ECLI:NL:RBOBR:2014:6507

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
13_4187
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor biobedfilter rendementseis

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bewa Beheer BV en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant over een omgevingsvergunning voor de bewerking van afvalstoffen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd dat de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling van toepassing was op de inrichting van eiseres. De centrale vraag was of verweerder in redelijkheid een rendementseis van 75% voor het biobedfilter aan de vergunning kon verbinden. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte niet had beoordeeld of het voorschrijven van deze rendementseis het in werking zijn van de inrichting feitelijk onmogelijk maakte. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de voorschriften betreft en oordeelde dat verweerder opnieuw moest beslissen over de rendementseis en de aanpassing van andere voorschriften. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, die op € 1.217,50 werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318,00 diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/4187

einduitspraak van de meervoudige kamer van 31 oktober 2014 in de zaak tussen

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder.

(gemachtigden: ing. J. Verswijveren, R.F.C. Hilgers en M. van Ginhoven)

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2013 heeft verweerder eiseres een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen, ten behoeve van het plaatsen van een (derde) vergistingstank, opslagtanks en een vergassingsinstallatie, en voor de activiteit milieu, ten behoeve van het vergisten van organische stoffen, de vetveredeling van oliën en vetten, de productie van biodiesel, het ontwateren, stomen, drogen van organische stoffen, het aanmaken van citroenzuur, het op- en overslaan van (afval)stoffen (met name vloeibare veevoedergrondstof) en het vergassen van digestaat.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft naar aanleiding van het beroep een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde en [persoon 1]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Bij tussenuitspraak van 22 april 2014 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om, binnen 6 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft, in reactie op de tussenuitspraak, het bestreden besluit op 6 juni 2014 voorzien van een aanvullende motivering, waarmee zijns inziens sprake is van een zorgvuldige belangenafweging, en geconcludeerd dat het bestreden besluit, gelet hierop, gehandhaafd kan worden.
Eisers hebben hierop een schriftelijke zienswijze (de zienswijze) gegeven.

De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het staat de rechtbank immers, behoudens uitzonderlijke gevallen, niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak.
2. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 5.10 van haar tussenuitspraak - kort gezegd - geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat voorschrift 8.3.1, op grond waarvan de biobedfilters voor de reiniging van afgassen uit deze bedrijfsonderdelen een rendement van minimaal 75% moeten behalen, op de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling is gebaseerd, nog daargelaten of in die BREF een verplichting tot het voldoen aan de in voorschrift 8.3.1 opgenomen eis kan worden gelezen. In elk geval is de omstandigheid dat in de aanvraag de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling is genoemd daartoe onvoldoende.
Voor het geval die toepasselijkheid alsnog voldoende zou worden gemotiveerd, heeft de rechtbank in rechtsoverweging 5.11 van de tussenuitspraak overwogen, dat verweerder niet zonder nader onderzoek heeft kunnen concluderen dat voorschrift 8.3.1 het productieproces waarvoor vergunning is gevraagd en verleend niet feitelijk onmogelijk maakt. Verweerder heeft namelijk ter zitting erkend dat, vanwege de grote fluctuaties in de aan de biobedfilters toegevoerde luchtstroom, niet altijd kan worden voldaan aan de rendementseis van 75%, ook al worden de in voorschrift 8.2.1 opgenomen emissie-eisen wel nageleefd.
3. Verweerder heeft zich nader op het standpunt gesteld dat het biobedfilter door eiseres zelf is aangevraagd en deze voorziening voldoet aan de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling. Niet is aangegeven dat niet aan de BREF kan worden voldaan en evenmin is verzocht om hiervan gemotiveerd af te wijken. Verweerder stelt dat hij moet beslissen op de aanvraag zoals deze is ingediend en slechts behoeft te onderzoeken of het productieproces onmogelijk wordt gemaakt als de aanvraag wordt verlaten.
Bovendien is de aangevraagde techniek (het biobedfilter) alleen beschreven in de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling. Verweerder heeft hierbij zijns inziens dan ook terecht aansluiting gezocht.
Ook op grond van de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) kan een biobedfilter volgens verweerder worden voorgeschreven. Een biobedfilter is, bij een goede werking daarvan, een beste beschikbare techniek (BBT) om geurhinder te bestrijden. Verder kan ook op grond van het document "Beste Beschikbare Technieken voor composteer- en vergistingsinstallaties" van de Vlaamse Instelling voor Technologische Onderzoeken uit 2005, een biobedfilter als BBT worden bestempeld.
Volgens verweerder wordt in zowel de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling als de NeR uitgegaan van een minimaal geurverwijderingsrendement van 70% tot 95% bij een debiet van 100 tot 100.000 m3 per uur. Verweerder heeft een rendement van 75% voorgeschreven, omdat dit gelet op de gegevens uit deze documenten haalbaar moet zijn. Dit is haalbaar als gemeten wordt tijdens een representatieve bedrijfssituatie, zoals bepaald en verplicht in artikel 5.5, zesde lid, van het Besluit omgevingsrecht.
4. Eiseres heeft in haar zienswijze aangegeven dat haars inziens de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling niet van toepassing is, de NeR en het Vlaamse BBT-document geen geurverwijderingsrendement bevatten en een verwijderingsrendement van 75% niet onder alle omstandigheden haalbaar is. Volgens eiseres wordt aan de emissie-eisen voldaan, zodat het voorschrijven van een minimaal geurverwijderingsrendement uit het oogpunt van de bescherming van het milieu niet noodzakelijk is.
5.1
Anders dan verweerder in zijn nadere reactie aangeeft, heeft hij in het bestreden besluit geen aansluiting gezocht bij de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling, maar heeft hij deze van toepassing geacht. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak overwogen dat de omstandigheid dat eiseres in haar aanvraag de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling noemt niet maakt dat deze BREF op de inrichting van eiseres van toepassing is. Verweerder heeft in zijn nadere reactie nog steeds niet toereikend gemotiveerd dat de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling wel op de inrichting van eiseres van toepassing is.
5.2
Juist is, zoals verweerder in de nadere reactie stelt, dat het hem vrij staat om aansluiting te zoeken bij andere documenten. Ook de in de NeR genoemde technieken kunnen als BBT worden beschouwd.
In de NeR is, onder het hoofdstuk "Luchtemissiebeperkende technieken", biofiltratie als emissiebeperkende techniek genoemd. Voor onder andere geur kan met deze techniek, uitgaande van een debiet van 100 tot 100.000 m3 per uur, een rendement van 70% tot 95% worden behaald.
5.3
Het gaat in deze zaak niet zozeer om de vraag of een biobedfilter als zodanig als emissiebeperkende techniek kan worden voorgeschreven, maar of verweerder in redelijkheid een rendementseis van 75% als voorschrift aan de vergunning heeft kunnen verbinden. De omstandigheid dat in de NeR en in het door verweerder aangehaalde Vlaamse BBT-document biofiltratie als BBT is beschreven en dat uit de NeR kan worden afgeleid dat een rendement van 70% tot 95% haalbaar is, geeft nog geen antwoord op de in deze zaak relevante vraag waarop verweerder een minimale rendementseis van 75% van het biobedfilter heeft gebaseerd.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat in genoemd hoofdstuk van de NeR wordt vermeld dat het rendement en de emissiegetallen die in het hoofdstuk zijn gebruikt van de leveranciers en/of van het bevoegd gezag afkomstig zijn. De waarden zijn, zo is gesteld, doorgaans onder verschillende condities en in specifieke situaties verkregen en ze moeten dan ook als indicatief worden gezien. Voorts is ten aanzien van geur aangegeven dat het validatiekengetal 1 is, wat betekent dat de cijfers niet zijn onderbouwd met meetrapporten. Gelet op hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, is een enkele verwijzing naar de in de NeR opgenomen range als motivering in dit geval daarom niet toereikend.
5.4
Verweerder heeft nader betoogd dat een verwijderingsrendement van minimaal 75% haalbaar is als wordt gemeten tijdens een representatieve bedrijfssituatie.
Eiseres heeft hier in haar zienswijze tegenover gesteld dat, juist doordat het proces in haar inrichting niet constant is, het aanbod van geurcomponenten niet constant is en het rendement van het geurfilter hierdoor zal kunnen dalen tot onder 75%, zonder dat de emissie-eisen worden overschreden. Dit heeft verweerder tijdens de zitting ook erkend.
Dat, zoals eiseres heeft betoogd, mogelijk niet onder alle omstandigheden aan de rendementseis van minimaal 75% kan worden voldaan vindt ook bevestiging in het Vlaamse BBT-document waarin, op pagina 94, is aangegeven dat hoge en lage ingangsconcentraties van invloed zijn op het rendement van de installatie.
5.5
In aanmerking nemende dat een tijdelijk lagere geurconcentratie in de af te zuigen luchtstromen behoort tot de representatieve bedrijfssituatie, vermag de rechtbank, in het licht van het voorafgaande, niet in te zien dat onder alle omstandigheden aan een rendementseis van 75% kan worden voldaan.
5.6
Omdat de rendementseis tevens van toepassing is als de geurconcentratie in de af te zuigen luchtstromen laag is, betekent de onverkorte handhaving van de rendementseis van 75% dat de inrichting van eiseres onder normale bedrijfsomstandigheden niet altijd overeenkomstig de aanvraag in werking kan zijn. De stelling van verweerder dat het niet halen van de rendementseis geen directe gevolgen heeft voor het productieproces onderschrijft de rechtbank niet. De inrichting van eiseres dient immers in werking te zijn overeenkomstig de vergunning.
Gelet op de omstandigheid dat een rendement van minimaal 75% niet in de aanvraag is vermeld, kan niet worden gesteld dat deze eis voortvloeit uit de aanvraag en valt niet in te zien dat verweerder niet behoefde te beoordelen in hoeverre het voorschrijven van deze rendementseis het in werking zijn van de inrichting feitelijk onmogelijk maakt. De omstandigheid dat het rendement volgens verweerder op verzoek van eiseres, in het kader van de verlening van een vergunning in 2009, is verlaagd naar 75% kan geen rechtvaardiging vormen om die beoordeling achterwege te laten.
6. De rechtbank is, gelet op het voorafgaande, van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd om een zodanige motivering van het bestreden besluit te geven, dat dat besluit als hersteld zou kunnen worden beschouwd.
7. Het beroep is, gelet op de overwegingen in de tussenuitspraak en deze einduitspraak, gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het de aan de vergunning verbonden voorschriften 8.3.1 en 8.4.1 tot en met 8.4.4 betreft.
8. De rechtbank ziet geen ruimte om de rechtsgevolgen van het te vernietigen gedeelte van het besluit in stand te laten of om haar uitspraak daarvoor in de plaats te stellen.
Verweerder zal daardoor opnieuw dienen te beslissen over het handhaven van een rendementseis voor het biobedfilter en over de eventueel daarmee samenhangende aanpassing van de voorschriften 8.4.1 tot en met 8.4.4.
9. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.217,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze op het herstelbesluit, waarde per punt € 487,00, wegingsfactor 1).
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal tevens worden bepaald dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten, ter hoogte van € 1.217,50;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht, ten bedrage van € 318,00, dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. J. Heijerman
en mr. Th. Peters, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.