ECLI:NL:RBOBR:2014:6315

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
01/845171-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan over het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde was eerder ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 9 mei 2006 en zijn terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 4 juni 2014. De rechtbank had het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging eerder aangehouden om de reclassering de gelegenheid te geven een rapport op te stellen over de mogelijkheden en voorwaarden voor beëindiging van de verpleging.

Tijdens de openbare terechtzitting op 10 oktober 2014 zijn de officier van justitie, deskundigen van de reclassering en de kliniek, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord. De reclassering concludeerde dat het recidiverisico laag/gemiddeld is, mits de terbeschikkinggestelde zijn medicatie trouw blijft innemen en in een gestructureerde omgeving verblijft. De deskundigen gaven aan dat de veiligheid gewaarborgd is bij proefverlof, maar dat de overgang naar een voorwaardelijke beëindiging risico's met zich meebrengt.

De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen overgenomen en geconcludeerd dat, gezien de problematiek van de terbeschikkinggestelde en de fase van resocialisatie waarin hij zich bevindt, een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment niet aan de orde is. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845171-05
Uitspraakdatum: 24 oktober 2014

Beslissing omtrent voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [1973],
verblijvende in de [kliniek].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 mei 2006 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 4 juni 2014 met één jaar verlengd. De rechtbank heeft bij deze beschikking op verzoek van de verdediging de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden voor onbepaalde tijd, tot ten hoogste drie maanden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2014. Hierbij zijn de officier van justitie, de deskundigen L. Van Galen van de reclassering en M. Tjepkema van [kliniek], de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. J.A. Schadd, gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • De beschikking van de rechtbank omtrent de verlenging van de terbeschikkingstelling d.d. 4 juni 2014;
  • het reclasseringsadvies van Novadic Kentron d.d. 11 augustus 2014;
  • het verlengingsadvies van [kliniek] d.d. 1 april 2014.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van poging tot moord, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (meermalen gepleegd), poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste. De hiervoor genoemde misdrijven betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van de reclassering is onder meer het navolgende gesteld:
Inschatting recidiverisico
Laag/gemiddeld. Betrokkene is adequaat ingesteld op medicatie en neemt deze medicatie trouw in. Hij verblijft in een gestructureerde omgeving. Hij gebruikt geen drugs. Zolang deze externe factoren van kracht blijven, is rapporteur van mening dat de kans op recidive laag gemiddeld is. Betrokkene is en blijft een kwetsbare man die snel uit balans kan raken. Hierdoor ontstaat er stress waaruit weer waanideeën kunnen ontstaan waardoor betrokkene agressief kan reageren.
Risico op onttrekken aan voorwaarden
Laag/gemiddeld. Vanaf 2008 is betrokkene adequaat ingesteld op medicatie en neemt hij deze trouw in. Vanaf die tijd zijn er dan ook geen noemenswaardige incidenten geweest rondom betrokkene. Hij heeft geen ziektebesef en –inzicht, maar houdt zich wel aan de afspraken en regels omdat dit van hem verlangd wordt.
Risico op letselschade
Ingeschat wordt dat er risico op letselschade is voor willekeurige personen. Betrokkene is een zwakbegaafde man met weinig draagkracht. Bij stress ontwikkeld hij paranoïde wanen waardoor hij agressief kan reageren.
(…)
Het betreft hier een zwakbegaafde man met weinig draagkracht. Bij stress ontwikkeld hij paranoïde wanen waardoor hij agressief kan reageren. Vanwege het ontbreken van ziektebesef en inzicht heeft de reclassering de voorkeur voor een geleidelijk traject waarbij eerst wordt ingezet op een proefverlof, waarna er vervolgens kan worden toegewerkt naar een voorwaardelijke beëindiging van de TBS maatregel. Op deze manier zullen grote veranderingen stapsgewijs worden ingevoerd, waardoor de kans op stress en ontregeling minimaal zal zijn.”

De terbeschikkinggestelde verklaart:

Ik hoop dat de rechtbank kiest voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Ik weet zeker dat ik het waar zal maken. Ik laat al negen jaar zien dat ik het goed doe en ik heb geen terugval. Ik ben vaak op bezoek geweest bij iemand in [instelling], dus ik weet wel een beetje hoe het daar is. Er zitten veel jongens die drugs gebruiken, maar ik sta daar boven. Het gaat goed met mijn werk. Nu krijg ik weinig druk opgelegd. Als ik meer druk krijg opgelegd, wordt het me te zwaar. Dus ik blijf liever op mijn huidige werk.
De deskundige L. van Galen, optredend namens de reclassering, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Er zit geen groot verschil tussen proefverlof en een voorwaardelijke beëindiging, behalve dat de weg van proefverlof een meer geleidelijk traject kent dan de weg van de voorwaardelijke beëindiging. Bij een voorwaardelijke beëindiging is de kliniek minder betrokken dan bij proefverlof. De grootste valkuilen voor betrokkene zijn de verandering naar een andere afdeling, onduidelijkheid en stress. De voorwaarden bij een voorwaardelijke beëindiging zijn identiek aan die bij proefverlof.
De deskundige M. Tjepkema, optredend namens de inrichting waar betrokkene verblijft, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ons inziens is de veiligheid gewaarborgd bij proefverlof. Bij geleidelijkheid hoort dat de begeleiding vanuit [kliniek] kan worden afgebouwd. De inrichting is nu nog regelmatig aanwezig; er gaat één keer per drie weken iemand bij betrokkene langs.
Oorspronkelijk hadden we een andere voorziening op het oog dan [instelling]. Bij [instelling] is er meer vrijheid en die overgang vindt de kliniek spannend en dat zou de kliniek graag in het kader van proefverlof begeleiden. Dan zouden we bij een eventuele terugval er korter op kunnen zitten.

De officier van justitie voert het woord:

De weg van proefverlof is de aangewezen weg. Er moeten nog stappen gezet worden. In geval van proefverlof kan er meer worden teruggevallen op de kliniek en heeft de kliniek een diversiteit aan mogelijkheden om in te grijpen. De manieren om in te grijpen wanneer het misgaat in het geval van een voorwaardelijke beëindiging zijn beperkter en hebben veel meer impact op terbeschikkinggestelde. Bovendien bestaat dan niet langer de mogelijkheid van dwangmedicatie en separeren. De mogelijkheden om in te grijpen zijn gewoon te beperkt. Ik verzoek het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging af te wijzen.

De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft onder meer aangevoerd:

Cliënt doet goed zijn best en het gaat goed met hem. Er is nu een concrete tussenstap gevonden. Er gelden bij een proefverlof dezelfde voorwaarden als bij een voorwaardelijke beëindiging. Een TBS met dwang is een te zwaar kader om te kiezen als dat alleen bedoeld is om ervoor te zorgen dat de kliniek er dan dichter op zit. Ik stel vast dat er geen directe contra-indicaties zijn voor een voorwaardelijke beëindiging. Ik verzoek een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn voorgesteld.

De rechtbank oordeelt als volgt.

De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, het advies van de reclassering en met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundigen. De adviezen neemt de rechtbank over.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de problematiek van terbeschikkinggestelde, de mogelijkheden om in te grijpen bij een eventuele terugval en de fase van de resocialisatie waarin betrokkene zich thans bevindt, een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege thans nog niet aan de orde is. De rechtbank zal derhalve het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege afwijzen.

DE BESLISSING.

Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. T. van de Woestijne, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2014.