting veranderde en op de laad en losplaats terecht kwam. Ik hoorde de piepende banden op de rijbaan en hoorde direct daaropvolgend het accelereren van het voertuig. Ik zag dat de bedrijfsauto rakelings aan de rechterzijde langs mijn collega scheerde en vervolgens met hoge snelheid zijn weg vervolgde. Ik zag dat de afstand tussen mijn collega en de bedrijfsauto niet meer dan een meter betrof.
Ik zag dat de bedrijfsauto aan het einde van de Pastoor de Kroonstraat linksaf sloeg, gaande in de richting van de Jan Heinstraat. Direct plaatste ik portofonisch het verzoek om een eenheid ter plaatse ter hoogte van de Jan Heinstraat. Ik gaf daarbij voornoemde bevindingen en de rijrichting van het voertuig door.
Direct daaropvolgend hoorde ik dat collega [verbalisant 1] zich per dienstmotor in de nabije omgeving bevond. Ik hoorde dat [verbalisant 1] portofonisch doorgaf dat hij in de Handelskade, een zijstraat van de Jan Heinstraat, een bedrijfsauto, wit van kleur, voorzien van kenteken [kenteken]aantrof. Ik hoorde dat [verbalisant 1] zei dat hij twee personen aantrof in de nabijheid van het voertuig.
Ik,[verbalisant 7], spoedde mij, tezamen met collega [slachtoffer 1], naar de Handelskade, alwaar wij voornoemd voertuig aantroffen bij collega [verbalisant 1]. Ik hoorde dat
[verbalisant 1] zei dat hij twee personen op een bankje aan het begin van de Handelskade
had zien zitten. Ik fietste in de richting van de bankjes en zag daar twee mannen zitten. Ik herkende direct en met volle overtuiging een van de twee mannen als zijnde de bestuurder van het eerder genoemd voertuig.
Als relaas van verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] (dossierpagina 39-40):
Op 2 augustus 2014, omstreeks 03.02 uur, kregen wij middels portofoon door dat
collega's op zoek waren naar een witte bedrijfsbus, beginnend met [kenteken]en een ladder op het dak. Wij waren in uniform gekleed en reden beide op een opvallende dienstmotor.
Wij hoorden dat de bedrijfsbus weg was richting de Jan Heinsstraat.
Ik, [verbalisant 1], zag aan de linkerzijde op de Handelskade een witte bedrijfsbus met daarop een ladder. Ik zag ongeveer 50 meter van de bus 2 manspersonen op een bankje zitten.
Ik zag dat het een Ford betrof. Ik zag dat het kenteken [kenteken] betrof. Ik vroeg aan de regionale meldkamer het kenteken op. Ik hoorde dat de tenaamgestelde [verdachte] betrof.
Ik, [verbalisant 2] zag dat een van de personen een blanke jongen betrof en de andere een
donkergetinte jongen betrof. Ik rook dat beide personen riekten naar het inwendig gebruik van alcohol. Ik vroeg aan de blanke jongen wat zijn naam was. Ik hoorde dat hij verklaarde dat zijn naam [verdachte] betrof. Aangezien college[verbalisant 7] verdachte [verdachte]herkende als de bestuurder van de witte Ford werd verdachte [verdachte]aangehouden.
Ik, [verbalisant 1], vorderde het legitimatiebewijs van de donkergetinte man welke op het bankje zat. Ik hoorde dat hij deze niet bij zich had. Ik kreeg hierop wel de bankpas van hem. Ik zag dat dit [getuige], geboren [geboortedatum,geboortejaar]betrof.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], liep, na de aanhouding van [verdachte], richting de bedrijfsbus. Ik zag dat [getuige]met mij mee liep richting het voertuig. Ik hoorde dat hij zei: "Ik moet mijn sigaretten nog uit de bus halen. Ook mijn cola ligt er nog in." Ik zag dat [getuige] de bijrijdersdeur opende en een fles cola onder de stoel bij het voetengedeelte vandaan haalde en enkele slokken nam. Ik zag dat [getuige] vervolgens alleen aan de bijrijderszijde naar vermoedelijk zijn sigaretten zocht.
Als relaas van verbalisant[verbalisant 3] (dossierpagina 36):
Ik wil benadrukken dat ik zeer zeker ben, te weten 100 procent, dat verdachte [verdachte]de bestuurder is geweest van de bedrijfsauto, voorzien van kenteken [kenteken].
Op het moment dat de bedrijfsauto, met daarin als bestuurder [verdachte], mij passeerde op de Pastoor de Kroonstraat zag ik de linkerhand van verdachte [verdachte]aan het stuur van de bedrijfsauto. Ik zag dat de linkerhand van [verdachte]een abrupte beweging aan het stuur maakte, wat er voor zorgde dat het voertuig naar de rechterzijde uitweek. Op het moment dat dit gebeurde, zag ik dat [verdachte]mij een kort moment in mijn gelaat aan keek. Zijn jeugdige voorkomen viel mij hierbij op. Ik zag dat [verdachte]een spits gezicht had, wat er voor zorgde dat voor mij zijn oren opvallend aanwezig waren.
Op het moment dat ik mij voegde bij collega [verbalisant 2]keek [verdachte]mij in mijn gezicht aan. Ik herkende direct [verdachte]als zijnde de bestuurder van het eerder genoemde voertuig. Ik herkende [verdachte]aan zijn contouren en de bovengenoemde details.
Als relaas van verbalisant [verbalisant 3](dossierpagina 41):
Op 2 augustus 2014 omstreeks 04.45 uur bevond ik mij op de Handelskade te
’s-Hertogenbosch. Ik was aldaar ter plaatse in verband met het feit dat in die straat een Ford bestelauto was aangetroffen waarmee kort daarvoor op een collega was ingereden. Gezien het feit dat hiervoor verderop op de Handelskade een verdachte als bestuurder was aangehouden, en waarbij in zijn fouillering geen autosleutel werd aangetroffen, vermoedde ik dat deze bestuurder zijn autosleutel in de directe nabijheid van zijn aanhouding had verborgen. Deze verdachte was zittend op een bankje aangetroffen en aangehouden. Ik ben ter plaatse op zoek gegaan naar deze autosleutel.
Op de Handelskade recht tegenover de percelen 14 en 15 staan twee zitbankjes naast elkaar. Aan de achterzijde van beide bankjes ongeveer in het midden van beide bankjes stond een rode Daihatsu met de voorzijde gericht naar de achterzijde van beide bankjes. De afstand
van de achterzijde van deze bankjes tot de voorzijde van de Daihatsu personenauto is ongeveer anderhalve meter.
Ik zag dat aan de binnenzijde van het linker voorwiel van deze Daihatsu personenauto, op de straatstenen, een autosleutel van het merk Ford lag. Deze Ford autosleutel werd
veiliggesteld. Ik zag dat collega [slachtoffer 1]deze Ford autosleutel uitprobeerde op het rechter voorportier van de aangetroffen Ford bestelauto door deze in het portierslot te steken en te draaien. Ik zag en hoorde dat de centrale portiervergrendeling van deze Ford bestelauto werkte. Deze bestelauto kon met deze autosleutel van en op slot worden gedaan.
Als relaas van verbalisanten [verbalisant 4]en[verbalisant 2] (dossierpagina 17):
Op 2 augustus 2014 omstreeks 03.10 uur hielden wij op de Handelskade te
’s-Hertogenbosch als verdachte aan:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: 10 september 1991
Geboorteplaats: [woonplaats,adres]
Als verkeersongevallenanalyse van verbalisant [verbalisant 5](dossierpagina 49):
Uit de analyse is gebleken dat de collega’s voldoende goed zichtbaar waren om op normale wijze te reageren op eventuele aanwijzingen van hen, zoals bijvoorbeeld een stopteken.
Als verklaring van verdachte (dossierpagina 79 en 80-81 en 83 in onderlinge samenhang bezien):
De jongen die bij mij zat op het bankje zat rechts voorin.
Het voertuig, Ford met kenteken [kenteken], is van mij. Ik heb die al een jaar, iets langer ongeveer.
De sleutel is van mij.
Als verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
De auto was van mij.

Ten aanzien van feit 2:

Als relaas van verbalisant [verbalisant 6](dossierpagina 95-96):
Op 2 augustus 2014 te 03.10 uur werd door mij met medewerking van de verdachte [verdachte]op de Handelskade te ’s-Hertogenbosch een ademtest afgenomen met gebruikmaking van een Dräger alcotester. Ik zag dat de alcotester na het blazen van de verdachte de uitslag “A” gaf.
Aansluitend werd de verdachte aangehouden. De verdachte [verdachte]werd overgebracht naar het hoofdbureau van politie te ’s-Hertogenbosch.
Op 2 augustus 2014 te 03.32 heb ik, daartoe aangewezen opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 van het Besluit Alcoholonderzoeken, [verdachte] onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 3 onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onderzoek ving aan op het eerste tijdstip, vermelde op de bijgevoegde afdruk, zijnde een tijdstip tenminste 20 minuten na het tijdstip van vordering tot medewerking aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.
Er werd gebruik gemaakt van een ademanalyse-apparaat, dat ingevolge het Besluit Alcoholonderzoeken is aangewezen door de Minister van Veiligheid en Justitie.
Ik verklaar dat is voldaan aan het bij dit apparaat behorende gebruikersvoorschrift. De verklaring van goedkeuring behorende bij dit apparaat is geldig tot 16 december 2014.
Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek overeenkomstig de als bijlage bijgevoegde afdruk, genummerd: 1723.
Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de analyse van zijn adem 300 ug/l bedroeg.
Een ademanalyseformulier (dossierpagina 97):
Analyse-nummer: 1723
Datum start: 2 augustus 2014
Starttijd: 03.32
Verdachte:
Naam:[verdachte]
Geboortedatum:[geboortedatum]
Geboorteplaats:[woonplaats,adres]
Ademonderzoekresultaat: 300 ug/l
Als verklaring van verdachte (dossierpagina 104-105):
Ik heb gedronken. Bacardi, Baco had ik op een stuk of vijf.
Als verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Ik had alcohol gedronken.

Ten aanzien van feit 1 en 3:

Als uitdraai van de RDW (dossierpagina 115-116):
Identiteit DTJ [verdachte]
Geboren [geboortedatum]te[woonplaats,adres]
Kentekenadres[woonplaats,adres]
Historische aansprakelijkheid (2-8-2005 t/m 2-8-2014)
Kenteken Begindatum
[kenteken] 21 oktober 2013
Categorie Periode Soort
B vanaf 29-05-2014 Ongeldigheid
Als verklaring van verdachte (dossierpagina 117-118):
Ik ben mijn rijbewijs kwijt. Mijn rijbewijs is ingevorderd en ligt bij het CBR.
Als verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Ik heb geen rijbewijs.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2014074004.
2.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30), relaas[verbalisant 7] (p. 34) en relaas [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 39)
3.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30-31) en relaas [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 39)
4.Relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 40)
5.Relaas [verbalisant 3](p. 41)
6.Relaas [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 39)
7.Verklaring verdachte (p. 80-81) en verklaring verdachte ter terechtzitting
8.Relaas [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 40)
9.Verklaring verdachte (p. 79)
10.Relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2](p. 40)
11.Relaas[verbalisant 7] (p. 34)
12.Relaas[verbalisant 7] (p. 36)
13.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30) en relaas[verbalisant 7] (p. 33)
14.Relaas[verbalisant 7] (p. 34)
15.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30)
16.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30) en relaas[verbalisant 7] (p. 34)
17.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30)
18.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30) en relaas[verbalisant 7] (p. 34)
19.Verklaring [slachtoffer 1](p. 30) en relaas[verbalisant 7] (p. 34)
20.Verklaring [slachtoffer 1](p. 29)