ECLI:NL:RBOBR:2014:7025

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
01/820019-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en mishandeling met vrijspraak voor medeplichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 november 2013 in Asten, samen met een medeverdachte, een mes aan deze medeverdachte heeft gegeven. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat de medeverdachte het mes zou gebruiken om het slachtoffer, [slachtoffer 1], te doden of zwaar te mishandelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en de zware mishandeling.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat de medeverdachte geen ouderlijk gezag had. De rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] had mishandeld, wat resulteerde in een veroordeling voor dit feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 300,00 met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820019-14
Datum uitspraak: 19 november 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1967],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 mei 2014 en 5 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 april 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 24 november 2013 te Asten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat
opzet meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de richting van de (linker)zij, althans het lichaam en/of in de
(linker)hand en/of in de (rechter)pols, althans de (rechter)arm van die [slachtoffer 1]
heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2013 te Asten tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans
eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in
de richting van de (linker)zij, althans het lichaam en/of in de (linker)hand
en/of in de (rechter)pols, althans (rechterarm) van die [slachtoffer 1] heeft
gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2013 te Asten tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [slachtoffer 1]) heeft geslagen en/of gestompt en/of met een scherp en/of
puntig voorwerp in de (linker)hand en/of in de (rechter)pols, althans de
(rechter)arm heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2.

hij op of omstreeks 24 november 2013 te Asten, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een
minderjarige, te weten [slachtoffer 2], geboren op [2007], heeft
onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het
opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende,
welk wettig gezag berust(te) bij [slachtoffer 1], immers heeft verdachte daar
toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, die
minderjarige zonder toestemming en/of medeweten van [slachtoffer 1] meegenomen
naar zijn auto en/of voornoemde minderjarige in die auto gezet en/of geplaatst
en/of gezegd: "Geef gas" en/of de auto gestart en/of gas gegeven en/of (een
stukje) is weggereden met die minderjarige in de auto;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair / subsidiair.

Verdachte heeft op 24 november 2013 in de auto op de weg naar Asten een mes aan medeverdachte [medeverdachte]gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist of vermoedde wat [medeverdachte] met dat mes ging doen. De rechtbank overweegt dat uit het verhandelde ter terechtzitting en het dossier niet volgt dat verdachte wist of had moeten weten dat [medeverdachte] het mes zou gaan gebruiken om te proberen om [slachtoffer 1] te doden, dan wel zwaar te mishandelen. Ook overigens is niet gebleken van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde gedragingen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2.

Uit het verhandelde ter terechtzitting en het dossier kan voorts niet worden afgeleid dat verdachte wist of had moeten weten dat [medeverdachte] niet het ouderlijk gezag had en dat het ouderlijk gezag alleen bij [slachtoffer 1] berustte. De rechtbank acht reeds daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan eveneens behoort te worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1 meer subsidiair
op 24 november 2013 te Asten, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) heeft geslagen en gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2: gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Op 24 november 2013 te Asten heeft verdachte het slachtoffer, [slachtoffer 1], geslagen. Aldus heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] aangetast.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte een dag en een nacht op het politiebureau heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts onderkend dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een geldboete opleggen. De rechtbank zal de geldboete voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van feit 1 primair en subsidiair en van feit 2 vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 primair, subsidiair en feit 2 niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair:
geldboetevan
€ 300,00subsidiair 6 dagen hechtenis
voorwaardelijkmet een proeftijd van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 19 november 2014.
Mr. B. Poelert is buiten staat verklaard om dit vonnis (mede) te ondertekenen.