ECLI:NL:RBOBR:2014:672

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
01/045306-04
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en dwangverpleging in verband met moord en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 februari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die eerder ter beschikking was gesteld vanwege moord en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde is sinds 2005 onder de maatregel van terbeschikkingstelling geplaatst, en de laatste verlenging vond plaats op 19 december 2011. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting op 16 december 2013, waarbij deskundigen en de terbeschikkinggestelde zelf zijn gehoord.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De terbeschikkinggestelde heeft een geschiedenis van verslavingsproblematiek en heeft zich in het verleden onttrokken aan het toezicht. Deskundigen hebben aangegeven dat de kans op gewelddadig gedrag, vooral in combinatie met drugsgebruik, als matig tot hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende zicht is op de delictdiagnostiek en de kernproblematiek van de terbeschikkinggestelde, en dat er nog geen eenduidig risicomanagement kan worden gepresenteerd.

De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen en de kliniek gevolgd en is van oordeel dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is om de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde voort te zetten. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, conform de adviezen van de deskundigen en de officier van justitie. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/045306-04
Uitspraakdatum: 14 februari 2014
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1974],
verblijvende te:[de stichting].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 4 april 2005 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 19 december 2011 met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 28 oktober 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar.
Deze vordering is, na een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting op 16 december 2013, behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundige M.J.L. Boekhoudt, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouwe gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van [de stichting] d.d. 22 oktober 2013, ondertekend door drs. E.P.M.T. Brouns (psychiater/directeur patiëntenzorg);
  • een rapport van klinisch psycholoog B. van Giessen d.d. 21 december 2013;
  • een rapport van psychiater J.L.M. Dinjens d.d. 21 december 2013;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van moord en poging tot zware mishandeling, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

In voornoemd advies van [de stichting] is onder meer het navolgende gesteld:

(..)
‘Op 28 november 2007 is de TBS maatregel van betrokkene ingegaan.
(..)
Uit rapportage van[de kliniek] blijkt dat betrokkene van 24 februari 2010 tot 23 februari
2011 begeleid verlof heeft genoten. Vanaf 23 februari 2011 tot 20 december 2012
praktiseerde betrokkene onbegeleid verlof. De machtiging tot onbegeleid/begeleid verlof
werd door het ministerie ingetrokken nadat betrokkene op 20 december 2012 niet
terugkeerde van een onbegeleid verlof. De vriendin van patiënt (ook TBS gesteld in
[de kliniek]) heeft zich die dag eveneens onttrokken aan het toezicht tijdens begeleid verlof.
Beide patiënten keerden in de loop van 27 december terug naar[de kliniek].
(..)
Na de onttrekking bleek dat patiënt al geruime tijde handelde in drugs en de middelen in de
kliniek bracht. Tevens gebruikte hij al een aantal maanden voor de onttrekking drugs. De
machtiging voor onbegeleid verlof is door het Ministerie ingetrokken op 21 december 2012
na ongeoorloofde afwezigheid.
(..)
Om[de kliniek] is door het behandelteam een brief van betrokkene aan zijn vriendin
onderschept waarin hij schreef dat hij gijzelingsplannen had om te bewerkstelligen dat zij
elkaar vaker en onbegeleid zouden kunnen zien. Tevens is gebleken dat betrokkene
dreigende uitspraken naar (zijn) vriendin heeft gedaan om te voorkomen dat zij de relatie
zou beëindigen.
(..)
Betrokkene is op 13 mei 2013 overgeplaatst vanuit[de kliniek] naar[de stichting]. In
de rapportage van[de kliniek] valt te lezen dat de behandeling van betrokkene wisselend
is verlopen. De indruk bestond dat betrokkene angstig was om stappen te zetten in zijn
behandeling, met name richting resocialisatie waardoor het traject op enkele momenten stil
heeft gelegen. Er wordt eveneens beschreven dat betrokkene gedurende zijn verblijf met
geen behandelaar een vertrouwensrelatie of working alliance heeft weten op te bouwen. Na
de onttrekking werd duidelijk dat betrokkene er een dubbele agenda op na had gehouden.
Hij was niet open geweest over zijn terugval in druggebruik, had een ontvluchting gepland
en toonde zich blijkens de rapportage volledig gefocust op zijn relatie. Te lezen valt dat deze
focus ‘ongezonde en verontrustende vormen had aangenomen.’ Betrokken bleek niet in staat
om behandeldoelen te noemen die gericht waren op hem alleen. Ook de verslavingsproble-
matiek alsmede de borderline problematiek bleken vooralsnog niet bewerkbaar. Door de
ontvluchting en de daarop volgende gijzelingsplannen ontstond er een vertrouwensbreuk die
aanleiding was voor een overplaatsing.
(..)
Om een inschatting te maken van het recidivegevaar t.a.v. het indexdelict zal informatie uit
de risicotaxatie van 31 oktober 2013 gebruikt worden. Vooralsnog wordt uitgegaan van de
informatie van[de kliniek]. De kans op gewelddadig gedrag is bij patiënt vooral gelegen
in een geschiedenis van verslavingsproblematiek, in combinatie met zijn persoonlijkheids-
pathologie. De kans op gewelddadig gedrag in de maatschappij samenhangend met drugs-
gebruik) bij een onmiddellijke ophef van de TBS, wordt momenteel als matig tot groot
ingeschat. Bij patiënt is weliswaar steeds meer sprake van probleembesef, zelfinzicht en
groeiende copingvaardigheden, maar deze zijn nog onvoldoende in inadequaat bij een
toename van ervaren stress. Patiënt blijft daarin afhankelijk van externe structuur en steun,
om zijn gevoelens een plek te kunnen geven. Zijn ‘craving’ maakt bovendien dat een
terugval in middelen nog steeds aanwezig is.
(..)
Betrokkene verblijft sinds 13 mei 2013 op de opnameafdeling van[de stichting] en volgt op dit moment het opname- en diagnostiektraject. Gezien de korte tijd die betrokkene in onze kliniek is dit advies voornamelijk gebaseerd op eerste indrukken en de beschikbare dossierinformatie.
Het beeld bestaat van een rustig aanwezige man die reserves heeft ten aanzien van een hernieuwde behandel- poging gericht op verandering van de persoonlijkheidsproblematiek, maar wel open staat voor behandeling van de verslavingsproblematiek, het hebben en houden van een dagstructuur en tevens gericht is op samenwerking om zodoende tot een resocialisatietraject te komen De kans op gewelddadig gedrag lijkt bij betrokkene vooral gelegen in een geschiedenis van verslavingsproblematiek, in combinatie met zijn persoonlijkheidspathologie. Hoewel bij betrokkene de laatste jaren steeds meer sprake leek van een groeiend probleembesef, zelfinzicht en groeiende copingvaardigheden, zijn deze nog onvoldoende en inadequaat gebleken bij hoog opgelopen stress bij een toename van meer bewegingsvrijheid. Dit heeft geleid tot een terugval in harddruggebruik en een
ontvluchtingspoging en een vastgelopen samenwerking in de vorige kliniek. In de huidige kliniek wordt nog onderzocht op welke manier en onder welke voorwaarden het resocialisatietraject weer opgestart kan worden. Samenvattend is er momenteel nog onvoldoende zicht op de delictdiagnostiek en de kernproblematiek van betrokkene. Ook de risico-inschatting ten aanzien van vlucht en delictgevaar zijn nog niet afgerond, waardoor het nodige risicomanagement nog niet eenduidig gepresenteerd kan worden. De kans op gewelddadig gedrag in de maatschappij (samenhangend met drugsgebruik), bij een onmiddellijke ophef van de TBS met dwangverpleging, wordt momenteel nog als matig tot hoog ingeschat. Vooralsnog wordt, na verzameling van de benodigde gegevens, gekoerst op een voortvarend doch verantwoord resocalisatietraject, waarbij expliciet aandacht zal zijn voor de verslavingsproblematiek van betrokkene. Wij adviseren u de maatregel van de terbeschikkingstelling met maatregel bevel tot verpleging van overheidswege voor betrokkene te verlengen met duur van een (2) jaar, om onze behandelopdracht te kunnen starten en uit te voeren.’(..)
In voornoemd rapport van
klinisch psycholoog drs. B. van Giessenis onder meer het navolgende gesteld:
(..)
‘Ten aanzien van het recidiverisico kan worden gesteld dat de verslavingsproblematiek van betrokkene in combinatie met een afhankelijkheidsrelatie waarbinnen hij zijn individualiteit kan verliezen, de belangrijkste risicofactoren zijn.
(..)
De combinatie van factoren leidt wel tot een verhoogd risico op gewelddadig gedrag.
(..)
Voor wat betreft het risicomanagement kan worden opgemerkt dat het belangrijkste aangrijpingspunt in de behandeling de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek is.
(..)
Het tweede half jaar van 2012 heeft op navrante wijze de ernst van de verslavingsproble-matiek van betrokkene blootgelegd, waarin hij heroïne is gaan gebruiken en zich aan de behandeling heeft onttrokken
(..)
Nu betrokkene pas ruim een half jaar in de huidige kliniek verblijft en vermoedelijk niet eerder dan medio 2014 zal worden gestart met het voorbereiden van verlof (indien de behandelvorderingen dit toelaten), kan niet anders geadviseerd worden om de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging met twee jaar te verlengen.
(..)
Beantwoording van de vragen
la. Is onderzochte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens en zo ja, hoe is dit in diagnostische zin te omschrijven?
Ja, bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, antisociale, ontwijkende en afhankelijke trekken, alsmede is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van afhankelijkheid van verschillende middelen (heroïne, alcohol en cannabis) en van een recidiverende depressieve stoornis.
1b. Ziet u discrepanties tussen uw diagnostische conclusies en die van de kliniek en zo ja, kunt u
deze gemotiveerd toelichten?
Nee, de diagnostische conclusies tussen de kliniek en ondergetekende komen overeen, behalve dat ondergetekende antisociale trekken aan de persoonlijkheidsstoornis heeft toegevoegd.
2a. Hoe is het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag gestructureerd in te schatten?
De verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek, welke laatste zich kan uiten in een pathologische relatiedynamiek, vormen de belangrijkste risicofactoren in de kans op gewelddadig gedrag bij betrokkene.
2b. Hoe is uw gemotiveerde inschatting van de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor onderzochte de maatregel terbeschikkingstelling kreeg opgelegd?
De onder 2a genoemde problematiek van betrokkene betekent niet dat hij zonder meer wederom een levensdelict zal plegen. Immers was bij het indexdelict sprake van meerdere elementen die een rol speelden, zoals een afwijzing door vader en opgebouwde agressie ten opzichte van het slachtoffer.
2c. Ziet u discrepanties tussen uw risicoprognose en die van de kliniek en zo ja, kunt u deze gemotiveerd toelichten?
De risicoprognose van de kliniek en ondergetekende komen overeen.
3a. Wat zijn, met het oog op benodigde zorg en beveiliging, uw overwegingen ten aanzien van de verdere behandeling of begeleiding en het risicomanagement van onderzochte?
Geadviseerd wordt om systeemgesprekken met ouders, zoon en partner te voeren, om een EMDR-behandeling te starten en de medicamenteuze behandeling te verfijnen (bijvoorbeeld door het voorschrijven van een zuchtremmer).
3b. Ziet u discrepanties tussen uw overwegingen ten aanzien van behandeling of begeleiding en het risicomanagement en die van de kliniek en zo ja, kunt u deze gemotiveerd toelichten?
Het behandelplan van de kliniek is nog niet gereed, zodat deze vraag niet beantwoord kan worden. Ondergetekende wil voorts opmerken dat het opnieuw verlenen van verloven (na het aanscherpen van het risicomanagementplan) verantwoord is, ondanks de ernstige ontvluchting en gebruik van heroïne en alcohol. Betrokkene heeft met zijn ontvluchting wel risicovol gedrag vertoond, maat het heeft niet tot een delict geleid.
4.
Adviseert u de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen en zo ja, met een jaar of met twee jaar?
Met twee jaar.
5.
Adviseert u de verpleging te continueren of adviseert u deze voorwaardelijk te beëindigen en heeft u in geval van voorwaardelijke beëindiging suggesties voor de te stellen voorwaarden?
Geadviseerd wordt om de verpleging te continueren.’ (..)
In voornoemd advies van de
psychiater J.L.M. Dinjensis onder meer het navolgende gesteld:
(..)
‘Er is bij betrokkene primair sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, vermijdende en afhankelijke kenmerken en daarnaast een zeer ernstige verslavingsziekte en recidiverende depressieve stoornis. De ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling (persoonlijkheidsstoornis) zijn sterk met elkaar verweven en hebben de potentie elkaar te versterken. Indien betrokkene terugvalt in drugsgebruik (en daarmee meteen afhankelijkheid) worden zijn toch al beperkte coping, probleeminzicht en zelfsturende vermogens verder vertroebeld en verzwakt.
Het recidiverisico wordt onder het huidige strakke juridische kader ingeschat als laag. Bij het wegvallen van een juridisch kader zal het recidiverisico al snel oplopen naar een hoog risico. Het recidiverisico wordt dan zowel klinisch als met behulp van een semigestructu-reerde risicotaxatie-instrument (HKT-30) ingeschat als duidelijk verhoogd. Hierin stemmen de recente onttrekking, het vermeende gijzelingsrisico en de vele terugvallen in drugsge- bruik, thans natuurlijk niet positief. Het zal de kliniek naar verwachting nog geruime tijd kosten om betrokkene verantwoord te kunnen resocialiseren. Onderzoeker adviseert derhalve de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor
de periode van twee jaar te verlengen.
ADVIES
1a. Is onderzochte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dit in diagnostische zin te omschrijven
Ja. Er is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, afhankelijke en vermijdende kenmerken, afhankelijkheid van diverse middelen en een depressieve stoornis, recidiverend.
1b. Hoe beoordeelt U de diagnostische conclusies van de kliniek?
Onderzoeker is het hiermee in grote lijnen eens. De verslavingsproblematiek is massaal aanwezig maar kan worden gerubriceerd onder de diagnose “afhankelijkheid van verschillende middelen”.
2a. Hoe is Uw gemotiveerde inschatting van het risico op gewelds- en/of seksuele delicten?
Het recidiverisico wordt onder het huidige strakke juridische kader ingeschat als laag. Bij het wegvallen van een juridisch kader zal het recidiverisico al snel oplopen naar een hoog risico. Het recidiverisico wordt dan zowel klinisch als met behulp van een semigestructureerde risicotaxatie-instrument (HKT-30) ingeschat als duidelijk verhoogd. De recente ontwikkelingen stemmen thans niet positief.
2b. Hoe beoordeelt U de risicoprognose van de kliniek
Hierover bestaan geen grote inhoudelijke verschillen.
3a. Wat zijn, met het oog op benodigde zorg en beveiliging, uw overwegingen ten aanzien van verdere behandeling of begeleiding en het risicomanagement van onderzochte?
Onderzoeker adviseert voor een pas op de plaats en herijking binnen de kliniek om de situatie rondom betrokkene te stabiliseren en de rust te herstellen. Sterke aandacht voor en monitoring van de verslavingsproblematiek (verslavingsbehandeling, urinecontrole) en (interpersoonlijke) persoonlijkheidsfactoren, alsmede behandeling van de chronisch stemmingsproblematiek (onderhoudsmedicatie met antidepressieve medicatie) zijn noodzakelijk om de kans van slagen zo optimaal mogelijk te maken. Hierbij is het van belang de relationele ontwikkelingen op de voet te blijven volgen.
3b. Hoe beoordeelt U de behandeling of begeleiding en het risicomanagement van de kliniek?
Hierover bestaan geen grote inhoudelijke verschillen.
4.
Adviseert U de maatregel terbeschikkingstelling te continueren en zo ja, met één of met twee jaar?
Onderzoeker adviseert Uw rechtscollege de maatregel tbs met twee jaar te verlengen.
5.
Adviseert U de verpleging te continueren of adviseert U deze voorwaardelijk te beëindigen en heeft U in het gevat van voorwaardelijke beëindiging suggesties voor de testellen voorwaarden?
Onderzoeker adviseert Uw rechtscollege de verpleging te continueren.’(..)
De
terbeschikkinggesteldeheeft verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met mij. Ik zit nu acht maanden in [de stichting]. Hiervan heb ik de eerste zes maanden op de opnameafdeling gezeten. Ik zit nu op een behandelunit. Het voelt goed in[de stichting]. Ik zit hier op mijn plek. De kliniek kent veel wachtlijsten voor de diverse behandelingen. De wachtlijsten schijnen in de loop van dit jaar weggewerkt te worden. Ik ben thans bezig met een ontvluchtingsanalyse. Daarnaast heb ik in een aantal
sessies moeten onderbouwen waarom ik psychotherapie nodig heb. Ik doe mijn best en onderken mijn problematiek. Er wordt getracht om nog dit jaar richting verloven te gaan.
Ik werd in[de kliniek] op enig moment overgeplaatst van een afdeling met scherp toezicht
naar een afdeling met veel minder toezicht. Er was nagenoeg geen controle. Ik werd enkel nog op THC gecontroleerd en ik hoefde niet lang van te voren een verlofaanvraag in te dienen. Er waren ook geen voor- of nabesprekingen van mijn verlof. De kliniek heeft in mijn relatie met mijn vriendin nooit een goede ondersteuning geboden. Wij hebben nooit relatietherapie gehad. Wij kregen de laatste maanden een steeds grotere vrijbrief om elkaar te zien. Wij kwamen daardoor, mede door ons drugsgebruik, in een onrealistische wereld terecht waar wij konden doen en laten wat wij wilden. Ik kwam vervolgens in een dusdanig neerwaartse spiraal terecht, dat het mij niet meer lukte om hulp te vragen.
Ik kan mij wel iets voorstellen bij het gestelde recidivegevaar. De drugsverslaving is een ziekte waar ik de rest van mijn leven last van zal hebben en dan met name in moeilijke tijden. Ik ben wel gemotiveerd om er vanaf te blijven, maar het blijft een lastig verhaal.
Ik denk dat mijn middelengebruik het gevolg is van mijn verleden. Ik sta dan ook open voor de door de psycholoog geadviseerde EMDR-behandeling.
Ik vind het uiteraard lastig dat mijn vriendin en ik niet langer in dezelfde kliniek verblijven.
Echter, ik maak mij geen zorgen om onze relatie ondanks de huidige fysieke verwijdering.
Wij hebben een erg dynamische relatie en houden erg veel van elkaar. U houdt mij voor dat de deskundigen onze relatie als een aandachtspunt bestempelen. Dat kan ik begrijpen. Mijn vriendin heeft immers ook een ‘rugzak’.
U houdt mij voor dat de kliniek en de twee gedragsdeskundigen een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar adviseren. Ik besef dat ik nog enige
tijd nodig heb.
Ik ben gisteren op de hoogte gesteld van de komst van een behandelcoördinator van[de kliniek] per 1 maart 2014. Ik ben daar niet blij mee. Ik was juist zo blij dat ik [de kliniek] achter mij had gelaten. Ik zal dan ook een interne overplaatsing aanvragen.
De
deskundige M.J.L. Boekhoudt,optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Hij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben drie jaar werkzaam als behandelcoördinator bij de [de stichting]. Ik ben nu anderhalve maand de behandelcoördinator van betrokkene. Ik sta achter de in het
verlengingsadvies gestelde behandeldoelen. De ontvluchtingsanalyse heeft de prioriteit.
Deze analyse is heel belangrijk. Hieruit dienen leermomenten te worden gehaald. In dat kader zijn reeds drie gesprekken met betrokkene gevoerd.
Onze kliniek heeft inmiddels een eigen actuele risicotaxatie opgesteld, waar ik u een kopie van overleg
.Het risico op terugval in crimineel en/of gewelddadig gedrag wordt bij beëindiging van de TBS met dwangverpleging als hoog ingeschat. Het is de inschatting dat betrokkene dan snel zal terugvallen in middelengebruik, veel stress zal ervaren door zijn persoonlijkheidsproblematiek, waarna het risico op delictgedrag snel toeneemt. In geval van begeleid verlof wordt het risico op terugval in crimineel en/of gewelddadig gedrag als laag ingeschat.
Betrokkene zal altijd verslavingszucht blijven houden. Bij opbouwende spanning is de kans op terugval in middelengebruik dan ook heel hoog. Het risicomanagement zal met name hierop gericht zijn.
De overstap naar de[de stichting] is voor betrokkene heel goed geweest. De fysieke verwijdering van zijn vriendin is vanuit behandeltechnisch oogpunt een positieve factor.
Wij zijn bezig met het schrijven van een verlofaanvraag voor begeleid verlof. U moet er vanuit gaan dat het zeker een half jaar duurt voordat dit verlof daadwerkelijk ingaat. Het
is de bedoeling dat het onbegeleid verlof daar snel op aansluit. Het is mijn inschatting dat
over twee jaar stappen buiten de kliniek zullen worden gemaakt.
De kliniek is bezig met een herorganisatie om de wachtlijsten van de diverse behandelingen weg te werken. De aanvraag voor begeleid verlof staat hier overigens los van.
De
officier van justitieheeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
De
raadsvrouwevan de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik leg aan u over behandelplannen van de [de stichting] d.d. 23 juli 2013 en 5 decem-
ber 2013. Op blz. 3 (onderaan) van eerstgenoemd behandelplan is sprake van de deelname aan een assessment met als doel om binnen een half jaar na opname van mijn cliënt te komen tot een diagnose van zijn problematiek en de samenhang met het delict. Op blz. 4 van laatstgenoemd behandelplan staan de behaalde (magere) resultaten van de diverse behandeldoelen opgesomd.
Anders dan de kliniek en de gedragsdeskundigen acht ik een verlenging van de terbeschik-kingstelling met een termijn van één, in plaats van twee, jaar op zijn plaats. Ik baseer dit op het navolgende.
Fouten [de kliniek].
Mijn cliënt had in de kliniek in een dynamische relatie met zijn vriendin. Zij konden ongestoord hun gang gaan. Er was geen enkel toezicht op hun relatie. De kliniek had de gevaren van de relatie moeten onderkennen en daarop moeten inspelen. Dat is echter gebeurd, met alle gevolgen van dien.
Mijn cliënt is gedurende het onbegeleid verlof enkel getest op softdrugs.
Er zijn in het kader van het verlof nooit voor- of nabesprekingen geweest. Er waren ook geen verlofdoelen gesteld.
Hoewel mijn cliënt niet volledig vrijuit gaat en hij een eigen verantwoordelijkheid heeft,
is het wel zo dat hij een patiënt is met een verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.
Daar staat tegenover dat[de kliniek] een zogenaamde professionele instelling is. Ik stel mij
op het standpunt dat de kliniek in met name in haar toezichthoudende rol in ernstige mate
is tekortgeschoten. Door het gebrek aan toezicht is een en ander volledig uit de hand gelopen. De onttrekking had nooit plaatsgevonden als er voldoende toezicht en begeleiding was geweest. Het is ook raar dat mijn cliënt en zijn vriendin na de ontvluchting zijn terug-geplaatst op dezelfde kliniek. Ineens werden zij geconfronteerd met een contactverbod, terwijl daarvoor totaal geen toezicht of beperking op hun relatie bestond. Het was dan
ook voorspelbaar dat zij dit verbod, na alle eerder genoten vrijheden, trachtten te
omzeilen. Mijn cliënt had uiteraard direct naar een andere kliniek overgeplaatst moeten worden. Dan was de behandeling in [de stichting] ook eerder gestart. [de kliniek] is qua
professionaliteit in gebreke gebleven.
Behandelverloop[de stichting].
Het verloop van de behandeling verloopt verre van voortvarend. Mijn cliënt heeft zes maanden op de opnameafdeling doorgebracht voordat hij (in oktober 2013) op een behandelafdeling werd geplaatst. Vervolgens is eerst in december 2013 een behandelplan opgesteld. Dit had veel eerder gemoeten. Ik wijs u in dit verband op het bepaalde bij
art. 16 lid 1 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking. Hierin is bepaald dat
binnen drie maanden na binnenkomst een behandelplan dient te zijn opgesteld.
De kliniek is zelf verantwoordelijk voor de wachtlijsten van de diverse behandelingen. Ik wijs u er op dat de ontvluchtingsanalyse pas deze maand, dat is zeven maanden na de over-plaatsing van mijn cliënt, is begonnen. Dat heeft vervolgens weer gevolgen voor het aan-vragen van verlof. Immers, voor het opstarten van het verlof moet eerst de vluchtanalyse afgerond zijn.
Motivatie cliënt.
Om mijn cliënt gemotiveerd te houden is verlof nodig en een korte verlengingstermijn.
De
rechtbankverenigt zich met het advies van [de stichting], met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige en met de adviezen van voornoemde gedragdeskundigen.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsvrouwe is aangevoerd geen aanleiding om de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot een termijn van een jaar. De rechtbank zal de termijn, conform alle adviezen, verlengen voor de duur van twee jaar.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikkinggestelde]ter beschikking is gesteld met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2014.
De jongste rechter is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.