Ten aanzien van het verzoek tot aanhouding van de beslissing
Artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechtbank zo spoedig mogelijk beslist op de vordering tot verlenging en uiterlijk 2 maanden na de indiening daarvan. De rechtbank hanteert dat wettelijk voorschrift dan ook als uitgangspunt. De vraag is of de nieuwe situatie door de voorlopige hechtenis in de strafzaak van verdachte niettemin noopt tot een aanhouding van de beslissing.
Betrokkene bevindt zich thans in de eerste 30 dagen van de gevangenhouding in zijn strafzaak. Op dit moment valt niet te voorzien hoe lang de vrijheidsbeneming, in de vorm van voorlopige hechtenis dan wel – in geval van een veroordeling – gevangenisstraf, nog zal voorduren. Wanneer de vrijheidsbeneming eindigt, herleeft de termijn van de terbeschikkingstelling. De raadsman geeft aan dat het resocialisatietraject van betrokkene is doorbroken door zijn detentie en bepleit om, alvorens te beslissen over de verlenging, eerst nieuwe informatie in te winnen over zijn nieuwe situatie.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt. Een aanhouding in afwachting van de uitkomst van de strafzaak zal zeer waarschijnlijk leiden tot langdurig uitstel van de beslissing over de voortzetting van de terbeschikkingstelling. Een dergelijke vertraging is onwenselijk en in strijd met het wettelijk voorschrift dat spoedig dient te worden beslist. Het is ook niet noodzakelijk, nu de rechtbank beschikt over een eenduidig advies van de kliniek, dat ter zitting is gehandhaafd. Dat advies strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met inbegrip van het bevel tot verpleging, dat wil zeggen een voortzetting van de behandeling en controle door de kliniek met inbegrip van de mogelijkheid om al – dan niet tijdelijk – de behandeling binnen de kliniek voort te zetten.
Weliswaar verkeert betrokkene thans in een andere situatie dan die ten tijde van het opstellen van het advies, maar de rechtbank acht het uitgesloten dat in verband met de nieuwe situatie zou worden geadviseerd tot beëindiging van de TBS of een minder zware variant, zoals een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Dat is alleen denkbaar bij een aanzienlijke verbetering in de situatie van betrokkene, die juist door zijn huidige detentie niet valt te verwachten.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om op de vordering te beslissen en acht geen gronden aanwezig om die beslissing aan te houden.
Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de vordering
De inrichting heeft haar advies uitgebracht op basis van de situatie van betrokkene voor zijn aanhouding op 14 januari 2014. Betrokkene verbleef toen met de nodige begeleiding buiten de kliniek en was gemotiveerd bezig met een resocialisatietraject waarin, zo leest de rechtbank, vooruitgang werd geboekt. Niettemin achtte de kliniek voortzetting van de maatregel met een jaar noodzakelijk om het recidiverisico te beperken.
Uit het advies blijkt dat bij betrokkene thans sprake is van een stoornis en dat in geval van beëindiging van de terbeschikkingstelling een hoog risico bestaat op recidive van seksueel-agressief gedrag. Daarom wordt verlenging van de maatregel met een jaar geadviseerd. De deskundige heeft dat advies gehandhaafd en aangegeven dat de huidige, gewijzigde omstandigheden niet leiden tot een ander oordeel van de inrichting.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting dat, zoals hiervoor is overwogen, ook nu nog actueel kan worden geacht.