ECLI:NL:RBOBR:2014:6598

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
01/865001-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een overval op een tankstation met toepassing van het minderjarigenstrafrecht

Op 12 april 2013 vond er een overval plaats op een tankstation in Schijndel, waarbij de verdachte, een 19-jarige vrouw, samen met medeverdachten betrokken was. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze overval, waarbij een geldbedrag en sigaretten werden gestolen. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 5 november 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte werd veroordeeld tot 360 dagen jeugddetentie, waarvan 182 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat het minderjarigenstrafrecht van toepassing was, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het delict. Tijdens de rechtszittingen werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het eerste feit, waarbij de verdachte samen met anderen een plan had gemaakt om de overval te plegen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte had bijgedragen aan de overval door de medeverdachte naar de plaats van het misdrijf te vervoeren en niet te hebben gedistantieerd van het handelen van de medeverdachten. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden en het advies van de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865001-14
Datum uitspraak: 05 november 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1993,
wonende te [woonplaats,adres]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 april 2014, 2 juli 2014 en 22 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 maart 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 juli 2014 is gewijzigd conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1.

zij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in/uit een tankstation gelegen aan de openbare
weg, de [adres], een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes
sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan P.W.J.[naam], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en/of "Snel opschieten, ik wil geld"
en/of "Geef het geld", althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben weg geduwd
en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "Heb je nog meer geld" en/of
"Geen politie bellen, anders kom ik terug", althans (telkens) woorden van
dergelijke aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 2]op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in/uit een tankstation gelegen aan de openbare
weg, de [adres], een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes
sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan P.W.J.[naam], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gezegd: ”Ik wil geld, ik wil geld zien” en/of “Snel opschieten, ik wil geld”
en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben weg geduwd
en/of tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegd: “Heb je nog meer geld” en/of
“Geen politie bellen, anders kom ik terug”, althans (telkens) woorden van
dergelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte, (tevoren) op of
omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door;
- met voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) plannen te maken over

bovenomschreven misdrijf, althans bovenomschreven misdrijf te beramen en/of

- voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) als bestuurster van een

personenauto naar de plaats van het misdrijf te brengen, althans te vervoeren, en/of

- zich tijdens het plegen van bovenomschreven misdrijf op te houden in de directe nabijheid
van de plaats van het misdrijf om voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn
mededader(s) bij onraad te waarschuwen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht juncto 48 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel op/aan de openbare weg de
[adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
(pompbediende) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
een aantal pakjes sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoep, in elk
geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan P.W.J.[naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en/of "Snel opschieten, ik wil geld"
en/of "Geef het geld", althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2]heeft/hebben weg geduwd
en/of tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegd: "Heb je nog meer geld" en/of
"Geen politie bellen, anders kom ik terug", althans (telkens) woorden van
dergelijke aard en/of strekking;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 2]op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel op/aan de openbare
weg de [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 2]
(pompbediende) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
een aantal pakjes sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoep, in elk
geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2]en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd: ”Ik wil geld, ik wil geld zien” en/of ”Snel opschieten, ik
wil geld” en/of” Geef het geld”, althans (telkens) woorden van dergelijke aard
en/of strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die[slachtoffer 2]
heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2]heeft/hebben
weg geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: ”Heb je nog meer
geld” en/of” Geen politie bellen, anders kom ik terug”, althans (telkens)
woorden van dergelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf zij, verdachte, (tevoren) op of
omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door;
- met voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) plannen te maken

over bovenomschreven misdrijf, althans bovenomschreven misdrijf te beramen en/of

- voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) als bestuurster van een

personenauto naar de plaats van het misdrijf te brengen, althans te vervoeren, en/of

- zich tijdens het plegen van bovenomschreven misdrijf op te houden in de directe
nabijheid van de plaats van het misdrijf om voornoemde [medeverdachte 2]en/of
zijn mededader(s) bij onraad te waarschuwen en/of hulp te bieden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf sub 2 Wetboek van Strafrecht juncto 48 Wetboek van Strafrecht

2.

zij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen
van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
wapen van categorie I onder 7°, te weten een zg. balletjespistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een (vuur)wapen, dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt
was, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair / subsidiair.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie rekwireert tot vrijspraak ten aanzien van feit 2 omdat onvoldoende duidelijk is hoe het wapen dient te worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de verdediging.
Uit het dossier blijkt niet dat bij verdachte sprake was van enige bewustheid en machtsrelatie ten aanzien van het wapen. De verdediging verzoekt derhalve de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring te komen. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2 primair en subsidiair, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Bewijs ten aanzien van feit 1 primair.

Inleiding. [1]
Op 12 april 2013 vond bij tankstation[naam], gelegen aan de [adres] te Schijndel een overval plaats. Bij deze overval werd een geldbedrag ad € 215,--, 10 à 15 pakjes sigaretten en snoep meegenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie.
Het is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met anderen op 12 april 2013 te Schijndel een tankstation heeft overvallen.
Het standpunt van de verdediging.
Er is één bewijsmiddel, zijnde de verklaring van [medeverdachte 1], waaruit volgt dat verdachte vooraf op de hoogte zou zijn geweest van de te plegen overval. Een ander objectief bewijsmiddel dat dit ondersteunt, is niet aanwezig. Derhalve is er sprake van unus testis nullus testis. Voorts heeft de verdediging haar ondervragingsrecht niet kunnen uitoefenen op [medeverdachte 1], omdat hij bij de rechter-commissaris waar hij gehoord werd in de zaak van verdachte niet heeft willen verklaren. Hierdoor heeft verdachte geen eerlijk proces. De verdediging verwijst hiervoor naar de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Vidgen tegen Nederland. De verdediging verzoekt de rechtbank, op grond van vorenstaande, om de verklaring van Van Roij uit te sluiten van het bewijs.
Het dossier bevat voorts geen enkel objectief bepaalbaar bewijsmiddel waaruit kan blijken dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Ten aanzien van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geldt dat uit het dossier niet voortvloeit dat verdachte willens en wetens heeft deelgenomen aan de overval op het tankstation. Voor wat betreft de bestanddelen het vergemakkelijken van de vlucht, merkt de verdediging op dat [medeverdachte 2]heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in de auto reed en dat hij op rustige wijze is vertrokken. Hieruit valt niet af te leiden dat verdachte op de hoogte was van de overval, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de wijze waarop is weggereden.
Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De bruikbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1]voor het bewijs (de Vidgen-jurisprudentie).
De verdediging stelt zich – tegen de achtergrond van de uitspraak van het EHRM inzake Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071) – op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte 1] dient te worden uitgesloten van de eventuele bewijsvoering omdat de verdediging niet op enig moment in de gelegenheid is geweest deze getuige te ondervragen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman op de navolgende gronden.
De gevallen, waarin het EHRM heeft uitgemaakt dat de vruchten van een in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, betreffen zaken waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (‘solely or to a decisive degree’) berust op die verklaring. Zo’n geval is in het onderhavige geding niet aan de orde. De door de verdediging gelaakte verklaring vormt namelijk niet het enige en beslissende bewijs, zoals blijkt uit de hierna gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank doelt hierbij in het bijzonder op de in het dossier aanwezige ARS gegevens en de verklaring van H. Karaosamanovic. Van schending van de door het EHRM in de zaak Vidgen omschreven norm is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer.
De overval.
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] werkte op vrijdag 12 april 2013 als pompbediende bij de[naam], gelegen aan de [adres] 18 te Schijndel. Omstreeks 20.50 uur was hij alleen in het winkeltje en stond achter de kassa. Hij stond met zijn rug naar de ingang van de winkel en hoorde de winkeldeur opengaan. [slachtoffer 2]draaide zich om en zag een mannelijke persoon geheel in het zwart gekleed binnen komen lopen. [slachtoffer 2]hoorde dat hij rustig en kalm zei: “Ik wil geld, ik wil geld zien”. Hij zag duidelijk dat de overvaller in zijn rechterhand een vuurwapen had. Dat vuurwapen was zwart van kleur, vijftien centimeter groot en leek zeer echt. [slachtoffer 2]zag dat de overvaller direct om de balie naar de kassa liep. Vanaf het moment dat hij binnen kwam, richtte de overvaller het vuurwapen op [slachtoffer 2]. Toen de overvaller bij de kassa stond, hoorde [slachtoffer 2]hem weer op een rustige toon zeggen: “Snel opschieten, ik wil geld.” [slachtoffer 2]maakte direct de kassa open en hoorde de overvaller zeggen: “Geef het geld”. Op hetzelfde moment duwde hij [slachtoffer 2]opzij met zijn linkerarm c.q. lijf. [slachtoffer 2]zag de overvaller op dat moment met zijn rechterhand het geld uit de kassa halen en in een grote tas, bruin van kleur en met gouden letters, stoppen. [slachtoffer 2]hoorde de overvaller, toen hij nog aan het graaien was, zeggen: “Heb je nog meer geld?”. [slachtoffer 2]antwoordde: “Nee”. Hierna zag [slachtoffer 2]dat de overvaller zich omdraaide naar de sigaretten en gericht graaide uit de sigarettenkast. Op het moment dat hij de sigaretten in de tas gooide, hoorde [slachtoffer 2]hem zeggen: “Geen politie bellen, anders kom ik terug”. Vervolgens liep hij naar de overzijde van de kassa, nam hij wat snoep weg en zag hij dat de overvaller de winkel uitrende. [3]
De planvorming / uitvoering.
[medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]) heeft op 28 augustus 2014 bij de rechter-commissaris (onder meer) verklaard dat [medeverdachte 1](hierna te noemen: [medeverdachte 1]) en [verdachte] (hierna te noemen: [verdachte]) met de auto van [verdachte], een VW Touareg, hem thuis in Sint Michielsgestel hebben opgehaald. Er is over een overval gesproken. [medeverdachte 1] zei later dat hij niet meer mee naar binnen wilde. [medeverdachte 2] ging naar het tankstation met een nepwapen en met een handtas die hij uit de kofferbak van de Touareg had meegenomen. De jongen achter de kassa zal het wapen hebben gezien. In de handtas heeft [medeverdachte 2] het geld gestopt. Voorts heeft hij ook nog sigaretten gepakt. Vervolgens is [medeverdachte 2] naar het skate/fietsbaantje gerend. Daar stonden [medeverdachte 1] en [verdachte]. [4]
[medeverdachte 1] heeft op 9 januari 2014 verklaard dat [verdachte]hem heeft opgehaald en dat zij vervolgens [medeverdachte 2] in Sint Michielsgestel hebben opgehaald. Daar zijn ze naar toe gegaan in de VW Touareg. Op de parkeerplaats bij de hockeyvelden werd gesproken over de overal, daar waren [persoon X] (hierna te noemen: [persoon X]) en [verdachte]bij aanwezig. Het was een groepsgesprek waarbij zij alle vier betrokken waren. Er werd duidelijk over een overval gesproken die deze die avond zou gaan plaatsvinden. Dat was voor alle vier duidelijk. Het gesprek vond plaats toen ze met z’n vieren in de auto zaten op die parkeerplaats. [verdachte]zou rijden omdat [medeverdachte 1] geen auto bij zich had. In de auto werd verder gezegd dat [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] naar binnen zou gaan. Dit wilde [medeverdachte 1] uiteindelijk niet en hij heeft uiteindelijk naast [verdachte], die de auto bestuurde, in de auto gezeten.
Nadat [medeverdachte 2] in de buurt van het tankstation uit de auto was gestapt, reden [verdachte]en [medeverdachte 1] door de wijk, [verdachte]was chauffeur. [medeverdachte 2] had met hen afgesproken dat hij zou bellen als hij klaar was. Toen [verdachte]het telefoontje kreeg, zijn ze naar het crossveldje gereden. Toen [medeverdachte 2] de auto instapte, schudde hij de tas leeg op de achterbank in de auto en zag [medeverdachte 1] het vuurwapen. Voorts zag hij los geld, briefgeld, sigaretten en snoep. Ze hebben daar nog geen minuut gestaan, het was instappen en weg. [medeverdachte 2] zei dat hij zo snel mogelijk weg wilde uit Schijndel. Ze zijn toen naar Mac Donalds gereden. Het wapen moest ook zo snel mogelijk weg. Toen ze bij de Pettelaar aankwamen, zag [medeverdachte 1] een vriend van hem, te weten [getuige]. [medeverdachte 2] legde daar het wapen achter de achterband en [medeverdachte 1] zag dat [verdachte]er met de auto achteruit overheen reed. [5]
Getuige [getuige](hierna te noemen: [getuige] heeft op 24 december 2013 verklaard dat hij op de avond van de roofoverval op het tankstation samen met twee vrienden een sigaretje stond te roken bij de Zuiderplas. [medeverdachte 1] belde hem en vroeg waar hij was. [medeverdachte 1] is toen naar de Zuiderplas gekomen met een Touareg. [getuige] had die auto eerder gezien, daar reed altijd een blond meisje uit Schijndel in, genaamd [persoon X]. [medeverdachte 1] zat op de passagiersstoel en achterin de auto zat een beetje een kleine, getinte, jongen. [getuige]hoorde dat [medeverdachte 1] twee pakjes sigaretten had gekregen. [6]
Uit het proces-verbaal bevindingen d.d. 24 januari 2014 blijkt dat [verdachte] de gebruiker was van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Met terugwerkende kracht werd de mobiele telefoon zijnde de Samsung Galaxy S II met nummer [telefoonnummer 2], in gebruik en bezit bij verdachte [medeverdachte 2], uitgelezen. Voorts was in voornoemde mobiele telefoon tot twee maal toe de naam “[verdachte]Nnrr” aan het mobiele nummer [telefoonnummer 1] gekoppeld. De contactenlijst was voorzien van een kleurenfoto van de ambtshalve bekende [verdachte], geboren 28 november 1993 te Amsterdam. Eveneens werd de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 3], in bezit en gebruik bij verdachte [medeverdachte 1], uitgelezen. In de contactenlijst stond het mobiele nummer [telefoonnummer 1] opgeslagen onder de naam [verdachte]”. [7]
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2014 blijkt dat op 12 april 2013 te 20:51:05, kort na de overval, het mobiele nummer [telefoonnummer 1] inroamde op de mast 20506, richting Heuvel De Steeg te Schijndel, voor een poging tot gesprek van 0 seconden met de gebruiker van een mobiel toestel met nummer [telefoonnummer 2], zijnde het nummer van [medeverdachte 2].
Verder laten de printhistorische gegevens zien dat de gebruiker van het mobiele nummer [telefoonnummer 2] op vrijdagvond 12 april 2013 tussen 20:56:52 en 23:36:37 achtereenvolgens heeft ingeroamd op masten in Den Bosch, Rosmalen, Den Bosch, Velddriel, Hedel, Bruchem, Waardenburg, Pettelaarpark te Den Bosch, Vught, Boxtel en Schijndel. [8]
Op 7 januari 2014 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt terzake de ARS-gegevens van de Volkswagen Touareg, voorzien van [kenteken] d.d. 12 april 2013. Hieruit blijkt dat op vrijdagavond 12 april 2013 om 19:00:00 voornoemde VW voor het eerst wordt geregistreerd op de N617 te Schijndel, net voorbij de kruising Wijbosscheweg, Structuurweg richting ’s-Hertogenbosch. Diezelfde avond om 19:11:36 uur wordt de VW geregistreerd op de N617 net voorbij de kruising Hoogstraat, Bosschebaan te Sint Michielsgestel in de richting van Schijndel. Om 19:38:07 uur wordt de VW geregistreerd op de N617 net voorbij de kruising Van Leeuwenhoekweg, Structuurweg te Schijndel in de richting van de Rooiseweg.
Op 12 april 2013 om 20:58:59 wordt de VW geregistreerd op de N279 kruising Runweg N279 ter hoogte van Berlicum in de richting van ’s-Hertogenbosch. Om 21:07:47 uur wordt de VW geregistreerd op de oprit van de Rijksweg A2 te ’s-Hertogenbosch in de richting van Rijksweg A59. Om 22:27:56 en 22:44:59 uur wordt de VW geregistreerd op de Gestelseweg net voorbij de kruising Pettelaarseweg te ’s-Hertogenbosch. [9]
Conclusie.
Op grond van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte]samen een plan hebben gemaakt om in de avond van 12 april 2013 het tankstation aan de [adres] te Schijndel te overvallen. Het uiteindelijke plan was dat [medeverdachte 2] het tankstation zou binnengaan en dat [medeverdachte 1] en [verdachte]hem met de auto na de overval zouden ophalen op een nader door [medeverdachte 2] te noemen locatie.
Uiteindelijk is het plan ook verwezenlijkt. [medeverdachte 2] is door [verdachte]in haar VW Touareg naar een locatie nabij het tankstation gebracht, waarna [medeverdachte 2] te voet verder is gegaan naar het tankstation. [medeverdachte 2] heeft de pompbediende bedreigd met een op een wapen gelijkend voorwerp en geld, sigaretten en snoep buitgemaakt. Na de overval is [medeverdachte 2] naar het crossveld / skatebaantje gegaan, waar [verdachte]en [medeverdachte 1] hem met de VW Touareg hebben opgehaald. Vervolgens hebben ze gedrieën Schijndel zo spoedig mogelijk verlaten in de VW Touareg. Dat [verdachte]de bestuurder was van de VW Touareg baseert de rechtbank op de verklaringen van [medeverdachte 1] en[getuige]. Bovendien ligt het ook in de rede dat [verdachte]de (vlucht)auto zou besturen daar het aanvankelijk de bedoeling was dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] het tankstation zouden binnengaan en uit geen van de verklaringen blijkt dat er nog een vierde persoon in de auto aanwezig was. De ontkenning van verdachte dat ze na de overval bij de Pettelaar (ook Zuiderplas genoemd) zijn geweest wordt weersproken door de verklaringen van [medeverdachte 1]en [getuige]en de hiervoor genoemde historische printgegevens en ARS-gegevens.
De rechtbank acht de verklaring van[verdachte], dat zij niet wist dat er een roofoverval zou plaatsvinden op het tankstation, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet geloofwaardig.
Medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft bijgedragen aan het beramen van de overval, het vervoeren van [medeverdachte 2] naar de plaats van de overval en het vluchten van de plaats van de overval. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van de medeverdachten of hun handelen. Aldus is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [verdachte] die gericht was op het plegen van de overval.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de overval tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Dat verdachte het tankstation niet is binnen gegaan, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande is bewezen dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking, zodat medeplegen kan worden bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1 primair.
op 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een tankstation gelegen aan de openbare weg, de [adres], geld en een aantal pakjes sigaretten en snoepgoed,
toebehorende aan P.W.J.[naam], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan haar mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat haar mededader tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en "Snel opschieten, ik wil geld" en "Geef het geld" en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2]gericht en gericht gehouden en die [slachtoffer 2]heeft weggeduwd
en tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd: "Heb je nog meer geld" en "Geen politie bellen, anders kom ik terug".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie merkt op dat de reclassering in het rapport d.d. 13 oktober 2014 heeft geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie volgt dit advies en eist 360 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 182 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in voornoemd reclasseringsrapport.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank om het advies van de reclassering te volgen en het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op art. 77c van het Wetboek van Strafrecht. Voorts merkt de verdediging op dat verdachte 179 dagen in voorarrest heeft verbleven waarvan 9 dagen in volledige beperking, alsmede dat de wet beperking taakstraffen niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen op 12 april 2013 schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation te Schijndel, waarbij [slachtoffer 2] de pompbediende, werd bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. De herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan.
Verdachte heeft haar mededader niet weerhouden een grote inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer [slachtoffer 2]en diens lichamelijke integriteit aan te tasten. De overval heeft een grote indruk op [slachtoffer 2]gemaakt, hetgeen is gebleken uit de door [slachtoffer 2]ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Verdachte was ten tijde van het delict negentien jaar. Uit het reclasseringsrapport d.d. 13 oktober 2014 opgemaakt door J. Felix, reclasseringswerker, blijkt dat verdachte vanwege haar intelligentieniveau (IQ van 63) nauwelijks haar gedrag kan organiseren en de gevolgen van haar handelen moeilijk kan inschatten. Tevens heeft verdachte een afhankelijkheidsrelatie met haar ouders. Dat zijn doorslaggevende redenen voor de reclassering om te adviseren om het jeugdstrafrecht, als bedoeld in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over en vindt grond in de persoonlijkheid van de dader om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan jeugddetentie. De rechtbank zal deze jeugddetentie voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1]niet voor toewijzing in aanmerking komt omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar. De materiële schade is begroot op € 245,30.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Ter zake de gevorderde immateriële schade merkt de verdediging op dat het consult van de eerste lijn psycholoog met [benadeelde partij 2]pas zeven maanden na de overval heeft plaatsgevonden. Onduidelijk is dus of er sprake is van causaal verband tussen die kosten en de overval. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de gevorderde € 2.000,-- te hoog is.
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. Uit de toelichting van Barendse & Thissen, psychologenpraktijk, d.d. 14 november 2013 blijkt dat de beleving en het gedrag van[benadeelde partij 2] voldoen aan de kenmerken van PTSS. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de materiële schade begroot op € 252,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op
€ 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De materiële schade begroot op € 252,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op € 2.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 36f, 60a, 77c, 77i, 77k, 77l, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Jeugddetentievoor de duur van
360 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
182 dagenvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hiertoe dient veroordeelde zich binnen twee
dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis te melden bij Reclassering Nederland
op telefoonnummer 073 – 64 80 80;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zorgdraagt voor een dagbesteding, alsmede
inzichtelijk maakt welke sociale contacten veroordeelde onderhoudt, zo lang als de
reclassering dit nodig acht. Voorts dient veroordeelde mee te werken aan een traject bij
Stichting Mee, indien de reclassering dat nodig acht. Waarbij veroordeelde zich dient te
houden aan de aanwijzingen zoals die door of namens voornoemde instelling aan
veroordeelde zullen worden gegeven.
- waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 245,30subsidiair 4 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], van een bedrag van € 245,30 (zegge: tweehonderd vijfenveertig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting
niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 245,30 (zegge: tweehonderd vijfenveertig euro en dertig eurocent). Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s) is betaald.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 2.252,00subsidiair 32 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde partij 2] van een bedrag van € 2.252,-- (zegge: tweeduizend tweehonderd tweeënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen jeugddetentie. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. De materiële schade begroot op € 252,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op € 2.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij[benadeelde partij 2]. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. De materiële schade begroot op € 252,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de
immateriële schade begroot op € 2.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) haar mededader(s) is betaald.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 5 november 2014. Deze voorlopige hechtenis is op 3 juli 2014 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 5 november 2014.
Mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Verklaring P.W.J.[naam], aangever, d.d. 12 april 2014 p. 41, 42
3.Verklaring[slachtoffer 2], aangever, d.d. 12 april 2013 p. 36, 38
4.Verklaring [medeverdachte 2] medeverdachte, bij de rechter-commissaris d.d. 28 augustus 2014
5.Verklaring [medeverdachte 1], medeverdachte, d.d. 9 januari 2014 p. 529 t/m 532
6.Verklaring [getuige] d.d. 24 december 2013 p. 434, 435
7.Proces-verbaal van bevindingen op ambtseed/-belofte opgemaakt en ondertekend d.d. 24 januari 2014 p. 522
8.Proces-verbaal van bevindingen op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend d.d. 7 januari 2014 p. 446, 447
9.Proces-verbaal van bevindingen op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend d.d.7 januari 2014 p. 448, 449