In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 november 2014 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1989 en thans gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst, had eerder een gevangenisstraf van 33 maanden opgelegd gekregen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Een van de bijzondere voorwaarden was dat hij zich diende te houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
De officier van justitie heeft op 5 november 2014 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde herhaaldelijk de bijzondere voorwaarden had geschonden. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde verklaard dat hij moeite heeft met het afblijven van drugs, maar dat hij vastbesloten is om geen drugs meer te gebruiken. Hij heeft ook aangeboden om mee te werken aan urinecontroles.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere keren de voorwaarde van abstinentie van drugs niet heeft nageleefd, ondanks eerdere waarschuwingen en een eerdere tenuitvoerlegging van een deel van de straf. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de tenuitvoerlegging in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom besloten om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de tenuitvoerlegging van de resterende voorwaardelijke straf van 149 dagen gevangenisstraf te gelasten. De tijd die de veroordeelde al in detentie heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de te ondergaan gevangenisstraf.