ECLI:NL:RBOBR:2014:6387

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
01/865007-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval en diefstal met vrijheidsberoving

Op 28 oktober 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval in vereniging en diefstal door middel van braak. De overval vond plaats op 8 januari 2014 te Deurne, waarbij de verdachte samen met een of meer mededaders pinpassen, iPods en een telefoon heeft weggenomen van het slachtoffer. De overval ging gepaard met geweld en bedreiging, waarbij het slachtoffer in haar woning werd benaderd, gedwongen werd om mee te werken en uiteindelijk werd vastgebonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft deze wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte een schadevergoeding van 2000 euro aan het slachtoffer moet betalen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gepleegde misdrijven en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn geestelijke gezondheid en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de veiligheid van de maatschappij vooropgesteld en de noodzaak van behandeling en toezicht benadrukt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865007-14
Datum uitspraak: 28 oktober 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI Rijnmond - HvB De IJssel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2014, 22 juli 2014 en 14 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 januari 2014 te Deurne tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen pinpassen, IPod's en/of telefoon (Gsm), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer ], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer ], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn
mededader:
* de woning van die [slachtoffer ] hebben benaderd en/of hebben aangebeld
* (één van de daders) aan die [slachtoffer ] heeft gevraagd om startkabels waarna
(vervolgens) de andere dader (plots) tevoorschijn kwam met een bivakmuts op
* die [slachtoffer ] hebben gezegd dat ze mee moest werken en/of dat ze pasjes en/of
geld wilden
* die [slachtoffer ] (vervolgens) haar woning in hebben gedreven/gemanoeuvreerd
* die [slachtoffer ] in haar woning hebben benaderd en/of beangstigd met een zogenaamd
stroomstootwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
* (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer ] aan elkaar (vast) hebben getapet
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 januari 2014 te Deurne tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer ]
heeft gedwongen tot de afgifte van geld/pinpassen, IPod's en/of een
Gsm, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij en/of zijn mededader :
* de woning van die [slachtoffer ] hebben benaderd en/of hebben aangebeld
* (één van de daders) die [slachtoffer ] heeft gevraagd om startkabels waarna
(vervolgens) de andere dader (plots) tevoorschijn kwam met een bivakmuts op
* die [slachtoffer ] hebben gezegd dat ze mee moest werken en/of dat ze pasjes en/of
geld wilden
* die [slachtoffer ] (vervolgens) haar woning in hebben gedreven/gemanoeuvreerd
* die [slachtoffer ] in haar woning hebben benaderd en/of beangstigd met een zogenaamd
stroomstootwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp,
* (vervolgens) de polsen van die [slachtoffer ] aan elkaar (vast) hebben getapet
2.
hij op of omstreeks 08 januari 2014 te Venray, althans in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld ( tot een
totaal van ongeveer 2000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten door het wederrechtelijk gebruik
van een pinpas
3.
hij op of omstreeks 08 januari 2014 te Deurne tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer ] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door tezamen en in
vereniging met die ander(en), althans alleen, voornoemde [slachtoffer ] opzettelijk en
wederrechtelijk (in haar woning) beide polsen aan elkaar vast te tapen en/of
(vervolgens) de enkels/benen en/of van die [slachtoffer ] aan elkaar vast te tapen
en/of (vervolgens) het middel van die [slachtoffer ] aan een stoel vast te tapen en/of
(vervolgens) die enkels/benen aan een tafelpoot vast te tapen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede gelet op het feit dat verdachte de feiten heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Nu verdachte ten overstaan van de politie alsook ter terechtzitting de feiten heeft bekend, zal de rechtbank thans volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, daarbij gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering:
-aangifte [slachtoffer ] en nader verhoor (eindpv pg. 46-54)
-bevindingen verbalisanten (eindpv pg. 59 en 60)
-elektronisch journaal met betrekking tot geldopnamen (eindpv pg. 64)
-verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (eindpv pg. 108 -111)
-verklaring van verdachte (eindpv pg. 101-106)
-verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2014.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven genoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 08 januari 2014 te Deurne tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pinpassen, IPod's en een telefoon (Gsm), toebehorende aan [slachtoffer ], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer ], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en/of zijn
mededader:
* de woning van die [slachtoffer ] hebben benaderd en hebben aangebeld
* (één van de daders) aan die [slachtoffer ] heeft gevraagd om startkabels waarna
vervolgens de andere dader plots tevoorschijn kwam met een bivakmuts op
* die [slachtoffer ] hebben gezegd dat ze mee moest werken en dat ze pasjes en
geld wilden
* die [slachtoffer ] haar woning in hebben gedreven/gemanoeuvreerd
* die [slachtoffer ] in haar woning hebben benaderd en beangstigd met een zogenaamd
stroomstootwapen,
* vervolgens de polsen van die [slachtoffer ] aan elkaar vast hebben getapet
2.
op 08 januari 2014 te Venray, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld tot een
totaal van ongeveer 2000 euro, toebehorende aan [slachtoffer ], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten door het wederrechtelijk gebruik
van een pinpas
3.
op 08 januari 2014 te Deurne tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer ] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door tezamen en in
vereniging met die ander, voornoemde [slachtoffer ] opzettelijk en wederrechtelijk in haar woning beide polsen aan elkaar vast te tapen en vervolgens de enkels/benen van die [slachtoffer ] aan elkaar vast te tapen en vervolgens het middel van die [slachtoffer ] aan een stoel vast te tapen en
vervolgens die enkels aan een tafelpoot vast te tapen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat er ten aanzien van feit 1 en 2 sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr. Het gaat om soortgelijke feiten waaraan één en hetzelfde wilsbesluit ten grondslag ligt. Bij feit 3 is artikel 55, eerste lid, Sr (de eendaadse samenloop) niet van toepassing, omdat artikel 312 en artikel 282 Sr een verschillende strekking hebben. Artikel 56 Sr is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van soortgelijke feiten (zie Hoge Raad 20 mei 2014, ECLI:NL: HR: 2014: 1165).

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ] tot een bedrag van 2000 euro, hoofdelijk, tevens met oplegging van de maatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd, maar minder dan de door de officier van justitie gevorderde 5 jaar.
Voorts kan de verdediging zich vinden in de oplegging van de door de deskundigen en de reclassering geadviseerde terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ] dient te worden afgewezen omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd, vanwege het ontbreken van schriftelijke bescheiden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij onder meer pinpassen zijn weggenomen. Het slachtoffer van de overval is door hen in de woning vastgetapet achtergelaten, waarna de overvallers met de gestolen pinpassen bij een betaalautomaat meerdere keren geld hebben opgenomen.
De woningoverval en de vrijheidsberoving veroorzaken veel maatschappelijke onrust en leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij het plan opvatte om op deze gewelddadige manier met zijn mededader snel aan geld te komen.
Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast hetgeen een grote indruk op haar heeft gemaakt, zoals uit de toelichting op haar vordering benadeelde partij/slachtofferverklaring ook blijkt.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ten bezware van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld tot gevangenisstraffen en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit de omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapporten door V.J. Le Maire en A.H.A.C. van Bakel, psychiaters, d.d. 23 april 2014 en I.M. van Woudenberg, klinisch psycholoog, d.d. 22 april 2014, blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Op 23 april 2014 hebben de psychiaters V.J. Le Maire en A.H.A.C. van Bakel een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“Betrokkene lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm
van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Ook is er sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een
polymiddelenafhankelijkheid (cannabis, cocaïne en heroïne).
Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten als
verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene maakt dat hij onmogelijk zelf
begrenzing en structuur in zijn leven kan aanbrengen. Een kader waarin er sprake is van
structuur, toezicht, controle en de mogelijkheid van interveniëren bij ontsporingen van
zijn gedrag is gezien de problematiek van betrokkene noodzakelijk. Een TBS met
voorwaarden kan naar verwachting de benodigde begrenzing en structuur bieden, met
daarbij de opmerking dat gezien de problematiek van betrokkene naar de mening van de
beide rapporteurs een levenslang toezicht passend is. Dit laatste kan echter niet geboden
worden in het kader van een TBS met voorwaarden. Een TBS dwang biedt wel de
mogelijkheid tot levenslang toezicht, maar lijkt gezien het feit dat met name begrenzing
en structuur bij betrokkene van belang zijn in dit geval weinig passend. Het focus bij een
eventuele TBS dwang zou vanaf het allereerste begin dienen te liggen op resocialisatie,
hetgeen meer passend is bij een TBS met voorwaarden. Een TBS met voorwaarden zou
kunnen aanvangen met plaatsing in een forensische (verslavings)kliniek, zodat een
uiteindelijke plaatsing in een passende woonsetting vergemakkelijkt wordt”.
Op 22 april 2014 heeft de psycholoog I.M. van Woudenberg een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:
“Bij betrokkene is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van afhankelijkheid van cocaïne en heroïne, en misbruik van cannabis, alle in vroege remissie door de huidige situatie.
Betrokkene voelde zich na de beëindiging van de tbs in september 2013 aan zijn lot overgelaten. Tegelijkertijd vond hij het ook wel prettig geen verantwoording af te hoeven leggen, hier komt de hedonistische instelling van betrokkene naar voren. Er is sprake van een wankel evenwicht tussen zijn draagkracht en draaglast. Passend bij de persoonlijkheidsproblematiek, ontleent betrokkene zijn identiteit aan de bevestiging van anderen. Wanneer hij te horen krijgt dat hij moet stoppen bij zijn werk dringen gevoelens van verlating en afwijzing zich op. Betrokkene kan deze negatieve affecten niet verdragen.
Druggebruik biedt voor hem een 'oplossing'. De impulsieve directe behoeftebevrediging komt hier naar voren waarbij hij de negatieve gevoelens wil wegmaken met drugs. Tevens spreekt hieruit een 'alles of niets' instelling, waarbij hij meteen alles overboord gooit wat hij heeft geleerd en zich weer vol stort op het gebruiken van drugs. Om zijn drugsgebruik te financieren pleegt hij delicten, zo ook het ten laste gelegde. Onder invloed van drugs wordt zijn antisociale kant nog versterkt en heeft hij nog maar één doel voor ogen: geld verkrijgen om drugs van te kopen. Hij denkt hierbij niet na over de gevolgen van zijn handelen voor
zichzelf of anderen. Gezien bovenstaande dynamiek die inherent is aan betrokkenes problematiek wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Geadviseerd wordt de behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden plaats te doen vinden. Betrokkene toont probleembesef en een motivatie voor behandeling. Uit het verleden blijkt echter dat betrokkene dit vaker heeft gezegd, maar bij een conflict of onenigheid hij snel de handdoek in de ring gooit. In dit geval zou dat bij het kader van een Bijzondere Voorwaarde betekenen dat betrokkene het voorwaardelijke deel van zijn straf zou moeten uitzitten in detentie en vervolgens onbehandeld weer op straat zou komen te staan. Dit zou onwenselijk zijn omdat de inschatting is dat betrokkene vrijwel meteen zou terugvallen in drugsgebruik en inherent daaraan weer delicten zal gaan plegen om het drugsgebruik te kunnen financieren. Het is dus belangrijk dat er een 'stok achter de deur' is.
Aangezien het meeste heil verwacht wordt van begeleiding en controle en minder van een
diepgaande behandeling, zoals in een FPC in het kader van een tbs met bevel tot verpleging
aan de orde zou zijn, wordt een tbs met bevel tot verpleging niet geadviseerd. Tevens wordt
zo een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene, wat weer het meeste aansluit bij de borderline problematiek. Omdat betrokkene werkelijk gemotiveerd lijkt voor behandeling en zelf ook wijst op het belang van onder meer urinecontroles, wordt het hoogste beveiligingsniveau van een FPC niet noodzakelijk geacht, maar kan volstaan worden met een minder hoog niveau van beveiliging. Daarbij is de verwachting dat ook met dit lagere beveiligingsniveau het recidiverisico voldoende bestreden kan worden”.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van de maatschappij voldoende is gewaarborgd door de aan de terbeschikkingstelling te verbinden voorwaarden.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aan de maatregel van terbeschikkingstelling de voorwaarden dienen te worden verbonden zoals die door de reclassering in haar rapport van 26 september 2014 worden geadviseerd.
Het reclasseringsadvies voorbereiding TBS met voorwaarden is met verdachte besproken. Verdachte heeft daarbij – zo valt in die rapportage te lezen - aangegeven moeite te hebben met de door de reclassering geformuleerde voorwaarde betreffende het innemen van medicatie. Zijn ervaring in de FPC Rooyse Wissel was dat medepatiënten gesedeerd werden. Aan verdachte is door de reclassering bij de bespreking van het advies uitgelegd dat de voorwaarde enkel is bedoeld voor het geval hij destabiliseert en weigert medicatie in te nemen. Verdachte gaf aan dit te begrijpen en dat er goed met hem valt te praten over medicatieverstrekking. Ter terechtzitting van 14 oktober 2014 heeft verdachte eveneens zijn zorg geuit omtrent het als een ‘kasplantje worden’ als gevolg van toediening van medicatie, en heeft daarbij gezegd dergelijke medicatie niet te willen innemen. Tegen medicatie ter bestrijding van zijn zucht naar drugs – welke medicatie hij reeds gebruikte - heeft hij geen bezwaar. Tegen deze achtergrond vat de rechtbank het standpunt van verdachte met betrekking tot de voorwaarde ter zake het innemen van medicatie niet op als een weigering aan die voorwaarde mee te werken.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer ].

Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht 10, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 47, 56, 57, 282, 310, 311, 312.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven in voortgezette handeling gepleegd:

T.a.v. feit 1 primair:

diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen

T.a.v. feit 2:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
meermalen gepleegd

T.a.v. feit 3:

medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven

Feit 1 en 2 zijn in voortgezette handeling gepleegd.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden:
-veroordeelde werkt mee aan een klinische opname in FVK[naam instelling] of soortgelijke
instelling;
-veroordeelde werkt mee aan ambulante behandeling en het resocialisatietraject dat
door de reclassering en zijn behandelaren wordt uitgezet, ook als dit een
plaatsing in een RIBW of begeleid woontraject inhoudt;
-veroordeelde werkt mee aan ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), wat
mede in kan houden dat betrokkene voor maximaal tweemaal zeven weken
aaneengesloten opgenomen wordt;
-veroordeelde verandert niet van (verblijfs-)adres zonder toestemming van de
reclassering;
-veroordeelde mag zich niet binnen een straal van vijf kilometer om de woning van
het slachtoffer waar zij op het moment van aansluiting verblijft, bevinden. Hij
verleent zijn medewerking aan Elektronische Controle middels GPS, wanneer de
reclassering dat noodzakelijk acht;
-veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van zijn behandelaar(s)
en de reclassering, waaronder valt inname/toediening van de hem voorgeschreven
medicatie. Indien van toepassing werkt hij mee aan controle van de
bloedspiegels;
-veroordeelde onthoudt zich van drugs en alcohol en werkt mee aan urinecontroles
hierop;
-veroordeelde heeft in overleg met de reclassering een, naar zijn vermogen,
adequate dagbesteding;
-veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en blijft onder
beschermingsbewind;
-veroordeelde stelt zich begeleidbaar op en geeft openheid van zaken omtrent alle
levensgebieden;
-veroordeelde mag zich niet zonder toestemming van de reclassering in het
buitenland bevinden;
-veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn
medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbieden;
-veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer ], van een bedrag van EUR 2000,00 (zegge:
tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ] van een bedrag van EUR 2000,00
(zegge: tweeduizend euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn
mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 28 oktober 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie regio Oost-Brabant, genummerd PL2233 2014003809, gesloten op 14 januari 2014, aantal pagina’s: 112.