Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer vordering: 16/655993-12
De tenlastelegging.
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2014 te Oss, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 14 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 1]gezegd dat hij de (huis)sleutel(s) kwijt was en/of geen portemonnee en/of identiteitskaart bij zich had en/of zijn, verdachtes, moeder telefonisch niet bereikbaar was en/of dat hij vervoer en/of geld nodig had om (met de taxi/bus/trein) naar zijn, verdachtes, ouders/moeder te gaan en/of hij, verdachte, in de buurt woonde, waardoor [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
3.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Oss, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3]heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 50 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 3] gezegd dat hij zijn auto in 's-Hertogenbosch had staan en/of geld nodig had om (met de taxi/bus/trein) naar zijn, verdachtes, auto te gaan en of dat hij, verdachte, in de buurt woonde van die [slachtoffer 3], waardoor [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
6.
hij op of omstreeks 30 juni 2014 te Oss, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5]heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 19 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 5]gezegd dat hij in dezelfde straat woonde en/of de (huis)sleutel(s) kwijt was en/of dat hij vervoer en/of geld nodig had om met het openbaar vervoer (met de taxi/bus/trein) naar zijn, verdachtes, ouders/moeder te gaan (in Engelen) en/of dat zijn moeder in Engelen een reservesleutel heeft en/of dat hij, verdachte, het geldbedrag een dag later zou terugbetalen, waardoor [slachtoffer 5]werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2014 tot en met 6 juli 2014 te Oss, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 25 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij een buurman is en/of zijn, verdachtes, vrouw niet thuis was en/of hij de (huis)sleutel(s) kwijt was en/of geen portemonnee bij zich had en/of dat hij vervoer en/of geld nodig had om (met de taxi/bus/trein) naar (een feest) in Engelen te gaan, waardoor [slachtoffer 6]werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De formele voorvragen.
Bewijs
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6.
Ten aanzien van feit 5 en feit 8.
Ten aanzien van feit 7.Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte in de periode van 3 juli 2014 tot en met 6 juli 2014 in Oss [slachtoffer 6] heeft opgelicht. Immers heeft verdachte dit feit ontkent en bevat het procesdossier enkel een aangifte van [slachtoffer 6]waaruit een andere modus operandi blijkt dan verdachte bekent te hebben gebruikt bij het plegen van de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6 ten laste gelegde oplichtingen, zodat niet gesteld kan worden dat sprake is van een op essentiële punten overeenkomstige werkwijze.
De bewezenverklaring.
1.
op 7 juli 2014 te Oss, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, 14 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 9] gezegd dat hij de huissleutels kwijt was en geen portemonnee en identiteitskaart bij zich had en dat hij vervoer en/of geld nodig had om met de bus/trein naar zijn, verdachtes, moeder te gaan en hij, verdachte, in de buurt woonde, waardoor [slachtoffer 1]werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
op 20 mei 2014 te Oss, met het oogmerk om wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2]heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, 20 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid - tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij de huissleutels en portemonnee had laten liggen bij [persoon 1]en dat hij geld nodig had om met het openbaar vervoer naar zijn, verdachtes, moeder te gaan in Engelen en eten te kopen, waardoor [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregelen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6: oplichting
10 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
EUR 20,00subsidiair 1 dag hechtenis
EUR 19,00subsidiair 1 dag hechtenis
gevangenisstrafvoor de duur van
120 dagen
Bijlage A.
De bewijsmiddelen.
T.a.v. feit 1.
Ik woon samen met mijn vrouw op de [adres 2]in Oss. Op maandag 07 juli 2014 was ik bezig met het schoonmaken van mijn caravan op de straat recht voor mijn huis. Op 14 juli 2014
(de rechtbank leest 7 juli)omstreeks 14:00 uur werd ik bij mijn caravan aangesproken door een man. Hij had de fiets aan zijn hand. Ik hoorde dat deze man mij aansprak met mijn eigen achternaam, meneer [slachtoffer 1]. Ik hoorde dat de man tegen mij zei: "Ken je me nog? Ik ben van de Turkse familie die daar woont. Ik woon zelf daar ook." Op het moment dat hij dit zei zag ik dat hij naar de "oude" watertoren wees, de Turkse moskee. Verder hoorde ik dat hij tegen mij vertelde dat hij deze morgen naar zijn werk was gegaan. Daarbij was hij zijn sleutels kwijt geraakt. Hij zei dat hij helemaal niks bij zich had. Ik hoorde dat hij zei dat hij geen portemonnee en geen identiteitskaart bij zich had. Deze lagen allemaal thuis op de keukentafel. Hij had wel een mobiele telefoon bij zich. Ik hoorde dat hij tegen mij vertelde dat hij zijn moeder had gebeld. Zijn moeder zou in Engelen wonen en zij had een reservesleutel van zijn woning. Ik hoorde dat hij een paar keer aan mij vroeg of ik hem naar Engelen wilde brengen. Ik heb hem toen gezegd dat ik daar geen tijd voor had. Ik hoorde dat hij toen tegen mij zei dat de trein en bus precies 9,85 euro kostte. Ik heb toen tegen hem gezegd dat hij van mij geld zou krijgen om de bus en trein te kunnen betalen. Ik heb hem toen 14,00 euro gegeven. Ik heb tegen hem gezegd dat ik de 14 euro weer terug wilde hebben. Ik hoorde dat de man toen tegen mij zei dat hij het geld diezelfde dag 's middags of 's avonds weer terug zou brengen. Op het moment dat ik deze man het geld gaf en hij het net in zijn broekzak wilde stoppen zag ik dat de politie hem aansprak. Als ik had geweten dat deze man mij een verhaal vertelde dat niet waar was, had ik het geld nooit gegeven.
Ik was vandaag bij een mijnheer. Ik was ergens in Oss in de buurt van Brabant Wonen. Die mijnheer was buiten aan zijn caravan bezig. Ik vroeg aan hem of hij mij naar Engelen kon brengen. Die man zei dat het niet ging of in ieder geval moeilijk. Ik vertelde hem toen dat alles in mijn woning lag, mijn paspoort en pinpas en dat ik mijn sleutels kwijt was. Ik deed hem geloven dat ik bij hem in de buurt woonde. Ik zei dat ik achter hem woonde. Ik zei hem dat mijn reserve sleutels in Engelen lagen. Ik vroeg hem dus of hij mij even naar Engelen kon brengen. Die man bood mij toen aan om geld voor te schieten zodat ik met de trein kon. Hij zei dat het later dan wel goed zou komen met het geld. Ik zei dat is goed en ik kreeg toen 14 euro van die man. Ik ben toen gegaan en toen werd ik aangehouden door de politie.
Ten aanzien van feit 2.
Ten aanzien van feit 3.
Op maandag 19 mei 2014, tussen 12.00 uur en 13.00 uur, werd er aangebeld bij mijn woning. Ik opende de voordeur en zag een man voor de deur staan. Deze man vertelde mij dat hij een kennis van de overburen was. De man kwam bij mij geloofwaardig over. Hij vertelde mij ook dat hij zijn auto in Den Bosch had staan en geen geld had voor de trein. Ik heb de man toen 50 euro gegeven. Ik had verder geen kleingeld.
Ja, ik ken die man die op de [adres 4]te Oss woont. Ik heb bij hem aangebeld en ik vroeg aan hem of hij mij naar Engelen kon brengen, omdat ik daar mijn sleutels op moest halen. Maar dat was een smoesje. Ik vertelde hem ook dat ik bij hem in de buurt woonde, maar dat is niet zo. Ik vroeg hem om mij naar Den Bosch te brengen maar die man zei dat hij gedronken had en dat ging dus niet. Ik zei dat ik geen geld voor de trein had. Die man stelde mij voor om 50 euro te geven. Hij wilde eigenlijk minder geven maar had geen los geld. Hij gaf mij 50 euro. Ik heb die man niet gedwongen hij deed het uit zichzelf. Het enige wat ik doe is een smoes vertellen en dan krijg ik geld.
Ten aanzien van feit 6.
Ik doe aangifte van oplichting. Doordat de verdachte gebruik maakte van een samenweefsel van verdichtsels, werd ik bewogen tot afgifte van geld. Als ik zou hebben geweten, dat de verdachte gebruik maakte van een samenweefsel van verdichtsels, dan zou ik niet tot afgifte zijn overgegaan. Op maandag 30 juni 2014 omstreeks 21.30 uur, bevond ik mij op de [adres 5] in Oss. Ik hoorde de bel van de voordeur gaan en zag een man bij de voordeur staan. Ik hoorde de man zeggen dat hij bij mij in de straat woonde op kamers. Hij gaf aan dat hij net van zijn werk af kwam en dat hij zijn huissleutel kwijt was. Ik hoorde de man zeggen dat zijn moeder, die in Engelen woont, ook in het bezit was van zijn huissleutel. Hij vroeg mij of ik wat geld had voor openbaar vervoer. Vervolgens heb ik de man 19 euro gegeven. Ik hoorde de man zeggen dat hij het bedrag één dag later zou terugbrengen. Dit heeft hij natuurlijk niet meer gedaan. Nadat de man het geld ontving is hij met de fiets vertrokken.
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 6.
Oplichting is dat ik met een smoesje mensen geld afhandig maak. Ik verzin een verhaal dat ik mijn huissleutels kwijt ben en die moet ophalen. Ik vraag of ze me weg willen brengen. Dat willen ze niet en dan vraag ik of ze geld hebben voor een treinkaartje en ik zeg dat alles in huis ligt, mijn pinpas en mijn identiteit. Als ze mij geld geven dan zeg ik wel dat ik het terugbetaal. Ik zeg ook dat ik in de buurt woon. Ja, ik denk dat ik de laatste twee weken weer begonnen ben met oplichten. Ik noem wat ik doe de babbel-truc om mensen op te lichten. Ik heb dit vandaag niet eerder gedaan, maar afgelopen weken wel.