In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, ondanks de aangevoerde argumenten van de verdediging dat de verdachte onder druk van haar partner handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf het initiatief had genomen tot de gewapende overval en dat zij in staat was om alternatieve, niet-misdadige oplossingen te overwegen.
De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte op 17 oktober 2013 in Deurne met een mes een winkel binnenkwam en de kassière bedreigde om geld af te geven. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 15 juni tot en met 15 juli 2013 in Kloosterzande en Deurne een bankpas en geld van een ander ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie was geëist, omdat de gevorderde straf de ernst van de feiten niet voldoende weergaf. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.002,50, vermeerderd met wettelijke rente.