ECLI:NL:RBOBR:2014:6597

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
01/839900-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een gewapende overval op een tankstation in Schijndel

Op 5 november 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte 1], die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een tankstation in Schijndel op 12 april 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten plannen heeft gemaakt voor de overval en hen naar de locatie heeft vervoerd. Tijdens de overval bedreigde medeverdachte [medeverdachte 2] de pompbediende [slachtoffer 2] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en heeft hij geld en sigaretten weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de overval en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partijen is integraal toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839900-13
Datum uitspraak: 05 november 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1]

geboren te[geboorteplaats]op [geboortedatum]1995,
wonende te[woonplaats,adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2014, 16 april 2014 en 22 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2014. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 oktober 2014 is gewijzigd conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, is aan verdachte ten laste gelegd dat:

1. primair

hij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in/uit een tankstation gelegen aan de openbare
weg, [adres], een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes
sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en/of "Snel opschieten, ik wil geld"
en/of "Geef het geld", althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2]heeft/hebben weg geduwd
en/of tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegd: "Heb je nog meer geld" en/of
"Geen politie bellen, anders kom ik terug", althans (telkens) woorden van
dergelijke aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 2]op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen in/uit een tankstation gelegen aan de openbare
weg, [adres], een hoeveelheid geld en/of een aantal pakjes
sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoepgoed, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval
aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gezegd: ”lk wil geld, ik wil geld zien” en/of “Snel opschieten, ik wil geld”
en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van dergelijke aard en/of
strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die [slachtoffer 2]heeft/hebben
gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2]heeft/hebben weg geduwd
en/of tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegd: ”Heb je nog meer geld” en/of
“Geen politie bellen, anders kom ik terug”, althans (telkens) woorden van
dergelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, (tevoren) op of
omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door;
- met voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) plannen te maken over

bovenomschreven misdrijf, althans bovenomschreven misdrijf te beramen en/of

- voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) als mede-inzittende van een

personenauto naar de plaats van het misdrijf te brengen, althans te vervoeren, en/of

- zich tijdens het plegen van bovenomschreven misdrijf op te houden in de directe nabijheid
van de plaats van het misdrijf om voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn
mededader(s) bij onraad te waarschuwen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht juncto 48 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel op/aan de openbare weg [adres]
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
(pompbediende) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
een aantal pakjes sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoep, in elk
geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 2]op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel op/aan de openbare
weg [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
(pompbediende) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of
een aantal pakjes sigaretten en/of shag en/of een hoeveelheid snoep, in elk
geval van enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2]en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat die [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd: ”lk wil geld, ik wil geld zien” en/of “Snel opschieten, ik
wil geld” en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van dergelijke aard
en/of strekking, en daarbij (telkens) een vuurwapen, althans een op een:
vuurwapen gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van die[slachtoffer 2]
heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 2]heeft/hebben
weg geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegd: ”Heb je nog meer
geld” en/of “Geen politie bellen, anders kom ik terug”, althans (telkens)
woorden van dergelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, (tevoren) op of
omstreeks 12 april2013 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door;
- met-voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s)plannen te maken
over bovenomschreven misdrijf, althans bovenomschreven misdrijf te beramen en/of
voornoemde [medeverdachte 2]en/of zijn mededader(s) als mede-inzittende van
een personenauto naar de plaats van het misdrijf te brengen, althans te vervoeren,
en/of,
- zich tijdens het plegen van bovenomschreven misdrijf op te houden in de directe
nabijheid van de plaats van het misdrijf om voornoemde [medeverdachte 2]en/of
zijn mededader(s) bij onraad te waarschuwen en/of hulp te bieden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht..
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrechtjuncto48 Wetboek van Strafrecht
gezien art. 313 en 3 14a van het Wetboek van Strafvordering;

2.

hij op of omstreeks 12 april 2013 te Schijndel en/of te 's-Hertogenbosch
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen
van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 2.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie rekwireert tot vrijspraak ten aanzien van feit 2 omdat onvoldoende duidelijk is hoe het wapen dient te worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de verdediging.
Uit niets blijkt dat verdachte van de aanwezigheid van het balletjespistool wist voordat[medeverdachte 2] uit het voertuig stapte. Verdachte heeft geen enkele handeling gepleegd, welke in dit kader als medeplegen zou kunnen worden uitgelegd. De verdediging verzoekt de rechtbank derhalve om verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te komen tot een bewezenverklaring van feit 2. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.

Bewijs ten aanzien van feit 1 primair.

Inleiding. [1]
Op 12 april 2013 werd [verdachte 2] (hierna te noemen:[verdachte 2] opgehaald door [medeverdachte 1](hierna te noemen: [medeverdachte 1]) met een VW Touareg. Daarna haalden zij [medeverdachte 2](hierna te noemen: [medeverdachte 2]) op in Sint Michielsgestel. [medeverdachte 2]droeg een donkere jas en sjaal. Vervolgens zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte 2]naar de hockeyvelden te Schijndel gereden. Daar werd door hen gesproken over het gaan plegen van een overval op het tankstation gelegen aan [adres] te Schijndel. In dit gesprek zijn de rollen verdeeld en is afgesproken dat geld en sigaretten zouden worden weggenomen. Gezamenlijk reden zij richting het tankstation. [medeverdachte 1] bestuurde de VW Touareg. [verdachte 2]ging mee voor de spanning en sensatie. Ze stopten dicht bij het tankstation. [medeverdachte 2] stapte uit de auto en zei dat hij telefonisch zou laten weten waar ze hem na de overval moesten ophalen. [2]
[slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] werkte op vrijdag 12 april 2013 als pompbediende bij de firma [slachtoffer 1], gelegen aan de[adres]te Schijndel. Omstreeks 20.50 uur was hij alleen in het winkeltje en stond achter de kassa. Hij stond met zijn rug naar de ingang van de winkel en hoorde de winkeldeur opengaan. [slachtoffer 2]draaide zich om en zag een mannelijke persoon geheel in het zwart gekleed binnen komen lopen. [slachtoffer 2]hoorde dat hij rustig en kalm zei: “Ik wil geld, ik wil geld zien”. Hij zag duidelijk dat de overvaller in zijn rechterhand een vuurwapen had. Dat vuurwapen was zwart van kleur, vijftien centimeter groot en leek zeer echt. [slachtoffer 2]zag dat de overvaller direct om de balie naar de kassa liep. Vanaf het moment dat hij binnen kwam, richtte de overvaller het vuurwapen op [slachtoffer 2] Toen de overvaller bij de kassa stond, hoorde [slachtoffer 2]hem weer op een rustige toon zeggen: “Snel opschieten, ik wil geld.” [slachtoffer 2]maakte direct de kassa open en hoorde de overvaller zeggen: “Geef het geld”. Op hetzelfde moment duwde hij [slachtoffer 2]opzij met zijn linkerarm c.q. lijf. [slachtoffer 2]zag de overvaller op dat moment met zijn rechterhand het geld uit de kassa halen en in een grote tas, bruin van kleur en met gouden letters, stoppen. [slachtoffer 2]hoorde de overvaller, toen hij nog aan het graaien was, zeggen: “Heb je nog meer geld?”. [slachtoffer 2]antwoordde: “Nee”. Hierna zag [slachtoffer 2]dat de overvaller zich omdraaide naar de sigaretten en gericht graaide uit de sigarettenkast. Op het moment dat hij de sigaretten in de tas gooide, hoorde [slachtoffer 2]hem zeggen: “Geen politie bellen, anders kom ik terug”. Vervolgens liep hij naar de overzijde van de kassa, nam hij wat snoep weg en zag hij dat de overvaller de winkel uitrende. [3] [slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn tankstation, gelegen aan [adres] te Schijndel, gepleegd op 12 april 2013. Er werd een geldbedrag ad € 215,-, 10 à 15 pakjes sigaretten en muntdrop weggenomen. [4]
Na de overval heeft [medeverdachte 2] contact gehad met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zei tegen [verdachte 2]dat ze [medeverdachte 2] moesten ophalen bij het crossveld te Schijndel, nabij de Zwembadweg. [verdachte 2]zei tegen [medeverdachte 1] dat ze dan naar dat crossveld zouden rijden om [medeverdachte 2] op te halen. Nadat [medeverdachte 2] in de auto was gestapt schudde hij de tas leeg op de achterbank van de auto waarbij een balletjespistool, geld, sigaretten en snoep op de achterbank belandden. [medeverdachte 2] zei dat ze snel weg moesten uit Schijndel. Ze zijn toen naar de Mac Donalds te Waardenburg gereden. [medeverdachte 2] heeft sigaretten die bij het tankstation waren weggenomen aan [verdachte 2]gegeven. Nadat ze bij de Mac Donalds waren geweest, zijn ze naar een grindplaats gelegen aan de Pettelaar te ’s-Hertogenbosch gereden. Daar is het balletjespistool vernietigd. [5]
Het standpunt van de officier van justitie.
Het is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met anderen op 12 april 2013 te Schijndel een tankstation heeft overvallen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft geweigerd het tankstation mee naar binnen te gaan. Dat is een vrijwillige niet-voltooiing van zijn rol als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Het eerder gemaakte plan kwam hiermee te vervallen. Van medeplegen of medeplichtigheid is geen sprake. De handelingen van verdachte zijn daarvoor niet toereikend. De verdediging verzoekt derhalve de rechtbank om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging dan wel hem vrij te spreken van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de hockeyvelden besproken dat zij een roofoverval zouden plegen op tankstation [slachtoffer 1] te Schijndel. Met zijn drieën zijn ze met de VW Touareg richting voornoemd tankstation gereden en hebben [medeverdachte 2] in de buurt van dat tankstation afgezet. [medeverdachte 2] is het tankstation, met een op een vuurwapen lijkend voorwerp, binnengegaan, heeft de pompbediende bedreigd en heeft vervolgens geld, sigaretten en snoep weggenomen. Daarna is [medeverdachte 2] door [medeverdachte 1] en verdachte bij het crossbaantje te Schijndel opgepikt. In de auto heeft verdachte de buit gezien, alsmede het op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarna hebben ze gezamenlijk Schijndel zo snel mogelijk verlaten. Verdachte heeft in de buit gedeeld.
Hieruit blijkt dat verdachte heeft bijgedragen aan het beramen van de overval, het vervoeren van [medeverdachte 2] naar de plaats van de overval en het vluchten van de plaats van de overval. Voorts heeft verdachte een deel van de buit ontvangen. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gedistantieerd van de medeverdachten of hun handelen. Aldus is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], die gericht was op het plegen van de overval.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de overval tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Dat verdachte het tankstation niet is binnen gegaan, leidt niet tot een ander oordeel.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar stelt verdachte dat hij afzag van het oorspronkelijke plan om mee het tankstation in te gaan, maar hij heeft zich vervolgens niet teruggetrokken en gedistantieerd van het handelen van zijn medeverdachten. Hij heeft niets gedaan om de overval te voorkomen, maar juist een bijdrage geleverd en gedeeld in de buit. Alleen al uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat nadat hij kennelijk besloot om niet mee naar binnen te gaan, hij nog wel betrokken was bij de planvorming; hij sprak immers met [medeverdachte 2] af dat deze contact zou opnemen waar en wanneer hij na de overval weer met de auto opgepikt zou kunnen worden.
De rechtbank verwerpt het verweer.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. primair.
op 12 april 2013 te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een tankstation gelegen aan de openbare weg, [adres], geld en een aantal pakjes sigaretten en snoepgoed, toebehorende aan [slachtoffer 1] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2](pompbediende), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zijn mededader tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd: "Ik wil geld, ik wil geld zien" en "Snel opschieten, ik wil geld" en "Geef het geld" en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2]heeft gericht en gericht gehouden en die [slachtoffer 2]heeft weggeduwd en tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd: "Heb je nog meer geld" en "Geen politie bellen, anders kom ik terug".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair: gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 1 jaar gevangenisstraf voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport d.d. 30 september 2014.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis Electronisch Toezicht met de zwaarst mogelijke voorwaarden. Verdachte houdt zich aan de voorwaarden in het kader van voornoemde schorsing en komt zijn afspraken na. Voorts is verdachte bereid om mee te werken aan reclasseringstoezicht en aan de CoVa-training. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf welke gelijk is aan het voorarrest met daarbij een overzichtelijk voorwaardelijk deel met als voorwaarden toezicht door de reclassering, alsmede deelname aan een CoVa-training.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen op 12 april 2013 schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation te Schijndel, waarbij[slachtoffer 2], de pompbediende, werd bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. De herinnering eraan kan hen hinderen in hun dagelijks bestaan.
Verdachte heeft zijn mededader niet weerhouden een grote inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffer [slachtoffer 2]en diens lichamelijke integriteit aan te tasten. De overval heeft een grote indruk op [slachtoffer 2]gemaakt, hetgeen is gebleken uit de door [slachtoffer 2]ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het aan de slachtoffers aangedane leed inziet. Verdachte heeft middels een slachtoffer-dader-gesprek zijn spijt jegens [slachtoffer 2]betuigd. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis Electronisch Toezicht heeft gehad.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf en acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal ambtshalve bepalen dat de hiervoor bedoelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van benadeelde partij Verhagen komt de verdediging alleszins redelijk voor.
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar. De materiële schade is begroot op € 245,30.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2]komt de verdediging met betrekking tot de materiële schade alleszins redelijk voor. Het immateriële deel van de vordering komt de verdediging erg hoog voor. De verdediging verzoekt de rechtbank om rekening te houden met de wederzijdse welstand en fortuin van de partijen. Voorts verzoekt de verdediging de rechtbank om bij haar beslissing te betrekken dat verdachte een goed gesprek heeft gehad met slachtoffer[benadeelde partij 2].
Beoordeling.
De vordering komt de rechtbank niet onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de materiële schade begroot op € 252,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op
€ 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor matiging van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding vanwege de draagkracht van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding, nu op geen enkele wijze gebleken is dat toekenning van de vordering tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen voor verdachte zou leiden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, de materiële schade begroot op € 252,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op € 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 27, 36f, 47, 60a, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
spreekt verdachte ten aanzien van feit 2 vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1 primair:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
1 jaarvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door de reclassering;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo
frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hiertoe dient veroordeelde zich
binnen twee dagen na heden via het telefoonnummer 073 – 640 80 80 (Reclassering
Nederland);
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie,
bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining, waarbij veroordeelde zich dient te
houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens
de instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde
voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG
te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 245,30subsidiair 4 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], van een bedrag van € 245,30 (zegge: tweehonderd vijfenveertig euro en dertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van een bedrag van € 245,30 (zegge: tweehonderd vijfenveertig euro en dertig eurocent ). Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Maatregel van schadevergoedingvan
€ 2.252,00subsidiair 32 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [benadeelde partij 2], van een bedrag van € 2.252,-- (zegge: tweeduizend tweehonderd tweeënvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. De betalingsverplichting betreft de materiële schade begroot op € 252,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de immateriële schade begroot op € 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2]van een bedrag van € 2.252,-- (zegge: tweeduizend tweehonderd tweeënvijftig euro). Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding en immateriële schadevergoeding. De materiële schade is begroot op € 252,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, de immateriële schade is begroot op € 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 5 november 2014. Deze voorlopige hechtenis is op 17 april 2014 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C.P.M. Valckx, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 5 november 2014.
Mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-
2.Verklaring verdachte [verdachte 1]ter terechtzitting d.d. 22 oktober 2014
3.Verklaring[slachtoffer 2], aangever, d.d. 12 april 2013 p. 36, 38
4.Verklaring [slachtoffer 1] aangever, d.d. 12 april 2014 p. 41, 42
5.Verklaring verdachte [verdachte 1]ter terechtzitting d.d. 22 oktober 2014