Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 februari 2014 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats]
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 19 januari 2012 heeft verweerder met ingang van 2 januari 2012 een WW-uitkering, alsmede een toeslag ter hoogte van € 10,08 per dag gedurende de eerste twee maanden en met ingang van 2 maart 2012 een bedrag van € 13,61 per dag toegekend.
Op 5 maart 2013 heeft verweerder in SUWInet geconstateerd dat eiseres vanaf 13 april 2012 een gezamenlijke huishouding voert zoals bedoeld in artikel 1, vijfde lid, aanhef en onder a en b, van de TW. Eiseres is vanaf die dag onder één dak gaan wonen met haar ex-echtgenoot, tevens de vader van haar kinderen..
1 januari 2013,wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd. Verweerder heeft de hoogte van het boetebedrag, daarbij rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, bepaald op 75% van het benadelingsbedrag
(€ 3.185,71). Verweerder geeft hierbij toepassing aan artikel 2a, tweede lid, onder a, van het Boetebesluit szw.
1 januari 2013 in overtreding waren uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft gegeven om binnen één maand (gerekend vanaf 1 januari 2013) alsnog voor het recht op uitkering van belang zijnde informatie te melden en daardoor de schending van de informatieplicht op te heffen. Bovendien had eiseres sinds de publicatie in het Staatsblad van 23 oktober 2012 bekend kunnen zijn met het inwerking treden van het nieuwe wettelijke regime per 1 januari 2013.
Beslissing
mr. F.M. Tadic, leden, in aanwezigheid van A.P.C. Lensvelt LLB, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.