In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 november 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die ter beschikking was gesteld na een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2003. De terbeschikkingstelling was eerder verlengd op 18 oktober 2013. De officier van justitie heeft op 18 september 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, welke vordering op 5 november 2014 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de officier van justitie, deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf gehoord.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de psychische stoornis van de betrokkene, die lijdt aan een chronische psychose. Deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene nog steeds niet intrinsiek gemotiveerd is om medicatie te gebruiken, wat een risico vormt voor de veiligheid van anderen. De deskundige I. van Outheusden heeft in zijn advies benadrukt dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd om de veiligheid te waarborgen, en dat er mogelijkheden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging in de toekomst.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, waarbij zij zich heeft verenigd met het advies van de deskundigen. De beslissing is genomen op basis van artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.