ECLI:NL:RBOBR:2014:609

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
01/845885-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en diefstal met valse sleutels door verdachte met psychische overmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot afpersing en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, ondanks de aangevoerde argumenten van de verdediging dat de verdachte onder druk van haar partner handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zelf het initiatief had genomen tot de gewapende overval en dat zij in staat was om alternatieve, niet-misdadige oplossingen te overwegen.

De tenlastelegging omvatte onder andere dat de verdachte op 17 oktober 2013 in Deurne met een mes een winkel binnenkwam en de kassière bedreigde om geld af te geven. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 15 juni tot en met 15 juli 2013 in Kloosterzande en Deurne een bankpas en geld van een ander ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een zwaardere straf dan door de officier van justitie was geëist, omdat de gevorderde straf de ernst van de feiten niet voldoende weergaf. De vordering van de benadeelde partij is volledig toegewezen, met een schadevergoeding van € 1.002,50, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845885-13
Datum uitspraak: 12 februari 2014
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I.V. HvB Nieuwersluis.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 januari 2014.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 januari 2014 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 oktober 2013 te Deurne
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
met voormeld oogmerk met een mes de winkel [bedrijf 1] is binnengegaan en/of
naar de kassa van voornoemde winkel is gegaan en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer 1]
dreigend een mes heeft voorgehouden en/of getoond en/of die [slachtoffer 1]
daarbij de woorden "en nou de la open" en/of "moet ik je helpen" heeft
toegevoegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij in of omstreeks 15 juni 2013 tot en met 15 juli 2013 te Kloosterzande,
gemeente Hulst, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een ABN-Amro bankpas ten name van[slachtoffer 2],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zij in of omstreeks de periode van 15 juni 2013 tot en met 15 juli 2013 te
Deurne, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de/het weg te nemen
goed(eren) (telkens) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door (telkens) een ABN-Amro bankpas (op naam van[slachtoffer 2]
) tot welk gebruik zij, verdachte, niet bevoegd was, bij één of meer
betaalautoma(a)t(en) in te voeren en/of met die pas de daaraan gekoppelde rekeningen te beheren en vervolgens de aan de rechtmatige houder van die bankpas opgegeven pincode in te toetsen;
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 begaan, is in zin 1 tussen de woorden “omstreeks” en “15 juni 2013” weggevallen “de periode van”. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 17 oktober 2013 te Deurne
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijf 1],
met voormeld oogmerk met een mes de winkel [bedrijf 1] is binnengegaan en naar de kassa van voornoemde winkel is gegaan en vervolgens aan die [slachtoffer 1] dreigend een mes heeft voorgehouden en getoond en die [slachtoffer 1] daarbij de woorden "en nou de la open" en "moet ik je helpen" heeft toegevoegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de periode van 15 juni 2013 tot en met 15 juli 2013 te Kloosterzande, gemeente Hulst, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ABN-Amro bankpas ten name van[slachtoffer 2], toebehorende aan[slachtoffer 2]
in de periode van 15 juni 2013 tot en met 15 juli 2013 te Deurne, althans in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de weg te nemen goederen telkens onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens een ABN-Amro bankpas (op naam van[slachtoffer 2]) tot welk gebruik zij, verdachte, niet bevoegd was, bij
betaalautomaten in te voeren en met die pas de daaraan gekoppelde rekeningen te beheren en vervolgens de aan de rechtmatige houder van die bankpas opgegeven pincode in te toetsen
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid.

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, omdat zij ten tijde van de delicten niet in staat was haar wil in vrijheid te bepalen. Verdachte heeft ten gevolge van haar borderline- en persoonlijkheidsproblematiek een verminderde gedragskeuzemogelijkheid gehad ten tijde van het plegen van de delicten. Van buitenaf, te weten door haar partner, werd fysieke en mentale druk op haar uitgeoefend. Verdachte beroept zich aldus op psychische overmacht, waaruit volgt dat zij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Van psychische overmacht kan worden gesproken indien de verdachte heeft gehandeld onder invloed van een van buiten komende (geestelijke) druk die zodanig was dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand had kunnen en behoren te bieden. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft verdachte verklaard dat zij besloot een overval te plegen omdat zij vreesde door haar partner te worden mishandeld als zij zonder geld thuis zou komen. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte in de relatie met haar toenmalige partner slachtoffer is geweest van mishandeling. Echter, het initiatief tot het plegen van een gewapende overval is geheel van verdachte gekomen. Niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze door haar partner onder druk is gezet om een gewapende overval op een winkel te plegen om zodoende aan geld te komen. Van verdachte kon redelijkerwijs worden gevergd dat zij de psychische druk om aan geld te komen, kon weerstaan door alternatieve – niet-misdadige – oplossingen te overwegen en daarvoor te kiezen. In de aanloop naar het ten laste gelegde zijn diverse momenten aan te wijzen waarop verdachte had kunnen besluiten (verdere) confrontatie(s) met haar partner te vermijden. De omstandigheid dat verdachte, zoals in het psychologisch deskundigenrapport van C. Clarijs is geconcludeerd, lijdt aan een borderline- en persoonlijkheidsproblematiek van waaruit zij zich afhankelijk maakt in relaties en sterk beïnvloedbaar is, leidt niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft verdachte verklaard dat zij deze heeft begaan om aan haar toenmalige partner geld te kunnen terugbetalen. Van een buiten komende (psychische) druk tot het begaan van die feiten is in het geheel niet gebleken.
De rechtbank verwerpt het psychische overmachtsverweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen en vordert de oplegging van de vrijheidsbenemende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een contactverbod met[(ex)partner] voor de duur van één (1) jaar en dadelijk uitvoerbaar, met een vervangende hechtenis van 2 weken voor elke keer dat verdachte het contactverbod overtreedt.
Daarnaast eist de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsadvies d.d. 24 januari 2014.
De vordering van de benadeelde partij dient, aldus de officier van justitie, volledig te worden toegewezen met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich (onder andere) schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van een winkelkassière.
Een overval, zeker wanneer daarbij gedreigd wordt met het gebruiken van geweld, is voor slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Mede gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, 16 jaar, gaat het om een laffe en gewetenloze daad.
Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat zij de ernst van het door haar aan haar slachtoffer aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door klinisch psycholoog C. Clarijs van 30 december 2013 blijkt, dat de door haar gepleegde strafbare feiten slechts in verminderde mate aan haar kunnen worden toegerekend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Volgens die oriëntatiepunten wordt een overval op een winkel gepaard gaande met bedreiging of licht geweld bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. De rechtbank zal een lagere straf opleggen nu het geen voltooid delict maar een poging betreft en gelet op de verminderde toerekenbaarheid van verdachte.
De rechtbank zal echter een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad voor de vergelding van het leed dat is aangedaan aan het slachtoffer van de bewezenverklaarde poging tot afpersing (overval). De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht. in de vorm van een contactverbod met de partner die verdachte had ten tijde van het plegen van de feiten. Verdachte heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis dit contactverbod reeds overtreden en heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat zij zich waarschijnlijk niet aan zo’n verbod zal houden. Overigens is de rechtbank er niet van overtuigd dat de oplegging van een dergelijke maatregel het risico van recidive terug zal dringen, terwijl deze maatregel moet dienen ter bescherming van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 311, 317.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot afpersing
T.a.v. feit 2:
diefstal
T.a.v. feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van
20 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
8 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dit inhoudt:
* Behandelverplichting - Ambulante behandeling;
* Drugs- alcoholverbod;
* Locatiegebod;
* Andere voorwaarden het gedrag betreffende,
-dat veroordeelde zich binnen twee dagen telefonisch meldt bij Jeugdzorg en Reclassering Leger des Heils, Dr. Cuyperslaan 80, 5623BB te Eindhoven. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van € 1.002,50 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.002,50 (zegge: duizendtwee euro en vijftig eurocent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 1.000,00 immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 2,50 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 1.002,50 (zegge: duizendtwee euro en vijftig eurocent ), te weten € 1.000,00 immateriële schadevergoeding en € 2,50 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Cox-Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 12 februari 2014.