In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 november 2013 in Asten, samen met een medeverdachte, een mes aan deze medeverdachte heeft gegeven. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat de medeverdachte het mes zou gebruiken om het slachtoffer, [slachtoffer 1], te doden of zwaar te mishandelen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en de zware mishandeling.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat de medeverdachte geen ouderlijk gezag had. De rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] had mishandeld, wat resulteerde in een veroordeling voor dit feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke geldboete op van € 300,00 met een proeftijd van twee jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.