ECLI:NL:RBOBR:2014:6477

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
01/865029-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden amfetamine en hennep

Op 3 november 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk grote hoeveelheden amfetamine en hennep aanwezig had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd, samen met een ander in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 oktober 2013 in Son en Breugel ongeveer 29.500 gram amfetamine en 45.460 gram hennep opzettelijk aanwezig had. De zaak kwam aan het licht na een politie-inval op 16 oktober 2013, waarbij in de woning van de verdachte aanzienlijke hoeveelheden drugs en drugsgerelateerde voorwerpen werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor het bewerken en verwerken van de drugs. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het bewerken en verwerken van de amfetamine en hennep, maar dat de verdachte wel opzettelijk aanwezig had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank wees ook op de schadelijke gevolgen van de handel in harddrugs voor de samenleving en de gezondheid van gebruikers. Het vonnis benadrukt de noodzaak van normhandhaving in verband met de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865029-13
Datum uitspraak: 03 november 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte 1],

geboren te [geboorteplaats]([geboorteland]) op [geboortedatum]1977,
wonende te [woonplaats,adres],
thans gedetineerd in de P.I. HvB Grave (unit A en B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2014, 11 april 2014, 3 juli 2014, 15 september 2014 en 20 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 december 2013.
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 20 oktober 2014, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 16 oktober 2013
te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 29.500 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 16 oktober 2013
te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 45.460 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en/of aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
In de woning op het adres [adres]te [gemeente] worden op 16 oktober 2013 ongeveer 29.500 gram amfetamine en ongeveer 45.460 gram hennep aangetroffen.
De vraag dient te worden beantwoord of verdachte deze aangetroffen amfetamine en hennep opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, al dan niet met een ander of anderen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde amfetamine en hennep opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit. Zowel het opzettelijk bewerken en verwerken als het opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde amfetamine en hennep kan niet worden bewezen. Voor het bewerken en verwerken is geen enkele aanwijzing. Voor het bezit van 10 à 15 gram hennep refereert de raadsman zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:

Het aantreffen van de voorwerpen en stoffen.

Op 16 oktober 2013 zijn in de woning aan de [adres]te [gemeente] onder meer de navolgende voorwerpen en stoffen aangetroffen.
Op de zolder.
Twee hoge stapels rekken voor het drogen van henneptoppen. Naast de rekken lagen resten plantenmateriaal op de grond, die ambtshalve werden herkend als resten hennepmateriaal. Deze plantenresten waren volledig zichtbaar. Voor twee inbouwkasten lag volledig zichtbaar een doorzichtige plastic zak, waarin zichtbaar een hoeveelheid plantenmateriaal zat. Verbalisant herkende dit plantenmateriaal als gedroogde henneptoppen.
Voor de grote ruimte waar de droogrekken werden aangetroffen stond een aantal geopende dozen. Op de grond voor deze dozen lag een doorzichtige plastic zak met een hoeveelheid plantenmateriaal, die verbalisant herkende als gedroogde henneptoppen. Deze plastic zak met inhoud lag volledig zichtbaar. [2]
Op de zolder zijn in totaal drie plastic zakken aangetroffen met in totaal 400 gram hennep. [3]
In de bijkeuken.
In de bijkeuken is links naast een open kast een shoppertas op de grond aangetroffen, met daarin doorzichtige zakken, die zichtbaar waren. Deze waren gevuld met een hoeveelheid plantenmateriaal, welke verbalisant herkende als gedroogde henneptoppen. Deze tas met daarin de zakken was zichtbaar voor eenieder. [4]
In totaal zijn in de bijkeuken twee plastic zakken met respectievelijk 1100 gram en 250 gram hennep [5] en een kartonnen doos met tien sealbags met in totaal 9850 gram hennep aangetroffen. [6]
In de keuken.
Op het aanrecht in de keuken stond een geopend vacuümapparaat. Rechts naast het vacuüm- apparaat stonden twee dozen op elkaar, waarvan de bovenste doos geopend was.
In deze dozen zaten nieuwe ongebruikte doorzichtige plastic zakken gelijksoortig als de zakken die op de tweede verdieping werden aangetroffen, waarin een hoeveelheid hennepmateriaal. In het vacuümapparaat zaten resten plantenmateriaal, die ambtshalve werden herkend als hennepmateriaal. Dit vacuümapparaat was volledig zichtbaar. [7]
In de woonkamer.
In de woonkamer naast de keuken zag de verbalisant dat er in de asbak een kleine hoeveelheid gedroogd hennepmateriaal lag. Tevens zag de verbalisant dat er in deze asbak een kleine deels gerookte joint lag. Hij hoorde [verdachte 2] verklaren dat deze joint van hem was. [8]
In de garage.
Op de vloer van de garage stonden dozen die aan de bovenzijde gedeeltelijk waren dichtgevouwen. Verbalisant zag, zonder de dozen te beroeren, dat in deze dozen doorzichtige plastic zakken zaten. Deze waren gevuld met gedroogde henneptoppen. [9]
Deze dozen met de doorzichtige zakken met hennep stonden volledig zichtbaar voor de verdachten. [10]
In de garage werden in totaal 5 dozen met sealbags aangetroffen. In deze dozen zaten respectievelijk 5700 gram, 8000 gram, 8160 gram, 9000 en 3000 gram hennep. [11]
Over de gehele breedte van de garage stond een tafel. Op de tafel lag een laag aluminiumfolie met daarop diverse brokken wit/geelkleurige substantie.
Op de vloer stond een mengkuip gevuld met een soortgelijke substantie.
Naast de mengkuip lagen vier handschoenen. Verder stonden er vier transparante zakken met daarin wit/geelkleurige brokken. [12]
De witte substantie op de schragen was volledig zichtbaar voor de verdachten.
De witte bak in de garage met witte substantie was eveneens volledig zichtbaar voor de verdachten. [13]
Op de tafel bevond zich een vuilniszak met daarin diverse sealbags. Bij het openen van de vuilniszak roken de verbalisanten de geur van hennep en zagen kleine delen/plantenresten in de zakken.
Een soortgelijke sealbag met daarin plastic verpakkingsmateriaal lag onder de tafel.
Ter hoogte van de rechterwand van de garage stond een ton met poeder. Verder stonden er 7 jerrycans. [14]
Eén van de naast de mengkuip aangetroffen handschoenen is veilig gesteld onder SIN:AAGG4379NL. [15] Op of in de handschoen met SIN:AAGG4379NL is de aanwezigheid van amfetamine, coffeïne en gerelateerde syntheseverontreinigingen, THC en gerelateerde (plantaardige) verbindingen en cocaïne geconstateerd. [16]
Een bemonstering van de binnenzijde van de handschoen met SIN:AAGG4379NL is onderzocht op biologische sporen. Daarbij is een complex DNA-profiel van ten minste drie personen aangetroffen waaronder van [verdachte 2] [17] In een aanvullend rapport van het NFI is het onderzoek naar monster SIN:AAGG4379NL#01 herhaald met het oog op de reproduceerbaarheid van de verkregen resultaten. Daarbij is een complex DNA-mengprofiel van ten minste vier personen, waaronder van [verdachte 2]aangetroffen. De onderzoeksbevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn vervolgens beschouwd onder het volgende hypothesepaar.
Hypothese I.
De bemonstering AAGG4379NL#01 bevat celmateriaal van verdachte [verdachte 2] en drie onbekende personen (niet verwant aan elkaar of aan verdachte [verdachte 2]).
Hypothese II.
De bemonstering AAGG4379NL#01 bevat celmateriaal van vier willekeurig gekozen personen (niet verwant aan elkaar of aan verdachte [verdachte 2]).
De bevindingen van het DNA onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijkers als hypothese I juist is, dan als hypothese II juist is. Bij de waarschijnlijkheidsterm ‘zeer veel waarschijnlijker’ hoort een likelihood ratio interval van 10.000 – 1.000.000. [18]

De aangetroffen amfetamine.

De in de garage aangetroffen stoffen zijn gewogen, bemonsterd en getest.
In totaal werd in de garage aangetroffen:
• 4 plastic zakken à 1000 gram (spoornummer eindigend op -716451, SIN AADJ5230 NL hernummerd tot AADJ5238NL);
• 1 plastic zak à 4000 gram en 1 plastic zak à 2700 gram (beide spoornummer eindigend op -716453, SIN AADJ5231NL hernummerd tot AADJ5237NL respectievelijk AADJ5232NL hernummerd tot AADJ5235NL); [19]
• 1 speciekuip waarin 18.800 gram. (spoornummer eindigend op -716454, SIN AADJ5233NL hernummerd tot AADJ5236NL). [20]
In totaal betreft het een hoeveelheid van 29.500 gram.
Voornoemde SIN-nummers zijn, zo blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van 15 oktober 2014 om administratieve redenen hernummerd alvorens naar het NFI te zijn verzonden. [21]
Uit het NFI-rapport d.d. 4 februari 2014 blijkt dat de monsters met de SIN-nummers AADJ5238NL, AADJ5237NL, AADJ5235NL en AADJ5236NL amfetamine bevatten. Amfetamine is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [22]

De aangetroffen hennep.

In totaal is in de woning 1350 gram, 9850 gram, 400 gram, 5700 gram, 8000 gram,
8160 gram, 9000 gram en 3000 gram hennep in beslag genomen.
Dit levert in totaal een hoeveelheid van 45.460 gram hennep op. Deze hennep is bemonsterd en indicatief getest. De testen reageerden telkens positief op de aanwezigheid van hennep, als vermeld op lijst II van de Opiumwet. [23]

De bewoning van de woning aan de [adres]te [gemeente].

Op 16 oktober 2013 zijn verdachte en zijn partner [medeverdachte] na binnentreden door de politie in de woning aan de [adres]te [gemeente] aangetroffen. [24]
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds ongeveer 2 à 3 weken in de woning in [gemeente] verbleef. Zijn verloofde is ongeveer twee weken geleden naar Nederland gekomen met hun dochtertje en heeft zich bij hem op de [adres]gevoegd. [25]
[medeverdachte] heeft op 16 oktober 2013 verklaard dat zij op dat moment op de [adres] woonde. [26]
De buurman van het pand [adres]te [gemeente] heeft op 16 oktober 2013 verklaard dat hij ongeveer twee weken daarvoor met enige regelmaat een blond meisje met een klein kind bij de woning zag. Het leek dat zij er woonde met een man. [27]
Op grond van voornoemde verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op het moment van binnentreden door de politie in ieder geval 2 weken in de woning aan de [adres] te [gemeente] woonden.
Heeft de verdachte de aangetroffen amfetamine en hennep opzettelijk bewerkt en/of verwerkt al dan niet tezamen en in vereniging?
Ten aanzien van de amfetamine (feit 1).
Naast een mengkuip met amfetamine is in de garage voornoemde handschoen met SIN:AAGG4379NL aangetroffen. Deze handschoen is onderzocht op biologische sporen waarbij een complex DNA-profiel van ten minste vier personen is aangetroffen waaronder van [verdachte 2].
De rechtbank vindt het aantreffen van dit enkele spoor op de handschoen onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het bewerken en verwerken van de amfetamine door verdachte te komen. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van dit onderdeel te komen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het bewerken en/of verwerken van de amfetamine.
Ten aanzien van de hennep (feit 2).
Op de tafel in de garage is een vuilniszak met sealbags aangetroffen. Op een van de sealbags met daarin resten cannabis zijn vingerafdrukken veilig gesteld. Een van deze vingerafdrukken met SIN-nummer AAGY4309 leverde een match op met de rechtermiddelvinger van verdachte.
De rechtbank vindt het aantreffen van het dactyspoor van verdachte op de aangetroffen sealbag onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het bewerken en verwerken van de hennep door verdachte. Hetgeen verder in de woning is aangetroffen aan hennep en hennep gerelateerde voorwerpen acht de rechtbank eveneens onvoldoende om tot een bewezenverklaring van bewerken en/of verwerken van hennep door verdachte te komen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het bewerken en/of verwerken van hennep.
Heeft de verdachte de aangetroffen amfetamine en hennep al dan niet tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig gehad?
Verdachte heeft op 16 oktober 2013 de voordeur van de woning geopend voor de politie. Vrijwel meteen verklaarde verdachte spontaan tegenover de verbalisanten dat er zich vreemde zaken afspeelden in de woning. Hij liep daarop met de verbalisanten naar de tweede verdieping, alwaar onder meer droogrekken voor hennep, hennepresten, henneptoppen en jerrycans werden aangetroffen. [28]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er naast de wasmachine in de woning een zak met marihuana lag. Op zolder bevonden zich rekjes om hennep te drogen. [29]
Hij wist dat er in de keuken een sealapparaat stond. [30]
Medeverdachte [medeverdachte]heeft bij de politie verklaard dat zij drugs heeft gezien op de wasmachine in de keuken van de woning. Deze drugs was groen en verpakt in een plastic tas. [31] Zij heeft voorts verklaard dat zij regelmatig in de keuken kwam. [32]
De rechtbank constateert dat op vele locaties in de woning hennep en/of amfetamine en drugs gerelateerde voorwerpen zijn aangetroffen. Een groot aantal drugs en aanverwante voorwerpen lagen voor eenieder zichtbaar in de woning. In de keuken bevonden zich direct zichtbaar een sealmachine en sealbags. Verdachte en zijn partner woonden met hun kind al twee weken in die woning.
De garage, waar ook amfetamine, hennep en drugsgerelateerde goederen zijn aangetroffen stond rechtstreeks in verbinding met de bijkeuken van de woning en was dan ook voor de bewoners van de woning vrij toegankelijk. [33]
Verdachte heeft verklaard wel een keer in die garage te zijn geweest. [34]
In de garage is een handschoen aangetroffen, waarbij op de handschoen een complex DNA-profiel van ten minste vier personen is aangetroffen waaronder het DNA-profiel van [verdachte 2] Verdachte geeft na binnenkomst van de politie ook meteen aan dat er zich vreemde zaken in de woning afspelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte en zijn partner op de hoogte moeten zijn geweest van de aanwezigheid van de ten laste gelegde hennep en amfetamine en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het op 16 oktober 2013 tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig hebben van de hennep en amfetamine.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 16 oktober 2013 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 29.500 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 16 oktober 2013 te Son en Breugel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 45.460 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2.
  • een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van het voorarrest;
  • ten aanzien van het beslag vermeld op de beslaglijst:
 het onder 1 in beslag genomen geld: beslag handhaven in verband met de waarheidsvinding, subsidiair onttrekking aan het verkeer;
 de onder 5, 7, 12 en 13 vermelde goederen: teruggave aan verdachte;
 de onder 2 tot en met 4, 8 tot en met 11, 24 en 25 vermelde goederen: retour aan de rechthebbende;
ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde goederen heeft verdachte ter terechtzitting afstand gedaan;
- afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft bij haar eis enerzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich bezig hield met de drugshandel door de drugs te bewerken en verwerken. Het ging daarbij om grote hoeveelheden met een gezamenlijke straatwaarde van bijna
€ 400.000,--. Verdachte heeft daarbij een evidente rol gespeeld. Anderzijds heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Het standpunt van de verdediging.
Bij een eventuele strafoplegging heeft de raadsman een straf gelijk aan het voorarrest bepleit. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen gelet op het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte heeft een blanco strafblad. Voor de drugsgerelateerde feiten waarbij verdachte in Polen betrokken zou zijn is verdachte niet veroordeeld.
De raadsman verzoekt de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geld, met uitzondering van de € 4.000,-- die zijn aangetroffen in de poppenwagen, waarvan verdachte zegt dat deze niet van hem zijn.
Verdachte heeft afstand gedaan van de goederen vermeld onder 6, 14-23 en 26 op de beslaglijst. De verdediging gaat er van uit dat de goederen vermeld onder 2, 3, 4, 8, 9, 12 en 24 niet aan verdachte toebehoren, maar durft het niet met zekerheid te zeggen.
Van de goederen vermeld onder 5, 7, 13 en 25 doet verdachte in ieder geval geen afstand.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 29.500 gram amfetamine en ongeveer 45.460 gram hennep. Het betreft hier zeer aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs, waarvan op grond van louter de hoeveelheid valt aan te nemen dat deze bestemd waren voor de verkoop. Voorts zijn in de woning waar verdachte en zijn partner verbleven naast deze drugs vele drugs gerelateerde voorwerpen aangetroffen.
Het is algemeen bekend dat harddrugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Hennep kan eveneens gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De productie en handel van hennep en amfetamine gaat veelal gepaard met andere, ook zware, vormen van criminaliteit.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. Gelet op de grote hoeveelheden aangetroffen hard- en softdrugs acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
De rechtbank zal een lichtere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, verdachte vrijspreekt van ‘het opzettelijk bewerken en verwerken’ van de ten laste gelegde drugs en de rechtbank voorts van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gezien de op te leggen gevangenisstraf bestaat geen grond voor opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het beslag.
Verdachte heeft op de zitting van 20 oktober 2014 afstand gedaan van de goederen vermeld op de beslaglijst d.d. 17 september 2014 onder de nummers 6, 14-23 en 26. Ten aanzien van deze goederen hoeft de rechtbank dan ook geen beslissing meer te geven.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de goederen vermeld onder 5, 7, 12 en 13 op de beslaglijst, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze in beslag genomen goederen.
In de woning aan de [adres] te [gemeente] is onder verdachte een geldbedrag van in totaal € 28.680,-- (nr. 1 op beslaglijst) in beslag genomen.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat het in beslag genomen geldbedrag direct verband houdt met de twee bewezen verklaarde feiten, namelijk het bezit van de aangetroffen drugs. Op het in beslag genomen geldbedrag rust geen conservatoir beslag.
Het in beslag genomen geldbedrag is vermeld op de lijst van in beslag genomen goederen in de zaak van verdachte. De rechtbank dient op grond van artikel 353, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering bij einduitspraak een beslissing te geven over de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering in beslag genomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven.
De rechtbank ziet geen redenen het geldbedrag te bewaren in verband met de waarheidsvinding, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Een situatie als bedoeld in de artikelen 33a, 36c of 36d van het Wetboek van Strafrecht, waarbij sprake kan zijn van verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen geld, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde.
Verdachte heeft bij de politie op 17 oktober 2013 [35] verklaard dat hij vanuit Polen een bedrag aan contanten van ongeveer € 19.000,-- tot € 20.000 heeft meegenomen. Daarvan zat in zijn tas in de woning een bedrag van ongeveer € 16.000,--, in zijn portemonnee een bedrag van ongeveer € 1.000,-- en op het kastje beneden een bedrag van € 875,--. In totaal betreft dit een bedrag van € 17.875,--. De rechtbank zal, gelet op het hiervoor overwogene, gelasten dat dit bedrag van € 17.875,-- aan verdachte zal worden teruggegeven.
Ten aanzien van het resterende bedrag van € 10.805,-- kan naar het oordeel van de rechtbank op dit moment geen concreet persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal voor wat betreft dit deel van het in beslag genomen bedrag de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van de goederen vermeld onder 2, 3, 4, 8, 9, 10, 11, 24 en 25 kan de rechtbank op dit moment eveneens niemand als rechthebbende aanmerken. Ten aanzien van deze voorwerpen zal de rechtbank ook de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57
Opiumwet art. 2, 3, 10, 11.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van
de Opiumwet gegeven verbod.
T.a.v. feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten:
- een gedeelte van het in beslag genomen geldbedrag, te weten:
€ 17.875 (1);
- Apple Ipad (5);
- 1 horloge (7);
- een kassabon (12);
- een horloge (13), aan verdachte.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
- een (resterend) geldbedrag van € 10.805,-- (1);
- een paspoort (2);
- een identiteitsbewijs (3);
- een stuk papier (4);
- 3 stk document (8);
- 1 rijbewijs (9);
- 2 mobiele telefoons (10 en 11);
- een rijbewijs (24);
- 1 computer Asus (25).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. M.Th. van Vliet en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 3 november 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, gezamenlijke recherche Valkenswaard met dossier nummer 2013143746, afgesloten op 21 februari 2014, aantal pag. 785, met daarbij gevoegd een proces-verbaal ter zake witwassen (map 3).
2.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. 1
3.Bevindingen verbalisanten pag. 293-294 en kennisgeving van inbeslagneming (hierna kvi) map 3 pag. 87
4.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. 1-2
5.Bevindingen verbalisanten pag. 293 en kvi, map 3 pag. 86
6.Bevindingen verbalisanten pag. 294 en kvi, map 3 pag. 96-97
7.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. 1
8.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. 1
9.Relaas verbalisant pag. 237
10.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. 2
11.Bevindingen verbalisanten pag. 294-295 en kvi, map 3 pag. 91
12.Bevindingen verbalisanten pag. 242-243
13.Aanvullend proces-verbaal met nummer PL2211-2013143746-61 opgemaakt op 19 maart 2014, pag. pag. 2
14.Bevindingen verbalisanten pag. 243
15.Bevindingen verbalisant pag. 242-243
16.Rapport NFI d.d. 3 december 2013., pag. 282-284
17.Rapport NFI D.D. 4 december 2013 pag. 285-288
18.Rapport N.F.I. d.d. 17 april 2014 pag. 1-5 (map r.c.)
19.Naar de rechtbank uit p. 296 in combinatie met p. 298 begrijpt hebben beide zakken van 4000 resp. 2700 gram hetzelfde spoornr. gekregen (-716453), maar een verschillend SINnr. (AADJ5231NL resp. AADJ5232NL en is op p. 298 (en in het onder noot 21 vermelde aanvullend proces-verbaal) abusievelijk vermeld dat sprake is van twee keer een partij van 2700 gram onder spoornrs. -716453 en -716454)
20.Bevindingen verbalisanten pag. 296-298
21.Bevindingen verbalisanten pag. 296-298 in combinatie met het aanvullend proces-verbaal nummer PL2200-2013143746-66 opgemaakt d.d. 15 oktober 2014 pag. 1 en 2
22.NFI-rapport d.d. 4 februari 2014 pag. 291-292
23.Bevindingen verbalisanten pag. 293-296
24.Processen-verbaal aanhouding pag. 27 en pag. 121
25.Verklaring verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 18 oktober 2013
26.Verklaring [medeverdachte]pag. 131
27.Verklaring [persoon], pag. 207-208
28.Relaas verbalisanten, pag. 190-191
29.Verklaring verdachte bij de rechter-commisaris d.d. 18 oktober 2013
30.Verklaring verdachte[verdachte 2] pag. 44
31.Verklaring [medeverdachte] pag. 133
32.Verklaring [medeverdachte] pag. 139
33.Bevindingen verbalisanten pag. 242
34.Verklaring verdachte ter terechtzitting
35.Verklaring verdachte d.d. 17 oktober 2013 11.00 uur, pag. 41