ECLI:NL:RBOBR:2014:6898

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
01/879405-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling tijdens straatgevechten in Boxtel

Op 17 november 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders betrokken was bij twee vechtpartijen in Boxtel op 27 februari 2014. De verdachte en zijn mededaders hebben in de nacht van het incident twee willekeurige voorbijgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zonder enige aanleiding uitgedaagd en vervolgens met geweld aangevallen. Tijdens de vechtpartijen zijn de slachtoffers geslagen en geschopt, terwijl zij op de grond lagen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs, waaronder camerabeelden, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij betrokken was bij de vechtpartijen en heeft ook zelf geweld gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van de slachtoffers. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de zaak op tegenspraak heeft behandeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/879405-14
Datum uitspraak: 17 november 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 augustus 2014 en 3 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van (onleesbare datumaanduiding) juli 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 februari 2014 te Boxtel tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n)
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meerdere malen, althans éénmaal met geschoeide voet tegen het hoofd en/of
rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1], heeft/hebben geschopt en/of getrapt
en/of
- meerdere malen, althans éénmaal met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of
rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2014 te Boxtel met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, op of aan de [straat 1] te Boxtel, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het door verdachte(n)
- meerdere malen, althans éénmaal met geschoeide voet schoppen en/of trappen
tegen het hoofd en/of rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1], en/of
- meerdere malen, althans éénmaal met gebalde vuist(en) slaan tegen het hoofd
en/of rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2014 te Boxtel tezamen en in vereniging met
(een) ander(en) ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
- meerdere malen, althans éénmaal met geschoeide voet tegen het hoofd en/of
rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt en/of getrapt
en/of
- meerdere malen, althans éénmaal met gebalde vuist(en) tegen het hoofd en/of
rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 februari 2014 te Boxtel met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, op of aan de [straat 2] te Boxtel, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]
, welk geweld bestond uit
- meerdere malen, althans éénmaal met geschoeide voet schoppen en/of trappen
tegen het hoofd en/of rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1], en/of
- meerdere malen, althans éénmaal met gebalde vuist(en) slaan tegen het hoofd
en/of rug en/of buik en/of lichaam van [slachtoffer 1];
3.
hij op of omstreeks 27 februari 2014 te Boxtel met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, op of aan de [straat 2] te Boxtel, in elk geval op of
aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit slaan in en/of
tegen het gezicht en/of hoofd en/of tegen het lichaam en/of duwen van
voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3.
De officier van justitie en de raadsman zijn van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijs
Ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie medeplegen van poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en eveneens van het onder 2 primair ten laste gelegde. In beide gevallen is de intensiteit van het schoppen niet zodanig geweest dat de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer een reëel te verwachten gevolg was. Er is dus niet bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat de slachtoffers zouden worden gedood of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.

Op 27 februari 2014 heeft [slachtoffer 1]aangifte gedaan van poging tot doodslag c.q. poging tot zware mishandeling.
Hij verklaarde dat hij op 27 februari 2014 omstreeks 02.30 uur vanuit een feestje in ‘[bedrijf 1]’ in Boxtel samen met enkele vrienden naar een afterparty liep. Ergens onderweg naar die afterparty werd hij uit het niets vastgepakt en aangesproken door een jongen die tegen hem zei: ‘doorlopen want anders krijg je problemen of woorden van gelijke strekking’.
Toen hij daarop vroeg waarom hij zou weggaan, zag hij dat die jongen meteen een mes trok. Hij zag dat dit een vlindermes was. Hij zag dat de jongen met het mes zwaaide en dat het mes zich ontvouwde. Hij zag dat hij direct werd geslagen door een andere jongen. Hij werd geraakt op de linkerzijkant van zijn hoofd. Hij voelde direct pijn aan zijn hoofd.
Hij viel op de grond en trok de jongen mee. Hij voelde pijn in zijn zij. Hij heeft de jongen teruggeslagen. Hij weet dat er nog een jongen bij is geweest die hem heeft geschopt en geslagen. Die jongen bemoeide zich er pas mee toen hij weerloos op de grond lag. Hij begreep van vrienden dat het ter hoogte van de ING op de [straat 1] is gebeurd.
Hij heeft van enkele getuigen begrepen dat ze op zijn hoofd hebben staan trappen.
Hij weet er zelf niet meer zoveel vanaf. Hij denkt dat hij even zijn bewustzijn heeft verloren.
De jongens die hem hebben belaagd, hebben het op een rennen gezet. Toen hij opstond zeiden zijn vrienden dat hij een bloedneus had. Hij zag toen bloed langs zijn neus. Hij is naar de Breukelsestraat gelopen en heeft daar nog xtc gebruikt, daarna is hij in slaap gevallen. Hij heeft rode plekken in zijn gelaat en een rode streep op de rechterzijde van zijn gezicht. Hij voelde ook dat zijn hele achterhoofd onder de bulten zat. Hij heeft pijn aan zijn hoofd en is misselijk.
De jongen met het vlindermes was een negroïde persoon, ongeveer 20 jaar oud. Hij droeg een zwarte jas met capuchon.
De jongen die hem in het gezicht sloeg, had blond haar.
De derde jongen, die zich ermee ging bemoeien toen hij op de grond lag, kan hij niet beschrijven. [2]
Het proces-verbaal van aangifte bevat voorts een verwijzing naar foto 1, welke foto op pag. 140 is gevoegd bij de aangifte: Het proces-verbaal vermeldt: Foto 1: Openstaande wond van ongeveer 3 centimeter.
Op 27 februari 2014 om 15.30 uur heeft [getuige 1] verklaarddat hij die nacht getuige is geweest van een incident in Boxtel waarbij zijn vriend [slachtoffer 1] betrokken was. Vanaf café [bedrijf 1] zijn ze in de richting van de Hema gelopen. Onderweg kwamen ze drie jongens tegen. [slachtoffer 1] werd aangesproken door een jongen. Jongen 1 was een buitenlandse jongen met een halfbloed Afrikaans uiterlijk.
Jongen 1 zei, ‘wat kijk je nou’ en ‘ken ik jou ergens van’. Jongen 1 gaf [slachtoffer 1] een klap met de platte hand. Jongen 1 pakte een mes uit zijn linker zak. Jongen 2 was op een herenfiets.
Hij zei ‘pas maar op, hij maakt je kapot’. Hij zag jongen 2 van zijn fiets springen en zag dat hij [slachtoffer 1] tegen de grond sloeg. Hierop kwam jongen 3 er bij en hij zag dat jongen 2 en 3 [slachtoffer 1] aan het schoppen en slaan waren. Hij zag dat hij zich verweerde door zijn handen op zijn hoofd te houden. Hij zag dat de drie jongens weggerend zijn. Hij zag bloed op het achterhoofd van [slachtoffer 1] zitten. [3]
Op 25 maart 2014 heeft [getuige 2] verklaarddat hij in de nacht van 27 februari 2014 rond 02.15 uur vanuit café [bedrijf 2] aan de [straat 1] te Boxtel naar buiten keek. Buiten zag hij een jongen op de grond liggen, die werd door drie jongens geschopt. Een jongen had een petje op. Hij kon duidelijk zien dat die jongen tegen het hoofd van het slachtoffer schopte. Hij zag dat de jongen met het petje samen met [verdachte] wegliep. Hij zag de derde jongen op een fiets stappen.
Het slachtoffer probeerde alleen met zijn handen zijn hoofd te beschermen. Hij zag daarna dat het slachtoffer wat bloed in zijn gezicht had. De jongens die het slachtoffer sloegen, waren [verdachte], een jongen die hij via Facebook herkende als [medeverdachte 1] en een donkere jongen van wie hij geen naam heeft. Die donkere jongen had een negroïde uiterlijk en droeg een baseball cap. [4]
[getuige 3] heeft op 28 februari 2014bij de politie verklaard dat zij in de nacht van 26 februari 2014 op 27 januari (de rechtbank leest hier: februari 2014, gelet op de inhoud van het dossier) in café [bedrijf 2] in de [straat 1] te Boxtel was. Zij hoorde buiten herrie en ging kijken. Zij zag dat een jongen op de grond lag. Zij zag dat deze jongen in het gezicht werd getrapt door een negroïde jongen. Er stonden nog twee Nederlandse jongens om de jongen die op de grond lag. De blanke jongens herkende zij als [verdachte] en vermoedelijk [medeverdachte 1]. De negroïde jongen had een witte baseball pet op. [5]
Op 25 maart 2014 heeft [getuige 4]verklaard dat zij op 27 februari 2014 omstreeks 02.30 uur drie jongens zag in Boxtel. Eén donkere en twee blanke jongens. Ze zag dat de blanke jongens op [slachtoffer 1] stonden in te slaan. Ze zag dat ze hem, toen hij op de grond lag, met veel kracht schopten. [6]
Van de vechtpartij zijn camerabeelden. Deze beelden zijn bekeken door verbalisant [verbalisant 1]. De verbalisant relateert dat zij heeft waargenomen dat er één jongen achterwaarts liep, het latere slachtoffer. Het slachtoffer werd geschopt door de personen 1, 2 en 3. Persoon 1 bleef wijzen naar het slachtoffer toen hij achterwaarts liep. Persoon 2 was op de fiets. Persoon 2 sprong van zijn fiets en rende naar het slachtoffer. Persoon 2 maakte veelvuldig slaande bewegingen naar het slachtoffer. Persoon 1 kwam ineens aanrennen en maakte een voorwaartse trap richting het slachtoffer dat al in gevecht was met persoon 2. Hierna kwam persoon 3 erbij. Alle drie maakten slaande en schoppende bewegingen richting het slachtoffer. Het slachtoffer werd op de grond gegooid door personen 1 en 2. Personen 1 en 3 liepen om het slachtoffer heen. Persoon 1 maakte drie keer een onderhandse stekende beweging richting het slachtoffer, die op dat moment op de grond lag. Terwijl persoon 1 dit deed, bleven personen 2 en 3 slaande bewegingen maken naar het slachtoffer.
Persoon 1 rende naar persoon 2 en het slachtoffer en schopte diverse keren tegen het slachtoffer aan. Persoon 1 maakte verticale trapbewegingen richting het hoofd van het
slachtoffer. Persoon 1 trapte vervolgens diverse keren in de zij van het slachtoffer, toen het slachtoffer op zijn buik op de grond lag. Persoon 2 lag op het slachtoffer en het slachtoffer kon geen kant op.
Persoon 3 kwam intussen weer bij de personen 1 en 2 en het slachtoffer en maakte ook trappende bewegingen richting het slachtoffer. [7] De rechtbank heeft deze camerabeelden tijdens het onderzoek ter terechtzitting getoond.
Verdachte heeft ter terechtzittingvan 3 november 2014 verklaard dat hij de onder feit 1 in de tenlastelegging genoemde persoon heeft geschopt met geschoeide voet. Hij is de persoon op de camerabeelden die het laatste erbij komt. Hij schopte het slachtoffer op de rug. Hij heeft hem ook in het gezicht geschopt. [8]
Verdachteheeft op 24 april 2014 bij de politie verklaard dat hij met twee vrienden betrokken is geweest bij een vechtpartij ergens op de [straat 1].
Een van zijn vrienden liep in de richting van een groep. Hij zag dat deze vriend met een ander op de grond terecht kwam. Hij is naar hun toegelopen en heeft de jongen van de andere groep twee maal in zijn gezicht geschopt met de binnenkant van zijn voet. Hij droeg op dat moment Nike gympen. Hij schopte wel redelijk hard. [9]
[medeverdachte 1]heeft op 24 april 2014 bij de politie verklaard dat hij betrokken is geweest bij de vechtpartij. De jongen en hij vielen op de grond en ze eindigden in een worstelpartij. Hij zag in zijn ooghoeken dat [verdachte] (rechtbank: verdachte) en[medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) ook op hem insloegen en inschopten. Hij zelf wilde de eerste klap uitdelen, maar miste; toen zijn ze op de grond gevallen. Het slachtoffer en hij hadden elkaars armen vast waardoor het slachtoffer zich verder niet kon verdedigen tegen wat [verdachte] en [medeverdachte 2] deden. [10]
[medeverdachte 2]heeft op 24 april 2014 bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] een klap kreeg van de jongen (rechtbank: aangever [slachtoffer 1]) en dat ze (rechtbank: kennelijk bedoelt [medeverdachte 2] zichzelf en verdachte) toen [medeverdachte 1] zijn gaan helpen. Daarbij is geslagen, gestompt en het kan zijn dat het slachtoffer ook op het hoofd en het lichaam is getrapt. [11]
De
afbeeldingen van de verdachten, gevoegd bij de ID-staten van de drie aangehouden verdachten, geven weer dat [medeverdachte 2] een donkere/negroïde huidskleur heeft en [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] een blanke huidskleur hebben. [12]

De overwegingen ten aanzien van feit 1.

De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervoor genoemde getuigenverklaringen en zal deze dan ook gebruiken voor het bewijs.
Gelet op de bevindingen van de verbalisant omtrent de camerabeelden als hiervoor -voor zover relevant- weergegeven en gelet op de inhoud van de overige hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, waaronder met name verdachtes verklaring ter terechtzitting, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ‘persoon 3’ betrof op de camerabeelden.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft deelgenomen aan een vechtpartij, waarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] is geschopt en geslagen tegen het hoofd en tegen het lichaam, waaronder de zij. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer twee keer redelijk hard met geschoeide voet tegen zijn gezicht heeft geschopt. Getuige [getuige 5], die de rechtbank beschouwt als een onafhankelijke getuige, heeft verklaard dat hij alle drie de jongens heeft zien schoppen. Voorts heeft hij gezien dat een van de jongens het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte doelbewust heeft deelgenomen aan de ernstige geweldshandelingen en dat hij zelf het slachtoffer tweemaal tegen het gezicht heeft geschopt terwijl deze op de grond werd vastgehouden door een van de medeverdachten, waardoor het slachtoffer niet weg kon en zich ook niet kon verdedigen. Verdachte heeft zich op geen enkel moment en op geen enkele wijze gedistantieerd van zijn medeverdachten, terwijl door hen zichtbaar geweld tegen het slachtoffer werd toegepast. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee medeverdachten dat gesproken moet worden van medeplegen van het geweld, bestaande in het schoppen en slaan.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte bij het plegen van deze gezamenlijke geweldshandelingen het opzet -al dan niet in voorwaardelijke zin- op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen met welke kracht is geschopt en op welke plaatsen van het gezicht en/of hoofd en/of lichaam het slachtoffer precies is geraakt. Noch uit de getuigenverklaringen, noch uit het letsel van het slachtoffer kan dit worden afgeleid. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat met zodanige kracht en op zodanige wijze tegen het hoofd en/of het lichaam van het slachtoffer is geschopt en/of geslagen dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer daardoor dodelijk letsel zou oplopen.
Met betrekking tot het eerste gedeelte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van de poging tot doodslag
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door samen met de medeverdachten tegen het hoofd te schoppen, wel op zijn minst het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg
-zoals hier zwaar lichamelijk letsel- is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat in ieder geval met enige kracht tegen het hoofd van het slachtoffer is geschopt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en de kans dat het meermalen met kracht schoppen tegen het hoofd zal leiden tot ernstig letsel, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Door te handelen als hiervoor omschreven hebben verdachte en zijn medeverdachten die aanmerkelijke kans aanvaard. Het overige geweld dat door de groep van verdachte is gepleegd tegen het slachtoffer, heeft aan die kans alleen maar bijgedragen. De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.
Diezelfde nacht, kort vóór de hiervoor vermelde vechtpartij heeft nog een andere vechtpartij plaatsgevonden.
Op 17 april 2014 deed [slachtoffer 2] aangifte. Hij heeft verklaard dat
hij op 27 februari 2014 tussen 01.45 uur en 03.00 uur met onder meer [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in Boxtel in de straat liep waar de Hema en het Kruidvat zitten.
Er zaten drie jongens op een bankje. Er werd iets geroepen door een jongen, waarop [slachtoffer 1] reageerde. [slachtoffer 1] kreeg meteen een klap van hem met een vuist recht op zijn gezicht. Vervolgens sloeg de jongen [slachtoffer 1] nog een keer en probeerde hij [slachtoffer 1] op de grond te duwen. Toen dat niet lukte, gingen de twee andere jongens die jongen helpen en zij probeerden [slachtoffer 1] op de grond te krijgen. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, hebben ze hem met zijn drieën getrapt en geslagen. Ze stonden met drieën om [slachtoffer 1] heen. Ze hebben [slachtoffer 1] getrapt tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam. De ene jongen zat op de fiets toen hij [slachtoffer 1] trapte. [slachtoffer 1] heeft geprobeerd zich te beschermen door zijn handen voor zijn hoofd te slaan. [slachtoffer 4] heeft geprobeerd de donkere jongen weg te trekken en geroepen dat zij moesten stoppen. Bij [slachtoffer 1] kwam een dag later een blauw oog. [slachtoffer 1] had de dag daarna veel last van zijn ribben en heeft daar zes weken last van gehad.
De jongen die begon met slaan was een donkere jongen, een neger met een witte pet op.
De andere twee jongens waren Nederlandse jongens. Een daarvan was op de fiets. [13]
[slachtoffer 3] heeft op 22 april 2014 verklaarddat hij op 27 februari 2014 tussen 01.45 uur en 03.00 uur met[slachtoffer 2] en enkele anderen in Boxtel was en daar drie jongens zag staan. De jongens riepen scheldwoorden.
[slachtoffer 2] lag op de grond met om hem heen de drie jongens. De rest van hun groep waren bezig om die drie jongens van [slachtoffer 2] af te trekken. De jongens zijn gestopt. [slachtoffer 2] had in ieder geval een blauw oog en een dik jukbeen. [14]
[slachtoffer 4] heeft op 22 april 2014verklaard dat zij met onder anderen [slachtoffer 2] onderweg naar huis was op 27 februari 2014 te Boxtel, toen [slachtoffer 2] werd aangesproken. Toen [slachtoffer 2] zich omdraaide, begonnen ze op hem in te slaan. Op een gegeven moment lag [slachtoffer 2] op de grond. Zij is er heen gegaan
Ze weet dat toen [slachtoffer 2] op de grond lag, hij op zijn hoofd is geraakt en ook op zijn oog. Ze waren op hem in aan het schoppen. Er werd hard geschopt.
[getuige 6]heeft op 27 maart 2014 bij de politie verklaard dat hij op 27 februari 2014 ‘s nachts de Hema te Boxtel was gepasseerd. Hij zag drie jongens staan. Twee blanke jongens en een donkere jongen. De donkere jongen riep iets naar de groep voor hem. De jongen uit de groep, een erg alternatief geklede jongen, zei ook iets. Uit het niets sloeg die donkere jongen die alternatieve jongen heel hard op zijn kaak. Hij kon dat goed zien. Hij zag dat die zelfde jongen door de donkere jongen en die twee blanke jongens werd getrapt en geslagen. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaarddat hij bij het onder 2 ten laste gelegde feit was betrokken. [16]
Op 24 april 2014 heeft verdachte bij de politie verklaard dat er ter hoogte van de ING nog een vechtpartij is geweest. Daarbij waren ze ook met zijn drieën betrokken. Daarbij zijn enkele rake klappen gevallen. [17]
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 25 april 2014 verklaard dat hij bij deze vechtpartij een keer heeft geslagen en een keer heeft geschopt. [18]
Overwegingen ten aanzien van feit 2.
Ook ten aanzien van de hiervoor vermelde getuigenverklaringen over feit 2 ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs. Dat deze verklaringen pas geruime tijd na het incident zijn afgelegd, doet in casu niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, te meer nu de verklaringen consistent zijn en op hoofdlijnen en ook in relevante details voldoende met elkaar overeen komen.
Op grond van de hiervoor vermelde verklaringen acht de rechbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] opzettelijk heeft geslagen en met geschoeide voet heeft geschopt en/of getrapt tegen het hoofd en/of lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte bij het plegen van deze gezamenljike geweldshandelingen het opzet -al dan niet in voorwaardelijke zin- op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank kan op grond van het dossier niet vaststellen met welke kracht is geschopt en geslagen en op welke plekken van het hoofd en/of het lichaam het slachtoffer is geraakt. De rechtbank heeft met name ook onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat met zodanige kracht en op zodanige wijze tegen het hoofd en/of het lichaam is geschopt dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer daardoor dodelijk letsel zou oplopen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, met name door het tezamen en in vereniging met de medeverdachten schoppen tegen het hoofd van een op de grond liggend slachtoffer, wel het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.
Immers, door het schoppen tegen het hoofd, waarvan algemeen bekend is dat het een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, hebben verdachte en de medeverdachten welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer aan zijn hoofd ernstig letsel zou oplopen.
Ook hier heeft het overige geweld dat door de groep van verdachte is gepleegd tegen het slachtoffer, aan die kans alleen maar bijgedragen.
De rechtbank concludeert derhalve tot bewezenverklaring van het medeplegen van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1].
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. primair
op 27 februari 2014 te Boxtel tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1], heeft geschopt en/of getrapt en
- met gebalde vuisten tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
op 27 februari 2014 te Boxtel tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
- met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt en
- met gebalde vuisten tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 3:
- vrijspraak.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair:
- een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van toezicht van de reclassering en de voorwaarden zoals deze in het reclasseringsrapport zijn geformuleerd.
De officier van justitie verzet zich tegen de door de verdediging verzochte opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Bij haar eis heeft de officier van justitie ten nadele van verdachte rekening gehouden met de volgende feiten en omstandigheden. Het zijn ernstige feiten. Verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij was dan ook een gewaarschuwd mens. Verdachte heeft geen dagbesteding en geen inkomsten. Hij heeft nauwelijks probleembesef en legt de schuld in plaats van bij zichzelf vaak bij een ander. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De officier van justitie vindt het belangrijk dat verdachte de benodigde begeleiding van de reclassering krijgt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte vindt de geëiste straf buitenproportioneel, zeker in vergelijking met de eis in de zaak van [medeverdachte 1]. De handelingen van verdachte zijn niet strafwaardiger dan die van [medeverdachte 1].
De raadsman heeft verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met als voorwaarde toezicht van de reclassering en het volgen van de voorgestelde gedragsinterventies. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een nacht tweemaal kort na elkaar schuldig gemaakt aan vechtpartijen op straat, waarvan twee willekeurige voorbijgangers slachtoffer zijn geworden. In beide gevallen werd het slachtoffer zonder enige aanleiding vanuit het groepje van verdachte aangesproken en uitgedaagd, waarna verdachte en medeverdachten bewust de confrontatie aangingen en gezamenlijk grof geweld gebruikten tegen de slachtoffers.
Beide slachtoffers werden geslagen en, terwijl zij op de grond lagen, met geschoeide voet tegen het hoofd en het lichaam geschopt. Verdachte is er niet voor teruggeschrokken om gezamenlijk grof geweld te gebruiken en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Slachtoffers van dergelijk geweld ondervinden vaak nog jarenlang last van angstgevoelens en velen van hen ondervinden in hun dagelijks leven langdurig hinder van de herinnering aan wat hen is overkomen.
Delicten als de onderhavige veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij anderen, zoals getuigen, en dergelijk zinloos geweld op straat leidt ook tot maatschappelijke onrust en een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij als geheel.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank voorts ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte in het recente verleden al meerdere keren voor geweldsfeiten onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden nu opnieuw ernstige geweldsdelicten te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals in het reclasseringsrapport is geadviseerd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie ten aanzien van feit 1 niet de poging tot doodslag, maar een poging tot zware mishandeling bewezen acht en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gezien de op te leggen gevangenisstraf bestaat geen grond voor onmiddellijke opheffing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis wel opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 302.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 3:
Vrijspraak
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
T.a.v. feit 2 primair:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen
die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen drie werkdagen na ontslag uit detentie in persoon zal melden bij
de Reclassering Nederland op het adres Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
’s-Hertogenbosch;
zich gedurende de proeftijd zal blijven
melden bij de reclassering zo frequent en zolang de reclassering dit
noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan de gedragsinterventies GI-RN Cognitieve Vaardigheden en
GI-GGZ Alcohol en geweld,
waarbij aan de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Afwijzing van het verzoek tot onmiddellijke opheffing van de voorlopige
hechtenis.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het
onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E. Sikkema, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2014.
Mr. Sikkema en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtelijke Opsporing Meierij, met onderzoeksnummer 21mei14020, afgesloten op 2 mei 2014, aantal pag: 253.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] pag. 238-139
3.Proces-verbaal verhoor [getuige 1], pag. 165-166
4.Proces-verbaal verhoor van [getuige 2], pag. 181-182
5.Proces-verbaal verhoor van [getuige 3] pag. 167
6.Proces-verbaal verhoor van [getuige 4], pag. 174-175
7.Proces-verbaal bevindingen pag. 146-147
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 november 2014
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] pag. 105
10.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] pag. 134
11.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] pag. 52-53
12.ID-staat verdachte [medeverdachte 2] p. 15, ID-staat [medeverdachte 1] p. 107, ID-staat medeverdachte [verdachte] p, 61
13.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2], pag. 191-192
14.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 3] pag. 194-195
15.Proces-verbaal verhoor [getuige 6], pag. 188
16.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 november 2014
17.Proces-verbaal verklaring verdachte d.d. 24 april 2014, pag. 104
18.Proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 25 april 2014