In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
“Patiënt is opgegroeid tot een onthechte en gemakkelijk krenkbare man met een zeer beperkte frustratietolerantie. Mede gezien de emotionele verwaarlozing in de voorgeschiedenis is hij gevoelig voor afwijzing, hetgeen hem makkelijk in conflict brengt met zijn omgeving. Vanwege zijn zwakbegaafdheid kan patiënt onvoldoende reflecteren en problemen niet adequaat oplossen, wat gevoelens van machteloosheid en woede oproept.
In het heden komt softdrugsgebruik veelvuldig voor. Behalve genotsmiddel is dit voor patiënt ook duidelijk een middel waarmee hij probeert zijn problematiek en traumatische ervaringen te ontvluchten.
Patiënt is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline-,
antisociale en narcistische trekken. Tevens is psychopathie geconstateerd. Patiënts leven wordt op diverse gebieden gekenmerkt door een grote mate van impulsiviteit.
De kans op gewelddadig gedrag bij onmiddellijke terugkeer naar de maatschappij wordt in het heden als onverminderd groot ingeschat.”
(…)
“De kans op gewelddadig gedrag binnen [kliniek 2] wordt als matig-groot ingeschat waarbij patiënts grote mate van impulsiviteit en krenkbaarheid als belangrijkste factoren voor eventuele agressieve uitingen kunnen worden gezien. Vooral een situatie waarbij het vertrouwen van patiënt in een ander wordt beschaamd, vergroot de kans op gewelddadig gedrag sterk bij patiënt. De kans op gewelddadig gedrag tijdens begeleid verlof wordt als hoog ingeschat. Er zijn veel risicofactoren en de behandelrelatie is onvoldoende opgebouwd om vluchtgevaar te minimaliseren.
De kans dat patiënt opnieuw een seksueel gewelddadig delict zal plegen op grond van de huidige situatie, wordt als gering ingeschat op korte termijn en als matig op de lange termijn als patiënt op dit moment terug zal keren naar de maatschappij. De kans op seksueel gewelddadig gedrag binnen de kliniek wordt als gering ingeschat.”
(…)
“Ondanks een intensief structurerende behandelinsteek en patiënts (soms wisselende) inzet bij die behandelonderdelen die gericht zijn op de beïnvloeding van delictfactoren, is waargenomen dat hij er weinig in is geslaagd om zich het geleerde eigen te maken en te komen tot een noodzakelijke gedragsverandering, wil gesproken kunnen worden van afgenomen recidivegevaar.
Het wordt zorgwekkend gevonden hoe moeilijk het voor patiënt is gebleken zich in deze behandelperiode los te kunnen maken van diep ingesleten antisociale cognities.”
(…)
“Wanneer de terbeschikkingstelling met onmiddellijke ingang zou worden opgeheven, zal dit ertoe leiden dat patiënt de huidige intensieve zorg, het toezicht en de begeleiding van het dwingende kader zal ontberen. Patiënt heeft op dit moment geen steunend systeem waarop hij kan terugvallen, noch is sprake van enige andere maatschappelijke inbedding. Gelet op het verleden wordt patiënt naar onze mening weinig in staat geacht om zorg en dagbesteding zelfstandig te organiseren. De kans bestaat dat hij vanuit de diverse beperkingen zich voortdurend zal overvragen, waarbij ingeschat wordt dat hij het overzicht verliest, hetgeen zal kunnen leiden tot spanningen in de contacten met anderen. Patiënt beschikt over onvoldoende copingvaardigheden om zich in de complexe maatschappij staande te houden. Gebruik van middelen, terugval in randcriminele kringen is dan niet denkbeeldig. Gebruik van alcohol kan dan mogelijk de kans op impulsief verbaal agressief of gewelddadig gedrag naar derden vergroten. Controle, begeleiding, een voorspelbare en zoveel mogelijk gestructureerde omgeving, zoals de terbeschikkingstelling die thans biedt, achten wij wenselijk en noodzakelijk om uiteindelijk middels gefaseerde stappen van afnemende externe controle te komen tot onderzoek van termen voor een resocialisatiepoging toegesneden op patiënts mogelijkheden en beperkingen.
Een dergelijk traject binnen het dwingende kader van de terbeschikkingstelling achten wij voor patiënt niet haalbaar binnen de periode van een jaar.”
(…)
“Gelet op het hierboven beschrevene adviseren wij u de terbeschikkingstelling te verlengen met een periode van twee jaar.”