ECLI:NL:RBOBR:2014:711

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
01/840640-11
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ontucht, mishandeling en bedreiging met bijzondere voorwaarden

Op 18 februari 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 18 augustus 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De zaak omvatte meerdere parketnummers, waaronder 01/840640-11, 01/845391-12 en 01/821165-13, en betrof onder andere ontuchtige handelingen met een 14-jarig slachtoffer, mishandeling van verschillende slachtoffers en bedreigingen via Facebook en telefoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten, een substantiële straf moest ondergaan. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor zijn persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormt en dat er een risico op recidive bestaat. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de verklaringen van de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/840640-11, 01/ 845391-12 en 01/821165-12 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01/842164-08
Datum uitspraak: 18 februari 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te Oss op [1981],
wonende te[adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2013 en 4 februari 2014.
Op 25 maart 2013 en op 4 februari 2014 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 26 februari 2013, 18 oktober 2012 en 24 december 2013.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/840640-11 op de terechtzitting van 19 november 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 september 2010 te[pleegplaats 1] en/of elders in Nederland, (telkens) met[slachtoffer 1] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van[slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens) zijn verdachte's penis in de vagina van[slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of hebbende verdachte met[slachtoffer 1] ge(tong)zoend en/of het lichaam van[slachtoffer 1] betast en/of gestreeld en/of gelikt;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 september 2010 te[pleegplaats 1] en/of elders in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren [1996]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten en/of strelen van het lichaam van [slachtoffer 1] en/of het zoenen van [slachtoffer 1] en/of het likken van [slachtoffer 1];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht);
hij op of omstreeks 9 september 2011 te[pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of (met kracht) heeft geschopt, waardoor voornoemde[slachtoffer 2]letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 9 september 2011 te Oss opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 3]), (met kracht) in de keel van voornoemde [slachtoffer 3] heeft geknepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/845391-12 tenlastegelegd dat:
hji op of omstreeks 11 december 2012 te [pleegplaats 2], aan een persoon genaamd [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (tweedegraads brandwonden aan de benen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk kokend water over de benen heeft gegooid en/of gegoten;
(artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 10 december 2012 te [pleegplaats 2], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in zijn handen heeft gevochten met voornoemde[slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 december 2012 te[pleegplaats 2], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), heeft geslagen en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 28 september 2012 te [pleegplaats 3], opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2012 tot en met 25 juni 2012 te [pleegplaats 4], in elk geval in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte op 12 mei 2012 opzettelijk voornoemde[slachtoffer 1] gebeld en voornoemde[slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Je bent een kankerslet, wacht maar tot dinsdag, dan ga ik je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft verdachte op 25 juni 2012 via Facebook voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "En als ik kom kom ik niet met een balletjespistool, vat je, en als je niet oppast ben ik er zo, weet de juiste tijden";
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/821165-13 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2013 te [pleegplaats 5] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer 4] opgebeld en dreigend de woorden toegevoegd :"Jij komt nou om het goed te maken anders ga ik iets heel leuks met je doen. Ik doorzeef je met kogels. Ik kom je daar wel zoeken" en/of "Jij denkt wel hij blaft wel maar hij doet niets. Maar let maar op" en/of "Jij komt nu, dit is je laatste kans. Je komt nou. Ik zet een pistool op je
kop en ik schiet. Jij komt ook aan de beurt. Ik ga zitten voor jou onthoud dat",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 27 juli 2013 te Heesch, gemeente Bernheze, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), meermalen, althans eenmaal met een vuist tegen het hoofd en/of de schouder heeft geslagen en/of met een mes heeft geslagen en/of gestoken in de hand van voornoemde [slachtoffer 4], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/842164-08 is aangebracht bij vordering van 26 februari 2013. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te
‘s-Hertogenbosch d.d. 6 mei 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Met betrekking tot het onder parketnummer 01/821165-13 onder 1 ten laste gelegde feit doet de verdediging een beroep op de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De machtiging tot binnentreden is afgegeven op 28 juni 2013, doch gebruikt bij de aanhouding van verdachte op 28 juli 2013. Het binnentreden tot aanhouding van verdachte is aldus onrechtmatig geweest.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouwe omdat hier evident sprake is van een verschrijving in de machtiging tot binnentreden. De feiten ter zake waarvan de machtiging is afgegeven zijn immers pas gepleegd op 27 en 28 juli 2013 en hebben derhalve pas op dat moment ter kennis van de politie kunnen komen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en er is ook overigens niet gebleken van gronden waarom de officier van justitie niet in zijn vervolging kan worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 01/840640-11 onder 3 is tenlastegelegd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat hetgeen verdachte onder parketnummer 01/845391-12 onder 2 primair is ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is hierbij van oordeel dat noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit de onderliggende stukken is vast te stellen dat er bij verdachte sprake was van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 01/845391-12 onder 2 subsidiair ten laste gelegde. Kennelijk heeft de steller van de tenlastelegging het oog gehad op het slaan en schoppen door verdachte van[slachtoffer 4], kort voorafgaand aan het incident met de waterkoker op 11 december 2012.[slachtoffer 4] heeft ten aanzien daarvan verklaard dat zij bij dit handgemeen met verdachte over en weer hebben geslagen en tevens verklaard dat zij daarbij pijn noch letsel heeft ondervonden.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in het onder parketnummer 01/845391-12 sub 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Gelet op het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank, dat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken, behoeft dit verweer van de verdediging geen nadere bespreking.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat onder parketnummer 01/840640-11 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen zijn.
Zij acht voorts wettig en overtuigend bewezen onder parketnummer 01/845391-12 de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en feit 4, voor wat betreft de bedreiging via facebook. Tot slot acht de officier van justitie de feiten 1 en 2 onder parketnummer 01/821165-13 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsvrouwe is - zoals nader uitgewerkt in haar pleitnotitie - aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 01/840640-11 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, nu verdachte betwist geslachtsgemeenschap te hebben gehad met [slachtoffer 1]. Voor wat betreft het primaire feit is de verdediging van oordeel dat er een gebrek is aan wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn allerminst betrouwbaar te noemen.
Wat betreft de feiten 2 en 3 onder voormeld parketnummer is de verdediging van oordeel dat de verklaringen op alle mogelijke wijzen inconsistent zijn en dus niet vast te stellen is wat er zich precies heeft afgespeeld. Verdachte dient voor deze feiten te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder parketnummer 01/845391-12 onder 1 tenlastegelegde is de verdediging van oordeel dat nu elke (voorwaardelijke) opzet ontbreekt, verdachte dient te worden vrijgesproken.
De verdediging is voorts van oordeel dat verdachte voor wat betreft het onder parketnummer 01/845391-12 onder 2 tenlastegelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu verdachte een beroep doet op de strafuitsluitingsgrond noodweer.
Er is sprake geweest van een wederrechtelijke ogenblikkelijke aanranding door[slachtoffer 4] die een ogenblikkelijk gevaar opleverde voor verdachtes welzijn.
Wat betreft het derde feit onder laatstgenoemd parketnummer is de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu hij geen (voorwaardelijk) opzet had. Verdachte wilde het slachtoffer een klap tegen haar schouder geven, maar raakte haar per ongeluk in haar gezicht.
Het vierde feit van laatstgenoemd parketnummer kan bewezen worden verklaard nu verdachte dit feit heeft bekend.
Met betrekking tot het onder parketnummer 01/821165-13 onder 1 tenlastegelegde is de verdediging van oordeel dat nu verdachte dit feit heeft erkend, het feit bewezen kan worden verklaard.
Van het tweede feit van dit parketnummer verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsoverwegingen:

Parketnummer 01/840640-11
[getuige 1] heeft verklaard dat zij msn-gesprekken die volgens haar tussen [slachtoffer 1] en verdachte zijn gevoerd, als tekstbestand heeft bewaard. [slachtoffer 1] verbleef, terwijl zij die gesprekken voerde, bij haar in huis. [slachtoffer 1] zat daarbij op de computer onder de trap en zij heeft[slachtoffer 1] daarbij niet alleen gelaten. Volgens [getuige 1] heeft zij de msn- en chatberichten een of twee weken voor 30 augustus doorgestuurd.
[verbalisant 1] heeft verklaard dat [getuige 1] voornoemde msn-gesprekken naar de politie heeft verzonden en dat deze gesprekken aan het eindproces-verbaal zijn toegevoegd, te weten als de pagina’s 54 tot en met 99. Op de pagina’s 54 tot en met 84 zijn (kennelijke) tekstberichten opgenomen zonder dat daarbij afzender, noch tijdstip van verzending is vermeld.
Aan verdachte is bij verhoor van 9 juni 2011 – onder meer – het tekstbericht voorgehouden ‘is je buik hard of dik schat’. Verdachte verklaart daarover het volgende: “ja dat ken ik wel gezegd hebben ja dat kan wel kloppen.” Dit tekstbericht staat op p. 61 van het dossier.
Gelet hierop en in samenhang met de inhoud van de overige tekstberichten gaat de rechtbank er vanuit dat de op de pagina’s 54 tot en met 84 opgenomen tekstberichten, tekstberichten bevatten die tussen[slachtoffer 1] en verdachte zijn gewisseld. De rechtbank zal deze voor het bewijs bezigen. Op grond van de hieronder bij de bewijsmiddelen onder 01/840640-11, feit 1 weergegeven tekstberichten komt de rechtbank tot het oordeel dat tussen [slachtoffer 1] en verdachte geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden.
Parketnummer 01/821165-13, feit 2
Door verdachte is bij zijn verhoor door de politie de volgende verklaring afgelegd:
“Ze pakte zelf een mes… Er lag een mes op mijn salontafel die zij gepakt heeft. Ze heeft het mes in mijn salontafel gestoken en gleed daarbij door met haar hand over het scherpe gedeelte. Hierdoor sneed ze zichzelf in haar hand.”
Op de vraag van de verbalisant hoe het dan kan dat zij wel gewond is geraakt aan de binnenzijde van haar hand, geeft de verdachte als antwoord:
“Ze heeft mij bedreigd met het mes en uiteindelijk heeft ze het mes in de salontafel gestoken waarna ze doorgleed en zichzelf verwondde… Ze is doorgegleden over het lemmet van het mes”.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging. De rechtbank acht de verklaring die verdachte geeft voor het letsel aan de hand van[slachtoffer 4] volstrekt onaannemelijk,, gelet op de plaats van het letsel. In het bijzonder merkt de rechtbank op dat bij het door de verdachte beschreven doorglijden van de hand over het lemmet bij het in de tafel steken van het mes, aannemelijk is dat[slachtoffer 4] bij die beweging het mes vasthield met het lemmet uitstekend aan de onderkant van de hand (aan de pinkzijde). In dat geval zou er bij het doorglijden van de hand over het lemmet in elk geval letsel aan de onderkant van de palm van de hand zichtbaar moeten zijn. Blijkens de foto op bladzijde 43 van het proces-verbaal bevindt het snijletsel zich echter aan de bovenzijde (de duimzijde) van de palm van de hand. De rechtbank leidt hieruit af dat de door verdachte beschreven handeling zich niet heeft voorgedaan en dat daarmee ook de door verdachte gegeven alternatieve verklaring voor het letsel feitelijke grondslag ontbeert.
Parketnummer: 01/845391-12 feit 1:
Op grond van de verklaring van de aangeefster en de verklaring van de verdachte zoals hierna is weergegeven is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank betrekt daarbij met name dat aangeefster in haar verklaring bij de politie heeft aangegeven dat zij op enig moment door verdachte aan haar haren is vastgepakt en naar de grond is getrokken, waarna verdachte water uit een waterkoker in haar richting gooide. Voorts heeft aangeefster bij gelegenheid van haar verhoor door de rechter-commissaris een tekening gemaakt waarop zij liggend op de grond is afgebeeld en waarbij zij haar positie ten opzichte van verdachte en het aanrecht heeft aangegeven. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat aangeefster zijn arm omdraaide waarna hij haar aan de haren naar de grond heeft getrokken. Verdachte vermoedt dat de waterkoker, die ten tijde van het incident op het aanrecht stond, tijdens de worsteling is omgevallen of tijdens het gevecht mogelijk is gevallen of omgeslagen. Deze verklaring voor het ontstaan van het letsel van aangeefster acht de rechtbank echter onaannemelijk nu verdachte niet verklaart – en ook overigens niet uit het dossier blijkt - dat de waterkoker tijdens het aan de haren van aangeefster naar de grond trekken is omgevallen, hetgeen overigens zou meebrengen, gelet op de positie van verdachte, het slachtoffer, het aanrecht en de waterkoker, dat verdachte ook door het water geraakt zou zijn, wat niet het geval is geweest. De verklaring van verdachte acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals deze hierna zijn weergegeven is de rechtbank van oordeel dat feit 1 van parketnummer 01/840640-11 wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank is van oordeel dat, in tegenstelling tot hetgeen door de verdediging is opgeworpen, de verklaring van aangeefster betrouwbaar is. De rechtbank baseert dit oordeel op het feit dat de verklaringen consistent zijn en dat deze (belastende) verklaringen door aangeefster zijn afgelegd ondanks het feit dat zij niet wil dat verdachte vast komt te zitten.

De bewijsmiddelen:

Parketnummer 01/840640-11:
een dossier van de regiopolitie korpsnaam Brabant-Noord, met dossiernummer PL21T4 2011016478, afgesloten d.d. 7 september 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 116.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
Dit dossier houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in
Feit 1:
Als verklaring van [slachtoffer 1] (blz. 40-46)
Sinds 2010 heb ik contact met [verdachte].
Ik heb in februari of maart 2010 voor het eerst met[verdachte] afgesproken. Op Utrecht centraal stond [verdachte]. Ik had hem gezegd dat ik 14 jaar was. De vader van[verdachte] vroeg hoe oud ik was, toen liet ik hem mijn ID-kaart zien. Toen zei[verdachte]: “he, je bent echt 14 jaar”. Op een gegeven moment gingen we naar zijn huis, bij zijn moeder. Dat was om een uur of 23.00. De eerste keer heb ik geen seks met hem gehad. Toen deden we het rustig aan. De tweede keer ook niet. Maar de derde keer dat ik bij hem was. Seks is de liefde bedrijven. Voor mij is seks eerst een beetje zoenen. Daarna elkaar betasten en daarna seks en dan gaat dat dingetje in dat andere dingetje. Pompen. (Dat is als de piemel in de vagina gaat?) Ja. Dat was in[pleegplaats 1], op de kamer bij hem boven in[pleegplaats 1]. Ik kwam 1 of 2x in de maand bij hem…..[verdachte] weet dat het strafbaar is…(hoe vaak hadden jullie seks met elkaar?) vaak. (Vaker op een dag?) Ja, 5x of . …. Ik wil niet dat hij vast komt te zitten.
Een geboorteakte (blz. 47)waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] op [1996] geboren is.

Als verklaring van verdachte (blz. 100)

Ik heb een relatie met[slachtoffer 1]. De naam van[slachtoffer 1] op het internet computerspel was Night-angel en [slachtoffer 1]. Mijn spelnaam was Mystery-angel. Mijn emailadres is: [emailadres].[slachtoffer 1] is 15 jaar, ze is volgens mij op[datum] jarig. Ik ken haar sinds 2,5 jaar.[slachtoffer 1] is denk ik 12x in twee maanden in [pleegplaats 1] geweest, dus vanaf 5 juni 2010. Ze was 14 jaar toen ik haar voor het eerst zag. Ik wist deze leeftijd pas toen ik haar identiteitsbewijs zag. Dit was bij de eerste ontmoeting. [slachtoffer 1] heeft een keer of zes, soms 1 nacht en soms 2 nachten bij mij geslapen, dus ongeveer 20 nachten.
Als verklaring van[slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank op 29 mei 2013:
Ik was twaalf of dertien toen ik [verdachte] leerde kennen. De eerste ontmoeting was op het station Utrecht. Dat is volgens mij geweest een halfjaar of een jaar nadat ik hem via de computer had leren kennen. Ik was dertien of veertien jaar toen.
Ik denk dat ik vanaf mijn dertiende seksueel actief was. Met seksueel actief zijn bedoel ik met elkaar naar bed gaan. Met[verdachte] ben ik ook naar bed geweest. Dat gebeurde meestal als ik bij hem was.
Onder seks versta ik vrijen met elkaar en het hebben van gemeenschap.[verdachte] is met zijn piemel in mij geweest. Als ik[verdachte] zag hadden we seks met elkaar
De vader van [verdachte] heeft toen om mijn ID gevraagd en die heb ik toen laten zien. [verdachte] heeft mijn ID toen ook gezien.
Ik was dus vanaf mijn dertiende, veertiende seksueel actief. [verdachte] was het eerste vriendje waar ik vrijwillig seksueel contact mee had.
U houdt mij voor dat [verdachte] ontkent dat hij seks heeft gehad met mij toen ik nog jong was. Ja dat kan, maar het is toch echt zo geweest. Ik begrijp wel waarom hij dat ontkent, namelijk omdat het strafbaar is.

Als tekstberichten gewisseld tussen verdachte en[slachtoffer 1] (p. 54- 64)

p. 54
Kan je miss 20 euro opsturen want ik meot die test wel halen want ik heb maar 1 bloeding gehad en dat is echt veeeelll ste weinig
p. 55
Nogmaals je kan niet zwanger zijn
p. 56
ik ben neit aan de rooie geweest bij mijn tante
p. 63
in jullie hebben we sex gehad en een week trug sgatje
p. 64
heb je het al vaker gezgt,naar de laatste keer dat wat wij deden zij je tw je rond de 36ste dat je aan de rooie was geworden nu een maand verder en je beweerd ineens zwanger te zijn
meschiend ben je zwanger maar van mij

Feit 2:

een dossier van de regiopolitie korpsnaam Brabant-Noord, met dossiernummer PL21Y2 2011094541, afgesloten d.d.17 oktober 2011, aantal doorgenummerde bladzijden: 52.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
Dit dossier houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in

Als verklaring van[slachtoffer 2] (blz. 38)

Op 9 september 2011 omstreeks 18:30 uur was ik in mijn woning aan [pleegplaats 1] samen met [verdachte] en[slachtoffer 3]. Mijn broer [verdachte] sloeg mij zomaar ineens met gebalde vuisten in mijn gezicht. Ik voelde hevige pijnsteken. Ik schat dat[verdachte] mij minstens 5x heeft geslagen.

Als verklaring van [slachtoffer 3] ( blz. 34)

Ik was gisteren vrijdag 9 september 2011 omstreeks 18:15 uur in mijn woning aan de[pleegplaats 1]. [slachtoffer 2] en [verdachte] waren ook thuis.[verdachte] en [slachtoffer 2] kregen slaande ruzie en ik zag dat[verdachte] [slachtoffer 2]meerdere keren sloeg.

Als verklaring van verdachte (blz. 49):

Op 9 september 2011 was ik om 17.00 uur weer thuis, [pleegplaats 1].
Daar waren toen ook [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2]. Ik heb[slachtoffer 2] gestompt
p. 51
Ik heb hem een knietje tegen zijn hoofd gegeven.

Als relaas van [verbalisant 2] (blz. 39)

Ik zag diverse rode zwellingen in het gelaat van [slachtoffer 2].
Parketnummer 01/845391-12:
een dossier van de regiopolitie korpsnaam Brabant-Noord, met dossiernummer PL21YO 2012130147, afgesloten d.d. 13 december 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 54.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
Dit dossier houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in

Feit 1:Als verklaring van[slachtoffer 4] d.d. 11 december 2012, p. 45 e.v.

Ik verbleef vanaf vorige week dinsdag in de woning van [verdachte] aan de [pleegplaats 2]. (blz. 45)
Op 10 december 2012, omstreeks 22.00 uur, was ik samen met[verdachte] in genoemde woning. Op 11 december 2012, omstreeks 00.30 uur, wilde ik naar huis. Op dat moment stonden we in de keuken. Ik zag dat[verdachte] met de waterkoker bezig was, Ik werd vervolgens aan mijn haren door [verdachte] vastgepakt en op de grond getrokken. Ik lag op de grond en ik zag dat [verdachte] de waterkoker in een van zijn handen vasthad. Ik zag dat hij naar achteren uithaalde met de waterkoker en in mijn richting gooide. [verdachte] gooide doelbewust mijn richting in. Ik voelde dat het kokende water dan wel hete water op mijn benen terecht kwam. Ik gilde het uit van de pijn. Ik voelde pijn aan mijn benen. Van mijn enkels tot aan mijn bovenbenen heb ik tweede graad brandwonden. (blz. 46)

Als verklaring van verdachte op 12 december 2012, p. 52:

Hierop ontstond weer flink ruzie tussen ons in de keuken. [slachtoffer 4] draaide mijn arm om wat zeer deed waarna ik haar aan de haren naar beneden naar de grond heb getrokken.
Medische verklaring ten aanzien van[slachtoffer 4] d.d. 8 januari 2013, gevoegd voor in het dossier.Tweedegraads brandwonden, rechteronder- en bovenbeen en linkerknieholte (medisch onderzoek heeft op 11 december 2012 plaatsgehad).
Feit 3.

Als verklaring van [slachtoffer 4] d.d. 4 oktober 2012, p. 37 e.v.

Op 28 september 2012, omstreeks 01.00 uur, bevond ik mij in de woning aan de[pleegplaats 3]. Mijn vriend, [verdachte] en ik sliepen aldaar in de woonkamer. Ik voelde ineens een harde stomp tegen mijn rechteroog. Ik voelde een pijnscheut en schreeuwde het uit van de pijn. Ik voelde dat mijn rechter oog dik werd. Ik hoorde hem wel zeggen “sorry, sorry” maar hij deed het express. De volgende dag zag en voelde ik dat mijn gehele rechteroog dik rood/blauw en opgezwollen was.
Als verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 december 2012, bij gelegenheid van zijn verhoor in het kader van de vordering inbewaringstelling:
Op 28 september 2012 heb ik haar inderdaad een stomp gegeven op het hoofd.
Feit 4.

Als verklaring van [slachtoffer 1] (blz. 26)

[verdachte] valt me tot op heden nog steeds lastig dit maal via facebook.
Ik overhandig U een kopie van de facebookberichten van [verdachte] naar mijn vriendin [vriendin verdachte].

prints Facebook, p. 31

Een bericht van[verdachte] op Facebook van 25 juni 2012, p. 31:
“en als ik kom kom ik niet met een balletjes pistool, vat je, en als je niet oppast ben ik er zo, weet de juiste tijden”.

Als verklaring van verdachte d.d. 12 december 2012, p. 35.

Ik heb toen mogelijk uitspraken gedaan waarin ik heb gezegd dat ik [slachtoffer 1] dood zou maken of iets aan zou doen. Als u zegt dat er gezegd is dat ik ze dood zou maken, dan zou dat kunnen. Ik heb zelf een Facebook account, met de nickname: [verdachte].
Ik erken dat ik mogelijk [slachtoffer 1] in mei 2012 via Facebook heb bedreigd.
Als verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 14 december 2012, bij gelegenheid van zijn verhoor in het kader van de vordering inbewaringstelling:
Het klopt dat ik op 25 juni 2012 tegen[slachtoffer 1] via Facebook gedreigd heb met: “en als ik kom, kom ik niet met een balletjespistool”.
Parketnummer 01/821165-13
een dossier van de regiopolitie korpsnaam Brabant-Noord, met dossiernummer PL21YO 2013078231 afgesloten d.d. 1 augustus 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 58.
Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.
Dit dossier houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in
Feit 1:
Als verklaring van [slachtoffer 4] (p. 45-47):
Op zondag 28 Juli. 2013 heb ik een aangifte van mishandeling gedaan tegen mijn ex
vriend[verdachte].
Omstreeks 20.00 uur bevond ik mij op het politiebureau te Helmond. Terwijl ik nog met de politie aan het praten was over het doen van aangifte tegen [verdachte] ging mijn telefoon.
Ik wist haast zeker dat[verdachte] mij belde.
Ik heb het gesprek aangenomen en de telefoon op luidspreker gezet.
Ik hoorde dat het [verdachte] was. Ik herkende zijn stem meteen.
Ik weet mij het gesprek helaas niet meer exact te herinneren en ook niet meer in welke volgorde het precies ging.
[verdachte] schreeuwde steeds op een dreigende en agressieve toon en riep vaak hetzelfde. Ik hoorde dat [verdachte] zei:
“Jij komt nu. Dit is je laatste kans of ik zet een pistool op je kop en ik schiet. Jij komt aan de beurt. Ik ga zitten voor jou onthoud dat” of woorden van gelijke strekking
Er is nog veel meer gezegd maar ik heb het allemaal niet kunnen onthouden.
Mede door de ze bedreigingen voornoemd, heb ik de beslissing genomen om aangifte tegen [verdachte]te doen.
Ik ben namelijk heel erg bang voor hem.

Als relaas van [verbalisant 3] (p. 49-52)

Op zondag 28 juli 2013 omstreeks 19:30 uur was ik, [verbalisant 3], werkzaam en dienstdoende bij de Politie Helmond, afdeling Peelland, regio Brabant Oost. Ik was belast met de publieksservice op het politiebureau Helmond Centrum.
Omstreeks 19:45 uur verscheen voor mij een vrouw aan de balie, die zichzelf legitimeerde als zijnde: [slachtoffer 4].
Zij vertelde mij dat zij ruzie had met haar ex of vriend en hij haar gisteren heeft mishandeld. Zij vertelde mij dat hij haar nu ook aan het bedreigen is. Zij vertelde mij dat hij haar de hele tijd belt en dan bedreigt. Zij vertelde mij dat haar ex [verdachte] heet en dat zijn geboortedatum 18 augustus 1981 is en dat hij woont aan de [pleegplaats 2].
Op het moment dat ik met [slachtoffer 4] in gesprek was ging haar mobiele telefoon over.
Ik hoorde vervolgens een mannelijke stem door de telefoon. Ik had door dat [slachtoffer 4] haar mobiel op de luidspreker had gezet.
Ik hoorde een mannelijke stem. Ik heb ten tijde van het gesprek een hoop van wat er is gecommuniceerd meegeschreven. De zinnen waar B voor staat is hetgeen wat ik de mannelijke stem heb horen zeggen.
B - Jij komt nou om het goed te maken anders ga ik iets heel leuks met je doen. Ik doorzeef je met kogels. Ik kom je daar wel zoeken.
B - Jij denkt wel hij blaft wel maar hij doet niets. Maar let maar op.
B - jij komt nu, dit is je laatste kans. Je komt nou. Ik zet een pistool op je kop en ik schiet. Jij komt ook aan de beurt. Ik ga zitten voor jou onthoud dat.
Ten tijde van het gesprek hoorde ik de mannelijke stem met stemverheffing spreken. Ik hoorde woede in zijn stem. Ik hoorde dat hij hard schreeuwde.
Ik vroeg aan[slachtoffer 4] of dit haar ex/vriend is welke ik hoorde. Ik hoorde dat zij zei: “Ja.”
Feit 2:
Als verklaring van [slachtoffer 4] (p. 37-39):
Ik wens aangifte te doen van mishandeling en ik wil het volgende hierover verklaren:
Op 27 Juli 2013 omstreeks 15.45 uur bevond ik mij in de woning van[verdachte]
voornoemd.
Ik voelde dat[verdachte] mij opzettelijk met kracht met beide handen tegen mijn schouders duwde zodat ik op bed viel.
Ik zag dat[verdachte] opzettelijk zijn beide handen tot vuisten balde, ik zag dat hij met gebalde vuisten in mijn richting kwam. Ik voelde dat[verdachte] mij opzettelijk met beide gebalde vuisten op mij insloeg.
Ik voelde de klappen op mijn rechterwang en op mijn bovenlip terecht kwamen. Ik voelde hiervan een ontzettende pijn
Ik zag dat [verdachte] een mes van de salontafel pakte, een lang mes van ongeveer 30 cm met een zwart handvat. Ik zag dat [verdachte] het mes in zijn opgeheven rechterhand hield. Ik zag dat[verdachte] mij met het mes wilde steken. Ik zag dat [verdachte] het mes in de rondte zwaaide in mijn richting. Ik wilde het mes vangen met mijn rechterhand. Ik kneep mijn hand dicht om het mes te pakken. Het mes schoot door mijn hand. Ik heb hiervan een snee in mijn hand.
Ik wens dat [verdachte] strafrechtelijk wordt vervolgd voor mishandeling.
Ik heb momenteel nog pijn aan mijn rechterwang als ik erop duw.

Noot [verbalisant 4] (p. 39):

er is een blauwe plek op de rechterwang van aangeefster zichtbaar, tevens is de neus aan de rechterkant iets verdikt. Krasjes op de rechterwang, in de hals en op de linkerschouder.
en een dikke lip.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat
Parketnummer: 01-840640-11
hij in de periode van 1 februari 2010 tot en met 1 september 2010 te[pleegplaats 1] en/of elders in Nederland, met[slachtoffer 1] (geboren op [1996]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die telkens bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die[slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht.
hij op 9 september 2011 te [pleegplaats 1] opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen en gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Parketnummer : 01-845391-12
hij op 11 december 2012 te[pleegplaats 2], aan [slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (tweedegraads brandwonden aan de benen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk kokend water over de benen te gooien;
hij op 28 september 2012 te [pleegplaats 3], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4], tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
hij op 25 juni 2012 in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte op 25 juni 2012 via Facebook voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “En als ik kom kom ik niet met een balletjespistool, vat je, en als je niet oppast ben ik er zo, weet de juiste tijden”;
Parketnummer : 01-821165-13
hij op 28 juli 2013 te[pleegplaats 5] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] opgebeld en dreigend de woorden toegevoegd :”Jij komt nou om het goed te maken anders ga ik iets heel leuks met je doen. Ik doorzeef je met kogels. Ik kom je daar wel zoeken” en “Jij denkt wel hij blaft wel maar hij doet niets. Maar let maar op” en “Jij komt nu, dit is je laatste kans. Je komt nou. Ik zet een pistool op je kop en ik schiet. Jij komt ook aan de beurt. Ik ga zitten voor jou onthoud dat”;
hij op 27 juli 2013 te[pleegplaats 2], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4], met een vuist tegen het hoofd en de schouder heeft geslagen en met een mes heeft gestoken in de hand van voornoemde [slachtoffer 4], waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 01/840640-11 1 primair, 2 en 3, onder parketnummer 01/845391-12 onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 en onder parketnummer 01/821165/13 1 en 2: een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering, behandeling door[kliniek] en een contactverbod met [slachtoffer 1].
De officier van justitie verzoekt tevens een bevel gevangenneming ter terechtzitting van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Door de raadsvrouwe is, voorover zij niet heeft verzocht verdachte vrij te spreken, gevraagd een gevangenisstraf op te leggen voor de tijd die gelijk is aan de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige, een drietal eenvoudige mishandelingen, zware mishandeling en een tweetal bedreigingen.
Verdachte heeft in de periode van 1 februari 2010 tot en met 1 september 2010 ontuchtige handelingen met het destijds 14-jarige slachtoffer (in de zaak met parketnummer 01/840640-11 onder 1) gepleegd. Door het grote leeftijdsverschil (verdachte was ten tijde van dit feit ruim 28 jaar oud) is er geen sprake geweest van een gelijkwaardige relatie. Het slachtoffer was een kwetsbaar meisje in de pubertijd dat een achtergrond van jeugdzorg en verblijf in internaten kende. Het slachtoffer bevond zich in een afhankelijke positie van verdachte. Verdachte heeft het recht van het slachtoffer op een ongestoorde seksuele ontwikkeling op grove wijze verstoord. Dergelijk handelen wordt door jeugdige slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en leidt niet zelden tot langdurige klachten op emotioneel en seksueel gebied. Verdachte heeft door zijn handelen de gevoelens en belangen van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele behoefte. Dergelijk handelen betekent een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft voorts in de zaak met parketnummer 01/01/845391-12 een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer
en haar lichamelijke integriteit ernstig aangetast, onder meer door doelbewust kokend water over haar heen te gooien met ernstige en (mogelijk) blijvende gevolgen voor het slachtoffer. De bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij/slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte een aantal strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat de bewezenverklaarde feiten voor een deel van oudere datum zijn.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door de klinisch psycholoog drs. [psycholoog] van 18 februari 2013, blijkt dat de door hem gepleegde strafbare feiten in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt kort weergegeven in:
Betrokkene is uit het verleden bekend met gewelddadig gedrag (poging doodslag).
Hij was toen 20 jaar. Er is sprake van conflictueuze relaties met verschillende partners. Zijn arbeidsverleden is instabiel. Er was sprake van cannabisafhankelijkheid. Er zijn enige aanwijzingen voor problemen in de kindertijd. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis.
Betrokkene vertoont gebrek aan zelfinzicht. Zijn opvattingen ten aanzien van het gebruik van geweld zijn pro-criminogeen. Hij heeft last van stemmingswisselingen en is in die zin impulsief.
Betrokkene zal, indien op vrije voeten, blootgesteld worden aan destabiliserende factoren (zijn relaties) maar is anderzijds nu bereid om begeleiding/hulp te zoeken en te accepten en daaraan mee te werken. Zijn sociale steunnetwerk is zeer beperkt. Hij mist copingvaardigheden in het omgaan met stress.
Op basis hiervan, mede op grond van de klinische inschatting, is het recidive-risico als matig tot hoog in te schaffen.
Betrokkene vertoont weliswaar enig ziektebesef maar blijft overtuigd van de eigen
emotionele, sociale en cognitieve capaciteiten. Zijn besef is fragiel en het is dubieus hoe hij om kan gaan met confronterende en tot gedragsverandering aanzettende behandeling.
Zorgelijk is dat betrokkene ervan overtuigd is dat K.O. (een van de aangeefsters) zijn enige en echter partner is. Hij is niet bij machte, en zegt dit zelf ook, om te kiezen voor de omgang met en een relatie met een andere (leeftijdsconforme, meer stabiele) partner.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht is een optie om aan betrokkene de verplichting op te leggen zich opnieuw te laten behandelen bij[kliniek]. Een verplicht reclasseringstoezicht lijkt ook verstandig om de vinger aan de pols te houden voor wat betreft zijn overige activiteiten, met name zijn gedrag op relationeel gebied.
Betrokkene lijdt aan een afhankelijkheid van soft drugs en aan een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en antisociale trekken. Tevens lijdt hij mogelijk aan een posttraumatische stress stoornis.
Betrokkene heeft problemen in de regulatie van zijn agressieve gedrag. Hij beschikt
over onvoldoende vaardigheden om conflicten op een constructieve wijze op te lossen.
Hij is vanuit zijn achterdochtige grondhouding en zijn matige begaafdheid snel geneigd tot mis-interpretaties en reageert dan vaak met geladenheid en met agressief gedrag.
Betrokkenes zwakbegaafdheid, zijn persoonlijkheidsstoornis met borderline,
narcistische en antisociale kenmerken, zijn gebrek aan zelfinzicht, en zijn volharden in de wens om met een kwetsbare en instabiele partner verder te gaan, zijn risicofactoren die de kans verhogen dat zich opnieuw geweld zal voordoen in de relationele sfeer.
Positief is dat betrokkene gemerkt heeft zich beter te voelen zonder softdrugsgebruik en zich hierin wil laten ondersteunen; dat hij, kort voor zijn aanhouding, eigen woonruimte had en niet afhankelijk is van familie, vrienden of partner; en dat hij in principe positief staat tegenover hulp door[kliniek].
Zoals aangegeven acht onderzoeker een verplichtend kader nodig waarbinnen
betrokkene onder reclasseringstoezicht staat en behandeling en begeleiding krijgt door een forensische polikliniek, b.v.[kliniek]. Zulks zou gerealiseerd kunnen worden binnen een deels voorwaardelijke strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten hebben gediend als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, primair gericht op het terugdringen van het recidivegevaar, verbonden aan de bij verdachte waargenomen problematiek zoals hiervoor verkort aangehaald.

Voorlopige tenuitvoerlegging

De rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden alsook het op te leggen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn aangezien er gezien de thans bewezenverklaarde feiten, de voorhanden documentatie alsmede het feit dat een deel van de bewezenverklaarde feiten zijn begaan tijdens een lopende proeftijd ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank voor minder feiten zal veroordelen dan waarop de eis van de officier van justitie is gebaseerd.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 01/845391-12 feit 1).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen en dat tevens de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen (gelet op het standpunt dat vrijspraak is gevraagd), subsidiair verzoekt de raadsvrouwe de vordering niet ontvankelijk te verklaren omdat verdachte geen opzet had op het bedoelde feit en meer subsidiair verzoekt de raadsvrouwe de vordering te matigen, waarbij zij heeft aangegeven dat het slachtoffer Adidas schoenen opvoert terwijl ze bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat ze ten zijde van het feit hakjes droeg.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding € 2200,= en materiële schadevergoeding € 360, 23 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de schade aan het schoeisel niet-ontvankelijk verklaren nu het slachtoffer bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij ten tijde van het gebeuren schoenen met een hakje droeg.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De voorlopige hechtenis.

Door de officier van justitie is de gevangenneming ter terechtzitting verzocht.
Op grond van het onderzoek ter zitting, mede gelet op de door de rechtbank op te leggen straf, is gebleken dat tegen verdachte voldoende ernstige bezwaren zijn gerezen en gronden aanwezig zijn welke onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/842164-08.

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. De rechtbank zal, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouwe daaromtrent, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging omdat de vordering later dan drie maanden na het verstrijken van de proeftijd is ingediend (artikel 14g lid 5 Sr).

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 245, 285, 300, 302.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 48/840640-11 feit 3, 48/845391-12 feit 2 primair, feit 2 subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 01/840640-11
onder 3 en onder parketnummer 01/845391-12 onder 2 primair en subsidiair ten
laste gelegde heeft begaan.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/840640-11 feit 1 primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of
mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/840640-11 feit 2:
mishandeling
T.a.v. 01/845391-12 feit 1:
zware mishandeling
T.a.v. 01/845391-12 feit 3:
mishandeling
T.a.v. 01/845391-12 feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/821165-13 feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
T.a.v. 01/821165-13 feit 2:
mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 48/840640-11 feit 1 primair, feit 2, 48/845391-12 feit 1, feit 3, feit 4,
48/821165-13 feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
Jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door de reclassering, ook als dit mocht inhouden een contactverbod met [slachtoffer 1];
waarbij de[Reclassering Nederland]
, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van
de forensische polikliniek[kliniek] te 's-Hertogenbosch op de tijden en plaatsen
als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten
behandelen voor zijn persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, narcistische en
antisociale trekken, en – voor zover daarvan sprake is - een posttraumatische stress
stoornis.
beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde
voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr. uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. 48/845391-12 feit 1, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2560,23 subsidiair 35 dagen hechtenis
en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4], van een bedrag van EUR 2560, 23 (zegge: tweeduizend
vijfhonderdenzestig euro en drieëntwintig cent), te weten EUR 2200,=
immateriële schadevergoeding en EUR 360,23 materiële schadevergoeding (post taxikosten, verzorging brandwonden, trainingsbroeken, zalf, en verblijf
ziekenhuis).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het gedeelte, betrekking
hebbend op de materiële schadevergoeding EUR 60,= (post schoenen) niet
ontvankelijk is.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze
schade.

BEVEELT de gevangenneming van verdachte.

Deze voorlopige hechtenis zal (in beginsel) worden ondergaan in een huis van bewaring in het arrondissement Oost-Brabant, dan wel in een huis van bewaring elders in Nederland.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/842164-08

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier,
en is uitgesproken op 18 februari 2014.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.