Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
ALLIANZ BENELUX N.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift met 5 producties,
- het verweerschrift met 15 producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 oktober 2014.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
Deelgeschil
“Ondergetekende kan de door patiënt aangegeven beperkingen bij de uitoefening van zijn werkzaamheden inhoudende dat hij niet meer productief is, noch op basis van de bevindingen van neuropsycholoog [woonplaats] noch op basis van de bevindingen van neuropsycholoog [naam] noch op basis van eigen onderzoek verklaren. Er lijkt dan ook geen volledige overeenstemming te bestaat tussen het door patiënt geuite klachtenpatroon en de onderzoeksbevindingen.”Dat er verschillen bestaan tussen de beperkingen die [verzoeker] stelt te ervaren en de beperkingen zoals [naam] die heeft vastgesteld, betekent nog niet dat het rapport van [naam] niet juist is. Het behoort tot de taak en deskundigheid van een verzekeringsarts om te oordelen over de belastbaarheid van betrokkene. Bij die beoordeling mag de verzekeringsarts niet (alleen) afgaan op wat betrokkene en zijn omgeving stellen over de subjectieve klachten die worden ervaren, maar moet hij zijn conclusies baseren op de eigen onderzoeksbevindingen en met name ook op de bevindingen van andere artsen (behandelaars en expertiserend artsen) die de betrokkene hebben gezien. Het oordeel van de verzekeringsarts dient te zijn gebaseerd op gegevens over de gezondheidssituatie van de betrokkene, die door (medisch) onderzoek zijn geobjectiveerd.
“Het een en ander[rechtbank: dat geen volledige overeenstemming bestaat tussen het door patiënt geuite klachtenpatroon en de onderzoeksbevindingen]
laat onverlet dat patiënt na het ongeval een klachtenpatroon heeft ontwikkeld bestaande uit cognitieve stoornissen passend bij een pijnsyndroom. Ondergetekende is dan ook van mening dat op basis van de onderzoeksbevindingen van beide neuropsychologen er aanleiding is om restricties met betrekking tot psychische belasting van toepassing te achten inhoudende dat patiënt is aangewezen op arbeid waarbij beperkingen gelden ten aanzien van het werken onder tijdsdruk, dwingend werktempo, ontbreken van structuur, concentreren van aandacht en conflicthantering.”[naam] heeft deze beperkingen ‘gewogen’ en onder meer bepaald dat [verzoeker] is aangewezen op arbeid ‘met gemiddelde tijdsdruk, met een normaal werktempo is er ook wat tijd voor ontspanning’. De rechtbank ziet in de beschikbare medische rapportages geen aanknopingspunten om te oordelen dat [naam] de beperkingen van [verzoeker] op dit punt (veel) te licht heeft vastgesteld, zoals [verzoeker] stelt maar niet voldoende onderbouwt.