3.op 04 december 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit kinderboetiek [bedrijf 8] (aan de [adres 8]) heeft weggenomen een hoeveelheid kinderkleding, toebehorende aan genoemde kledingboetiek, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft op de gronden zoals weergegeven in haar schriftelijk requisitoir een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier van justitie de teruggave gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om een straf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee personenauto’s weggenomen en een ramkraak en drie bedrijfsinbraken, waaronder een poging, gepleegd. De rechtbank beschouwt deze feiten als ernstige en maatschappelijk verstorende feiten. Immers, naast de materiële schade en de overlast die dit soort feiten voor de benadeelden met zich meebrengen, versterkt dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid bij de benadeelden in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft zich om dit alles kennelijk niet bekommerd. Uit verdachtes handelen spreekt bovendien minachting voor andermans goed. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Daarbij komt nog dat verdachte, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie, in het verleden vele malen eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld en blijkens zijn zwijgende opstelling ten aanzien van de feiten geen enkele verantwoordelijkheid wenst te nemen voor zijn daden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
De rechtbank zal een aanmerkelijk lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte zal vrijspreken van vier feiten, waaronder de drie tenlastegelegde overvallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 01/865034-14, feit 1).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering gevorderd met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitschema niet-ontvankelijkverklaring bepleit.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de schade aan de auto (750,-- euro), de kosten voor het openbaar vervoer (50,-- euro) en de verlofuren (13,62 euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige kosten voor het openbaar vervoer. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] (parketnummer 01/865034-14, feit 7).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering gevorderd met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitschema niet-ontvankelijkverklaring dan wel matiging bepleit.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren aangezien de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het feit waarop de vordering betrekking heeft. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 9] (parketnummer 01/879379-13, feit 1)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich daarbij aangesloten.
Beoordeling.
De rechtbank deelt de mening van de officier van justitie en de raadsman en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering is ingediend door een verzekeringsmaatschappij, waardoor er geen sprake is van rechtstreekse schade van de benadeelde.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (parketnummer 01/879379-13, feit 2).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing van de vordering gevorderd met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op de gronden zoals weergegeven in zijn pleitschema matiging bepleit.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de dagwaarde van de auto tot een bedrag van 1.000,-- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van het overig gevorderde. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Beslag.
Teruggave.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 63, 310 en 311.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 01/865034-14 onder feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 4, feit 5, feit 7 primair, feit 7 subsidiair, feit 7 meer subsidiair en feit 7 meest subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/865034-14 feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
t.a.v. 01/865034-14 feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
t.a.v. 01/865034-14 feit 6:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
t.a.v. 01/879379-13 feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
t.a.v. 01/879379-13 feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
t.a.v. 01/879379-13 feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
t.a.v. 01/865034-14 feit 1, feit 2, feit 6, 01/879379-13 feit 1, feit 2, feit 3:
- een gevangenisstraf voor de duur van
2 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. 01/865034-14 feit 1:
de maatregel van schadevergoeding van EUR 813,62 subsidiair 16 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 813,62 (zegge:
achthonderddertien euro en tweeënzestig eurocenten), bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit
materiële schade (schade auto 750,-- euro, openbaar vervoer 50,-- euro en
verlofuren 13,62 euro).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 813,62
(zegge: achthonderddertien euro en tweeënzestig eurocenten). Het bedrag bestaat
uit materiële schade (schade auto 750,-- euro, openbaar vervoer 50,-- euro en
verlofuren 13,62 euro).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de overige kosten voor het
openbaar vervoer niet ontvankelijk is.
t.a.v. 01/865034-14 feit 7:
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
t.a.v. 01/879379-13 feit 1:
niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bedrijf 9] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
t.a.v. 01/879379-13 feit 2:
de maatregel van schadevergoeding van EUR 1000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 1.000,--
(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade (dagwaarde van de auto).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van EUR 1.000,--
(zegge: duizend euro). Dit bedrag bestaat uit materiële schade (dagwaarde van
de auto).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de
hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.
-teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: een groene jas van het merk Cars,
een zwarte jas van het merk G-Star, een herenjas van het merk Divided en een
zwart telefoontoestel van het merk Blackberry Curve 9300, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 16 oktober 2014.