ECLI:NL:RBOBR:2014:673

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
01/855057-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene met een persoonlijkheidsstoornis en recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 januari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld vanwege ernstige misdrijven, waaronder bedreiging en poging tot zware mishandeling tegen zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, afgewezen en in plaats daarvan besloten om deze met één jaar te verlengen. Dit besluit is genomen op basis van de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen en om zicht te houden op de voortgang van de behandeling van de betrokkene.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het advies van de deskundige M.J.L. Boekhoudt, die de betrokkene heeft beoordeeld. De deskundige heeft aangegeven dat het recidiverisico binnen het huidige kader van terbeschikkingstelling als matig wordt ingeschat, maar dat het risico op recidive hoog is als de terbeschikkingstelling zou eindigen. De betrokkene heeft een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en paranoïde trekken en heeft in het verleden alcoholmisbruik vertoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog niet in staat is om adequaat om te gaan met stressvolle situaties en dat zijn copingvaardigheden beperkt zijn.

De rechtbank heeft benadrukt dat het komende jaar van de betrokkene en zijn echtgenote verwacht mag worden dat zij duidelijkheid bieden aan de behandelaars over hun relatie en de mogelijkheden voor samenwonen. De beslissing om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, is ingegeven door de wens om de behandeling van de betrokkene te blijven volgen en om te waarborgen dat de veiligheid van anderen niet in het geding komt. De rechtbank heeft tevens aangegeven dat de noodzaak van een verdere verlenging opnieuw zal worden beoordeeld indien de officier van justitie dit vordert.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/855057-05
Uitspraakdatum: 31 januari 2014

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te[geboorteplaats] op[1971],
verblijvende in[de stichting].

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 27 december 2005 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 7 februari 2012, met twee jaar verlengd. Deze verlenging is door het gerechtshof te Arnhem op 7 mei 2012 bevestigd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 5 december 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2014.
Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige M.J.L. Boekhoudt, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het verlengingsadvies van mevrouw drs. E.P.M.T. Brouns, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 7 november 2013;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, en poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote en kinderen, meermalen gepleegd, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:
(…)
Samenvattende beschrijving m.b.t. het verband tussen stoornis, gevaar, geboden behandeling en de prognose
Betrokkene is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en paranoïde trekken en een verleden van alcoholmisbruik. In de persoonlijkheid is betrokkene een kwetsbare en angstige man, die de interactie met anderen als bedreigend ervaart en zijn onzekerheid probeert af te dekken middels veel narcistisch zelfvertoon, waarmee hij continu wil bewijzen dat hij voor niemand bang is. Betrokkene functioneert op beneden gemiddeld tot zwakbegaafd intellectueel niveau, waarbij met name de verbale vermogens op zwakbegaafd niveau uitkomen. Betrokkene heeft weinig overzicht over de situatie, hij is snel afgeleid en heeft moeite taken te organiseren. In de verbale interactie met anderen kan hij niet goed meekomen, hij wordt hierdoor snel overvraagd, wat tot spanningen kan leiden. Hiernaast leidt onbegrip bij betrokkene snel tot achterdocht. Betrokkene blijft gevoelig voor afwijzing, hij voelt zich zeer snel aangevallen en bekritiseerd. De copingvaardigheden zijn beperkt; in het verleden werden oplopende spanningen en onlustgevoelens gedempt middels (buitensporig) alcoholgebruik. Ten tijde van de delicten was sprake van alcoholmisbruik; betrokkene pleegde deze onder invloed. Tevens is sprake geweest van gokken. Betrokkene is bekend met manipulatie, het vertellen van onwaarheden en het verdraaien van de werkelijkheid. Bij betrokkene is sprake van psychopathie. Op somatisch gebied staan nierproblemen op de voorgrond; in de huidige situatie wordt bij betrokkene viermaal per week een nierdialyse uitgevoerd; de lichamelijke gezondheidstoestand is zorgelijk.
Betrokkene blijft onvoldoende leervaardig zijn gedrag in stressverhogende of frustrerende situaties daadwerkelijk aan te passen. Zodoende richt de behandeling zich vooral op herhalen en inslijten van nieuwe vaardigheden in de praktijk van alledag. Dit loopt goed voor zover het gaat om alledaagse, eenvoudige situaties, zoals de verloven voor het doen van boodschappen en vrije tijdsactiviteiten. Betrokkene gedraagt zich hierbij over het algemeen goed; hij houdt zich aan de gemaakte afspraken en (verlof)voorwaarden. Meer complexe, intermenselijke situaties leiden bij betrokkene nog altijd tot stress en achterdocht, die hij vervolgens op zijn omgeving afreageert.
In combinatie met het aanleren van nieuwe vaardigheden is de behandeling van betrokkene erop gericht om te onderzoeken of het in de toekomst veilig en verantwoord is om hem, nu de kinderen niet meer thuis wonen, onder intensieve ambulante begeleiding thuis bij zijn echtgenote te laten wonen. Op 26 oktober 2012 is door het ministerie ten behoeve van betrokkene een machtiging voor onbegeleid verlof verstrekt, welke kan worden toegepast tot en met stap 2 van het stappenplan. Met betrokkene is afgesproken dat hij met de verloven van stap 1 uit het reeds gemachtigde verlofkader kan starten, indien het behandelteam heeft kunnen zien dat hij een aantal malen met zijn vrouw in het kliniekappartement heeft doorgebracht en dit goed verlopen is.
Eén en ander zal worden getoetst binnen de relatietherapiegesprekken die in combinatie met dit appartementgebruik plaatsvinden. Gedurende de periode van verblijf op de resocialisatie-afdeling, alwaar betrokkene sinds november 2012 verblijft, heeft betrokkene tot op heden slechts tweemaal met zijn vrouw gebruik gemaakt van dit appartement. Hoewel er maandelijks een appartementbezoek werd gepland, vond het bezoek regelmatig geen doorgang. Dan wel omdat door betrokkene dan wel door zijn vrouw praktische problemen werden benoemd, waardoor het geplande bezoek geen doorgang vond. Het behandelteam heeft de indruk dat beide partners om verschillende redenen ertegen opzien om over een langere aaneengesloten periode meer intensief tijd met elkaar door te brengen. Afspraak is dat appartementbezoek nog driemaal dient plaats te vinden alvorens het behandelteam de stap 1 (onbegeleid verlof in de buurt van de kliniek) verantwoord vindt. Wel heeft betrokkene door de verlofmachtiging in de afgelopen periode iedere drie weken onder begeleiding van de forensisch systeembegeleider (FSB) of de mentor zijn vrouw thuis bezocht.
Om de ideeën over het verdere toekomstperspectief van de partners in beeld te krijgen, is tijdens een netwerkdag hierbij stilgestaan. In de bijeenkomst heeft de vrouw van betrokkene aangegeven voor de toekomst een latrelatie met betrokkene te overwegen. Indien de mogelijkheid tot het voeren van een latrelatie tussen de echtelieden zich doorzet, dient het behandelteam zich te heroriënteren op het uitstroomtraject. Voor een daadwerkelijke wijziging van het traject is het vooralsnog te prematuur, aangezien de echtgenote op dit moment nog geen definitieve keuze heeft gemaakt en bij een dergelijke keuze de angst bij betrokkene om door zijn partner verlaten te worden nadrukkelijk bewerkt zal moeten worden. De behandeling van betrokkene is erop gericht om te onderzoeken of het in de toekomst veilig en verantwoord is om betrokkene onder intensieve ambulante begeleiding thuis bij zijn echtgenote te laten wonen, nu de kinderen niet meer thuis wonen. Betrokkene beschikt momenteel over een kader onbegeleid verlof, waarin wordt geobserveerd en onderzocht welke mate van vrijheden betrokkene aan kan en welke mate van begeleiding hij nodig blijft houden. Doordeweeks wordt het merendeel van de verloven ingezet ten behoeve van de nierdialyse waarop betrokkene is aangewezen, maar blijft driewekelijks de mogelijkheid onder begeleiding van FSB of mentor een bezoek thuis aan zijn vrouw te
brengen. Sinds kort beschikt betrokkene over de met voorwaarden omgeven mogelijkheid om zijn vrouw naar de bushalte te brengen, nadat zij bij betrokkene op bezoek is geweest. Een kleine stap in de uitvoering van het opgestelde stappenplan, aangezien twee situaties in de afgelopen periode hebben aangetoond dat de nabijheid van behandelaars vooralsnog gewenst is om betrokkene te kunnen controleren in het gedrag naar zijn vrouw. Betrokkene vervalt niet in gewelddadig gedrag, maar kan zich op momenten naar haar verbaal zeer onbeschoft gedragen. Voor behandelaars is zichtbaar dat het voor betrokkene erg moeilijk is om zijn gedrag ten gunste van de relatie met zijn vrouw aan te passen. In juni heeft een netwerkgesprek plaatsgevonden met diverse behandelaars en het echtpaar, waarin de echtgenote van betrokkene heeft aangegeven voor de toekomst te opteren voor een latrelatie, waarbij zij wel contact heeft met haar man en hij ook bij haar thuis komt, maar hij elders verblijft en begeleid wordt. Betrokkene kan zich hier (nog) niet in vinden; hij blijft inzetten op het toewerken naar samenwonen met intensieve begeleiding en stelt voor extra behandeling in te zetten. Het behandelteam stelt zich op het standpunt dat de wens van beide echtgenoten gehoord moet worden en dat het van belang is om verder te praten over beide wensen.
Gezien het risicoprofiel van betrokkene en de zeer gestage vooruitgang in de behandeling is de prognose dat betrokkene, ondanks de motivatie die hij laat zien, voor lange tijd aangewezen zal zijn op een externe structuur. Middels deze structuur en begeleiding kunnen behandelaars met betrokkene eraan werken om het overzicht te bewaren wanneer hij in (complexere) situaties terechtkomt en leert om grenzen te stellen waarmee de risico’s op herhaling van het gewelddadige gedrag ten aanzien van zijn omgeving (o.a. zijn gezin) beperkt kunnen worden. Mede afhankelijk van de keuze van zijn vrouw zal de toekomst uitwijzen wat haalbaar is voor betrokkene.
Indien de TBS-maatregel op dit moment beëindigd zou worden, wordt het risico op recidive, met name op de langere termijn, als hoog ingeschat. De verwachting is dat betrokkene (weer) spoedig met veel stressoren geconfronteerd zal worden, indien hij nu weer bij zijn gezin (zijnde de slachtoffers van de indexdelicten) zou gaan wonen. Zowel in pedagogisch opzicht als op relationeel vlak schieten de (coping)vaardigheden van betrokkene vooralsnog tekort. Betrokkene kan nog niet adequaat reageren op afwijzing of ontkenning, wil graag de controle hebben en geeft nog steeds directe uiting aan de angst om door zijn vrouw verlaten te worden. Als reactie op dit onvermogen en de daarbij opkomende frustraties is de inschatting dat betrokkene snel zal vervallen in verbale dan wel fysieke agressie, zeker wanneer betrokkene gezien zijn beperkt ontwikkelde oplossingsvaardigheden over zou gaan tot het gebruik van alcohol. Zodoende zal in het komende jaar de mogelijkheid van een lat-relatie nadrukkelijk worden onderzocht.
Zou uiteindelijk daadwerkelijk worden besloten tot apart wonen middels een lat-constructie (waarbij voor betrokkene gedacht wordt aan een vorm van begeleid wonen), lijkt het ook hierbij van belang om te onderzoeken in welke vorm het veilig en verantwoord is dat betrokkene beschikt over mogelijkheden voor onbegeleid contact met zijn vrouw. Het voorziene traject zal, gezien de gestage ontwikkelingen tijdens de afgelopen behandeljaren en het stapsgewijze resocialisatietraject dat wij voor ogen hebben, naar verwachting de duur van een jaar overschrijden.
Advies verlenging TBS maatregel.
Wij adviseren u de maatregel van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege voor betrokkene te verlengen met de duur van twee jaar. (…)’
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben het wel eens met de grote lijnen van het advies, maar ik vind dat er geen recidivegevaar is ten aanzien van mijn vrouw en kinderen. Met mijn vrouw en kinderen gaat het goed. Ik verdenk de medewerkers van de kliniek ervan dat ze niet willen dat ik ga samenwonen met mijn vrouw. Ze hebben op haar ingepraat om apart te gaan wonen. Ik heb dit al eerder besproken.
De deskundige M.J.L. Boekhoudt, behandelcoördinator en optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Het recidiverisico binnen het huidige kader van terbeschikkingstelling is matig. Als dat kader wegvalt, is het risico op recidive hoog. Betrokkene is van goede wil en wil geen kwaad doen, maar zijn persoonlijkheid maakt dat hij een kort lontje heeft. Zonder ondersteuning is het risico op delicten hoog. Anders gezegd is het delictgevaar wat betreft het indexdelict onverminderd hoog en voor andere delicten wat lager.
Wij hebben twee jaar nodig om te kijken waar betrokkene geplaatst kan worden. Hij heeft altijd met zijn vrouw willen samenwonen. Zijn vrouw twijfelt nu aan het samenwonen en zegt dat ze mogelijk een latrelatie met betrokkene wil. Als zij daaraan vasthoudt, betekent dit dat we moeten kijken naar een andere vervolgvoorziening. Dit kom doordat samenwonen met zijn vrouw een andere begeleiding vraagt dan bij begeleid wonen. Betrokkene en zijn vrouw zijn niet duidelijk in wat ze nu willen. We verwachten wel dat ze ons uiteindelijk duidelijkheid geven op dit punt. Op de vraag of er contra-indicaties zijn voor verlenging met één jaar, kan ik zeggen dat die er op zichzelf niet zijn.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik vorder verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar. Ik zie geen aanleiding om over een jaar een toetsmoment in te bouwen of de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het is gelet op de duur van de terbeschikkingstelling belangrijk dat er voortvarend wordt gehandeld. Ik ben van mening dat we naar het einde van de dwangverpleging toe moeten werken. Ik zie, gelet op de inhoud van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 7 mei 2012, waarin ik toch lees dat het gerechtshof van oordeel is dat de kliniek onvoldoende voortvarend te werk gaat als het om betrokkene gaat, aanleiding om de rechtbank te vragen de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Over een jaar kan dan gekeken worden hoe de stand van zaken is.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige, met uitzondering van de termijn van 2 jaar waarmee de terbeschikkingstelling zou moeten worden verlengd.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Om zicht te houden op het verloop van het stappenplan en het resocialisatietraject van terbeschikkinggestelde, zal de rechtbank de termijn gedurende welke terbeschikkinggestelde ter beschikking is gesteld niet met twee maar met één jaar verlengen. Naar het oordeel van de rechtbank zal een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar tevens een goede motivatie zijn voor de terbeschikkinggestelde, waarbij de rechtbank benadrukt dat het komende jaar ook van hem en zijn echtgenote mag worden verwacht (meer) duidelijkheid te bieden aan de behandelaars/begeleiding omtrent hun visie en keuze hoe zij de relatie (waaronder met name het al dan niet samenwonen) in de toekomst willen vormgegeven, zodat daarop ook de behandeling en begeleiding kan worden afgestemd.
De rechtbank overweegt met klem dat voornoemde beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar slechts is ingegeven door de wens van de rechtbank om zicht te houden op het verloop van de behandeling van de terbeschikkinggestelde. De beslissing houdt geenszins een voorschot in op een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de maatregel na afloop van deze termijn. De noodzaak van een verlenging zal alsdan opnieuw in volle omvang worden beoordeeld indien de officier van justitie een verlenging van de termijn vordert.

DE BESLISSING

De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke[terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2014.