ECLI:NL:RBOBR:2014:5635

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
01/865004-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met verkrachting en diefstal in Helmond

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in 1999 samen met een mededader een gewelddadige woningoverval heeft gepleegd in Helmond. Tijdens deze overval zijn de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met geweld bedreigd en is [slachtoffer 1] meermalen verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs voor de daden in grote mate is gebaseerd op DNA-sporen die zijn aangetroffen op de plaats delict. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder verkrachting en diefstal met geweld, en heeft een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De zaak is bijzonder omdat het gaat om een cold case, waarbij de feiten pas jaren later zijn opgehelderd door forensisch onderzoek. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865004-13
Datum uitspraak: 8 oktober 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1971],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 augustus 2013, 8 november 2013, 10 januari 2014, 9 april 2014, 27 juni 2014 en 24 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 juli 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 1999 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte en/of zijn mededader zijn/hun penis(sen) en/of (een) voorwerp(en) in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde(n)/bracht(en)/hielden, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een
of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] op haar bed heeft/hebben geduwd en/of met haar polsen aan het bed heeft/hebben vastgebonden en/of het gezicht van die [slachtoffer 1] met plakband/tape heeft/hebben omwikkeld en/of die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, en/of in het gezicht heeft/hebben geprikt en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 1999 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van (ongeveer) 1.200,- gulden (ongeveer 544,50 euro) en/of een gouden horloge en/of een gouden ring en/of twee gouden oorbellen en/of een schoudertas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat zij voor geld kwamen en/of dat zij 600 gulden moesten hebben, omdat haar man nog borg moest terugbetalen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] op haar bed heeft/hebben geduwd en/of met haar polsen aan het bed heeft/hebben vastgebonden en/of het gezicht van die [slachtoffer 1] met plakband/tape heeft/hebben omwikkeld en/of die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, en/of in het gezicht heeft/hebben geprikt en/of een mes, althans een scherp voorwerp, op de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of dat mes, althans dat voorwerp, meermalen, althans eenmaal, langs de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehaald en/of die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of ten overstaan van die [slachtoffer 2] een pistool ter hand heeft/hebben genomen en/of dat pistool op die [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd "ik heb hier een blaffer. Die is doorgeladen en ik hoef de trekker maar over te halen en je bent er geweest", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes op het hoofd heeft/hebben geprikt en/of dat mes op de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of
een pistool op/tegen het voorhoofd en/of de slaap van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of
die [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd "jij hebt iemand opgelicht. Jij hebt iemand zijn borg van 600 gulden niet teruggegeven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of een kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken/gedaan en/of door de kussensloop heen het pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, op het voorhoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of
(met kracht) op de oogbollen van die [slachtoffer 2] geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd "zal ik jouw oogkassen eens naar binnen drukken?", althans woorden gelijke aard en/of strekking en/of de handen van die [slachtoffer 2] achter diens rug heeft/hebben vastgebonden en/of meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd - zakelijk weergegeven - dat hij/zij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naast elkaar zouden doodschieten;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 1999 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 1.200,- gulden (ongeveer 544,50 euro) en/of een gouden horloge en/of een gouden ring en/of twee gouden oorbellen en/of een schoudertas met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die [slachtoffer 1] de woorden heeft/hebben toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat zij voor geld kwamen en/of dat zij 600 gulden moesten hebben, omdat haar man nog borg moest terugbetalen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of die [slachtoffer 1] op haar bed heeft/hebben geduwd en/of met haar polsen aan het bed heeft/hebben vastgebonden en/of het gezicht van die [slachtoffer 1] met plakband/tape heeft/hebben omwikkeld en/of die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik, althans in het lichaam, en/of in het gezicht heeft/hebben geprikt en/of een mes, althans een scherp voorwerp, op de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of dat mes, althans dat voorwerp, meermalen, althans eenmaal, langs de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehaald en/of die [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of ten overstaan van die [slachtoffer 2] een pistool ter hand heeft/hebben genomen en/of dat pistool op die [slachtoffer 2] gericht heeft/hebben (gehouden) en/of die [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd "ik heb hier een blaffer. Die is doorgeladen en ik hoef de trekker maar over te halen en je bent er geweest", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes op het hoofd heeft/hebben geprikt en/of dat mes op de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of een pistool op/tegen het voorhoofd en/of de slaap van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of die [slachtoffer 2] de woorden heeft/hebben toegevoegd "jij hebt iemand opgelicht. Jij hebt iemand zijn borg van 600 gulden niet teruggegeven", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of een kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken/gedaan en/of door de kussensloop heen het pistool op het voorhoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of (met kracht) op de oogbollen van die [slachtoffer 2] geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd "zal ik jouw oogkassen eens naar binnen drukken?", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of de handen van die [slachtoffer 2] achter diens rug heeft/hebben vastgebonden en/of meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd - zakelijk weergegeven - dat hij/zij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naast elkaar zouden doodschieten;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het op schrift gesteld requisitoir aangevoerde gronden acht de officier van justitie het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Uit de beide aangiften [2] blijkt dat er door de beide daders op 30 oktober 1999 te Helmond geweld is gepleegd tegen de aangevers en dat er tegen hen ook gedreigd is met geweld.
Aan [slachtoffer 1] is een op een pistool gelijkend voorwerp getoond. Dit wapen is ook op haar gericht (gehouden). Er is tegen haar gezegd dat de daders voor geld kwamen en dat zij 600 gulden moesten hebben omdat de man van [slachtoffer 1] nog een borg moest terug betalen. Het pistool werd tegen haar keel gedrukt. Beide daders waren donkere mannen. [slachtoffer 1] is tegen haar gezicht en hoofd gestompt/geslagen, zij is bij haar polsen vastgehouden. Zij is tegen het bed gedrukt. Zij is door beide daders vastgebonden aan het bed. Er is een mes tegen haar lichaam en keel gehouden en zij is met dat mes geprikt in haar buik en gezicht. Het hoofd/gezicht van [slachtoffer 1] is omwikkeld met plakband/tape. Ze kreeg het heel benauwd. Ze voelde een harde klap tegen haar neus. Terwijl [slachtoffer 1] vastgebonden was, heeft een van de twee daders zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] geduwd en heeft hij daarna op en neer gaande bewegingen gemaakt in haar vagina. Dit heeft zich daarna nog twee maal herhaald. Ook voelde zij handen op haar borsten en werd met een scherp koud voorwerp over haar schaamstreek gecirkeld. De tweede keer was 10 à 15 minuten later, de derde keer was weer enige tijd later. Door (een van de) daders is ook een voorwerp in de vagina van [slachtoffer 1] geduwd. Toen dit gebeurde, waren beide mannen in de slaapkamer.
[slachtoffer 1] verklaart dat zij zich door het geweld en de dreiging met geweld gedwongen voelde de seksuele penetraties te ondergaan.
[slachtoffer 1] vermeldt verder dat zij ruikt dat er in huis door de daders gekookt en gebakken wordt. Zij ruikt dat een van de daders naar bier stinkt, wanneer hij haar vraagt waar de aardappels liggen. Ook zegt die man tegen haar dat het bier van haar man erg lekker was. Later hoort zij dat een van de daders aan het eten is.
Zij hoort op enig moment dat haar man [slachtoffer 2] thuis komt. Zij hoort haar man gillen. Zij hoort dat de mannen met haar man spreken over geld en het teruggeven van een borg. Zij hoort haar man zeggen dat niemand van hem nog een borg terug moet ontvangen.
Als haar man bij haar in de slaapkamer is, voelt ze dat een van de daders een scherp voorwerp langs haar keel haalt.
Toen de mannen wegliepen, hoorde zij een van hen zeggen dat ze stil moesten blijven liggen en dat ze stil moesten zijn.
Ze mist een aantal sieraden. Het gaat om een gouden ring, een gouden horloge, gouden oorbellen en haar schoudertas met inhoud. Die spullen waren van haar en haar man [slachtoffer 2].
Ook aangever [slachtoffer 2] is met een mes en met een pistool bedreigd. Het pistool werd voor zijn hoofd gehouden en de dader zei tegen hem: “Ik heb hier een blaffer, die is doorgeladen en ik hoef de trekker maar over te halen en je bent er geweest.” Dat mes is door de andere dader tegen zijn keel gehouden en hij is er mee op zijn hoofd geprikt. [slachtoffer 2] is verder met het pistool onder schot gehouden. Dit wapen is tegen zijn voorhoofd en slaap geplaatst door een van de daders. Beide daders waren donkere mannen, een van beiden sprak met Surinaams accent. Tegen aangever is door de daders gezegd dat hij iemand zou hebben opgelicht en dat [slachtoffer 2] een borg van 600 gulden niet had teruggegeven. Er is door een van de daders krachtig tegen de oogbollen van [slachtoffer 2] geduwd, waarbij is gezegd “Zal ik jouw oogkassen eens naar binnen drukken. Bij [slachtoffer 2] werd een kussensloop over zijn hoofd gedaan door de daders en het pistool werd tegen zijn hoofd gezet.
De mannen hebben een geldbedrag van 1200 gulden weggenomen van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] is vervolgens op het bed geduwd, zijn handen zijn achter zijn rug vastgebonden en er is een pistool tegen zijn hoofd gezet [3] . Hem en [slachtoffer 1] is gezegd dat de daders hen naast elkaar dood zouden schieten.
[slachtoffer 2] ruikt in zijn woning kooklucht/etenslucht zodra hij binnenkomt.
Hij verklaart verder dat hij een van de twee mannen heeft herkend als een persoon die hij wel eens heeft gezien in de omgeving van het adres [adres 2]. Volgens [slachtoffer 2] is het een bekende van [persoon 1] en [persoon 2].
Door de daders is in totaal het volgende meegenomen: een geldbedrag van (ongeveer) 1240 gulden, een (gouden) horloge, een (gouden) ring, twee gouden oorbellen en een schoudertas met inhoud. Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat de ring door een van de daders van haar hand is afgehaald. Het geld en de overige goederen behoorden toe aan de aangevers. [4]
Bij aangeefster [slachtoffer 1] is lichamelijk letsel vastgesteld en beschreven door de verbalisanten en door de arts die haar heeft onderzocht. [5]
[slachtoffer 1] is aanvullend gehoord op 25 oktober 2012. In deze verklaring geeft [slachtoffer 1] aan dat de beide daders vlees hadden gebraden in een pan. Zij heeft toen de mannen vertrokken waren twee borden en twee vorken gezien die waren gebruikt door de twee daders en die niet waren af gewassen. Ook hadden ze bier gedronken, kleine blikjes Grolsch. De twee daders hadden alle blikjes leeggedronken. [slachtoffer 1] verklaart dat haar man die blikjes dronk. [slachtoffer 1] had die blikjes gekocht. [6]
[slachtoffer 2] is aanvullend gehoord op 30 oktober 2012. Hij verklaart (zakelijk en verkort weergegeven) o.a. dat zijn vrouw meteen na de overval tegen hem zei dat zij was verkracht.
Bij onderzoek in de woning wordt in het bed waar [slachtoffer 1] is verkracht op het onderlaken (ACL469) een drietal haren aangetroffen. Deze haren zijn veiliggesteld en later onderzocht. Hetzelfde is het geval voor 5 stukjes bierblik (ACL467) en een uitgeknipt stukje bierblik (ACL468). [7]
Later is vastgesteld dat het DNA-profiel van [verdachte] overeen kwam met sporendrager ACL468#01, een bemonstering van een bierblikje. [8] Officier van justitie mr. Vrijhoeven heeft op 28 september 2012 verzocht aan het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) om opnieuw onderzoek te doen aan (o.a.) de sporendragers ACL467 (5 stukjes uitgeknipt bierblik), ACL263 (vork), ACL264 (vork) en ACL469 (twee haren, nr. 40 en 41). [9] Zij heeft daartoe een deskundige benoemd. [10] Drs. ing. De Blaeij heeft op 21 december 2012 rapport uitgebracht naar aanleiding van deze benoeming. [11] In dit rapport is, zakelijk en verkort weergegeven, door deze deskundige o.a. verklaard dat zij de sporen ACL467#01 t/m 05, ACL468#01, ACL263#01 en #02 en ACL264#01 en #02 heeft onderzocht.
Dit leidde tot de volgende bevindingen. ACL263#01 bevatte een DNA-profiel dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte], een van de verdachten in deze zaak. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Op deze vork (ACL263#02) is tevens een (volledig) DNA-profiel aangetroffen van aangeefster [slachtoffer 1], met een matchkans van 1 op 1 miljard.
ACL264#01 bevatte een onvolledig DNA-profiel dat (voor dat gedeelte) overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte], een van de verdachten in deze zaak. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. Op deze vork is tevens een (onvolledig) DNA-profiel aangetroffen van aangeefster [slachtoffer 1], met een matchkans van 1 op 9 miljoen. Ter zitting heeft deskundige de Blaeij aangegeven dat de #01 bemonsteringen zien op het metalen gedeelte van elk van de twee vorken (de tanden en het overige metaal) en #02 op het houten handvat, hetgeen eveneens per vork is bepaald. Op de bemonsteringen van bierblik ACL467#01 t/m #03 zijn mengprofielen aangetroffen, waarvan (ten minste) een afkomstig van een man. Als mogelijke donoren van deze mengprofielen noemt het rapport aangeefster [slachtoffer 1] en verdachte [medeverdachte]. In ACL469#01 (haardeel met haarwortel) is een DNA-profiel aangetroffen van een vrouw.
Op 25 februari 2013 hebben ing. P.E. de Vreede (haaronderzoek) en ing. J.L.W. Dieltjes rapport uitgebracht [12] . In dit rapport hebben zij, ieder voor wat betreft hun eigen expertise, hun bevindingen en conclusies gegeven. Ing. De Vreede heeft haaronderzoek verricht. De onderzochte haarsporen (AADW6984NL, omschreven als “haren van onderlaken bed ACL 469) passen niet in de referentiemonsters van de beide aangevers. [13] De morfologie van de haren heeft kenmerken die wijzen op een mogelijke negroïde herkomst. Ter zitting heeft de deskundige de details gegeven hoe zij tot deze conclusie komt, het betreft een combinatie van uiterlijke kenmerken. [14] Aan de haarsporen is DNA-onderzoek gedaan. Daarbij is getracht zowel een autosomaal [15] DNA-profiel vast te stellen als een mitochondriaal-DNA-profiel [16] (verder: mt-DNA). Uit het rapport blijkt dat in de haarsporen ACL469#08 en ACL469#18 tot en met #20 autosomale DNA-profielen en mt-DNA-profielen zijn verkregen. Uit een aantal andere sporen uit ACL469 is uitsluitend een mt-DNA-profiel verkregen. [17]
De rapporteur Dieltjes geeft aan dat de mt-DNA-profielen van de beide verdachten overeenkomen. Het mt-DNA-profiel uit de haardelen die tevens het autosomaal DNA-profiel van een onbekende vrouw te zien gaf, kwam eveneens overeen met dit mt-DNA-profiel. Dit brengt de deskundige tot de conclusie dat langs de moederlijke lijn er mogelijk verwantschap bestaat tussen [verdachte] en [medeverdachte] enerzijds en de onbekende vrouw anderzijds. Ter zitting heeft deskundige Dieltjes uiteengezet dat en waarom de mate van overeenkomst tussen de DNA-profielen hem er toe heeft gebracht te concluderen dat er waarschijnlijk sprake is van een broer-zus relatie tussen [verdachte] en [medeverdachte] enerzijds en de onbekende vrouw anderzijds.
In tabel 5 van het rapport heeft ing. Dieltjes de resultaten vermeld en heeft hij zijn conclusie en interpretatie weergegeven. Spoor ACL469#01 (haarwortel van een “overig lichaamshaar”) bevat een autosomaal DNA-profiel van een onbekende vrouw en een mt-DNA-profiel dat overeenkomt met dat van die vrouw en met dat van de beide verdachten
[verdachte] en [medeverdachte]. [18] (Haar)spoor ACL469#02 geeft dezelfde resultaten voor wat betreft het mt-DNA.
Op het onderlaken ACL469 zijn ook haren aangetroffen waarvan het mt-DNA overeenkomt met dat van (een van) beide aangevers. Ook in de haardelen ACL469#09 en ACL469#25 is hetzelfde mt-DNA aangetroffen. Uit de toelichting op p. 372 en 373 blijkt dat ACL469#01 en ACL469#02 twee verschillende haren zijn, en daarmee ook de afgeleide resultaten ACL469#09 en ACL469#25. Van een van de twee haren is geen autosomaal DNA-profiel vastgesteld. Ten tijde van het opstellen van het rapport bleek dat het vastgestelde mt-DNA nog niet voorkwam in de EMPOP-databank, een databank waarin alle langs wetenschappelijke weg bemonsterde en onderzochte mt-DNA-profielen zijn opgenomen.
Ten tijde van het uitbrengen van het rapport betrof dit 22.469 mt-DNA-profielen [19] , thans ruim 26 duizend [20] .
[persoon 1], zus van beide verdachten, is gehoord door de politie. Zij heeft verklaard dat zij een bedrag van 600 gulden heeft betaald als borg voor een kamer die zij heeft gehuurd van aangevers. Deze kamer was in het pand [adres 2] te [gemeente]. Zij verklaart verder dat [persoon 2] en haar broer [broer] een relatie hebben gehad. In die tijd kwam [verdachte] regelmatig naar [gemeente]. [21]
[persoon 2] is gehoord als getuige. Zakelijk en verkort weergegeven heeft zij (o.a.) verklaard dat zij een relatie heeft gehad met [verdachte], de broer van [persoon 1]. Zij heeft in de periode 1997-1998 gewoond op het adres [adres 2] te [gemeente]. Zij huurde die kamer van [slachtoffer 2]. [22]
Uit de aangiften blijkt dat er door de dader of daders gegeten en gedronken is tijdens de gepleegde misdrijven. Door [slachtoffer 1] is bovendien verklaard dat er door haar lege blikjes bier zijn aangetroffen en twee borden en twee vorken die zijn gebruikt door de daders. Het is voor de hand liggend om bij het aangetroffen sporenbeeld er van uit te gaan dat beide daders hebben gegeten en gedronken. Uit geen enkel feit of omstandigheid volgt dat de blikjes en het gebruikte bestek niet van de aangevers zijn en van buiten de woning zouden komen. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt bovendien dat een van de daders duidelijk te verstaan heeft gegeven dat men daar in de woning gegeten en bier gedronken had. Het totaal aan aangetroffen sporen vertoont geen enkele aanwijzing voor menging van (autosomale) DNA-profielen van de beide verdachten [verdachte] en [medeverdachte]. Voor het aannemen van een vorm van contaminatie of secundary transfer bestaat op basis van het huidige dossier geen enkele aanleiding. Op beide onderzochte vorken wordt zowel het DNA-profiel van aangeefster aangetroffen als dat van één van de verdachten.
Of het tweede haar in het onderlaken waarvan het mt-DNA overeenkomt met dat van de verdachten, ook daadwerkelijk van een van beiden is, kan niet worden bevestigd. Het aangetroffen (vrouwelijk) hoofdhaar van een vrouwelijk zeer nabij familielid van verdachten wijst in elk geval ook sterk in de richting van de beide verdachten, gelet op de relatief hoge zeldzaamheid van het aangetroffen mt-DNA-profiel. Van de dader(s) die het haar van de nauwe verwant heeft/hebben achtergelaten is het zeer aannemelijk dat deze persoon/personen in contact heeft/hebben gestaan met die onbekende vrouw.
Naast dit technisch bewijs past de beschrijving van de daders als “twee negroïde mannen” in elk geval bij de afkomst en het uiterlijk van de verdachten zoals dit ook ter zitting is waargenomen door de rechtbank. De rechtbank kent ook (bewijs)betekenis toe aan de mededeling dat er 600 gulden borg zou zijn betaald, aangezien dit een bedrag is dat bijzonder was en dit bedrag is betaald door de zus van de beide verdachten. Tenslotte heeft aangever [slachtoffer 2] verklaart dat hij een van beide daders in verband brengt met de omgeving van het pand [adres 2] te [gemeente], een plaats waar zowel de zus van [verdachte] als een ex-relatie van hem heeft gewoond.
Uit al de opgenomen bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat beide verdachten ter plaatse zijn geweest ten tijde van de overval en deze overval ook samen hebben gepleegd.
De verkrachtingen zijn, in fysiek opzicht, mogelijk door een van beide daders gepleegd. Vraag is dus of de tweede persoon in de woning aangemerkt kan worden als medepleger. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
De beide verdachten hebben samen mevrouw [slachtoffer 1] mishandeld, bedreigd en vastgebonden. Later, ten tijde van het seksueel binnendringen in de vagina van [slachtoffer 1] met een voorwerp, waren beide verdachten in de slaapkamer aanwezig. Beiden hebben [slachtoffer 1] in ontklede en vastgebonden toestand gezien. Verder hebben beiden door hun aanwezigheid bijgedragen aan de volstrekt hulpeloze positie en dwangsituatie waarin het slachtoffer zich bevond. Onder de gegeven omstandigheden is daarom sprake van een zodanig nauwe en volledige samenwerking dat ook ten aanzien van deze verkrachtingen sprake is van medeplegen. Daarbij komt nog dat de woning van aangevers zo klein is dat het welhaast ondenkbaar is dat de ene verdachte niet zou hebben geweten wat de andere verdachte deed.

De bewezenverklaring.Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

op 30 oktober 1999 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte of zijn mededader zijn penis of een voorwerp in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht/hield, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, hebben getoond en dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht hebben en die [slachtoffer 1] meermalen, telkens (met kracht) in het gezicht en tegen het hoofd hebben gestompt of geslagen en die [slachtoffer 1] op haar bed hebben geduwd en met haar polsen aan het bed hebben vastgebonden en het gezicht van die [slachtoffer 1] met plakband/tape hebben omwikkeld en die [slachtoffer 1] meerdere malen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik en in het gezicht hebben geprikt en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie hebben doen ontstaan;
2.
primairop 30 oktober 1999 te Helmond, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 1.200,- gulden (ongeveer 544,50 euro) en een gouden horloge en een gouden ring en twee gouden oorbellen en een schoudertas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] een pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, hebben getoond en dat pistool, althans dat daarop gelijkende voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht hebben en die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat zij voor geld kwamen en dat zij 600 gulden moesten hebben omdat haar man nog borg moest terugbetalen en die [slachtoffer 1] meermalen telkens met kracht in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd hebben gestompt of geslagen en die [slachtoffer 1] op haar bed hebben geduwd en met haar polsen aan het bed hebben vastgebonden en het gezicht van die [slachtoffer 1] met plakband/tape hebben omwikkeld en die [slachtoffer 1] meerdere malen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buik en in het gezicht hebben geprikt en een mes, althans een scherp voorwerp, op de keel van die [slachtoffer 1] hebben gezet en dat mes, althans dat scherp voorwerp, langs de keel van die [slachtoffer 1] hebben gehaald en die [slachtoffer 2] een mes hebben getoond en ten overstaan van die [slachtoffer 2] een pistool ter hand hebben genomen en dat pistool op die [slachtoffer 2] gericht hebben en die [slachtoffer 2] de woorden hebben toegevoegd "Ik heb hier een blaffer. Die is doorgeladen en ik hoef de trekker maar over te halen en je bent er geweest" en die [slachtoffer 2] meermalen met een mes op het hoofd hebben geprikt en dat mes op de keel van die [slachtoffer 2] hebben gezet en een pistool tegen het voorhoofd en de slaap van die [slachtoffer 2] hebben gezet en
die [slachtoffer 2] de woorden hebben toegevoegd "Jij hebt iemand opgelicht. Jij hebt iemand zijn borg van 600 gulden niet teruggegeven" en een kussensloop over het hoofd van die [slachtoffer 2] hebben getrokken/gedaan en door de kussensloop heen het pistool, althans een daarop gelijkend voorwerp, op het voorhoofd van die [slachtoffer 2] hebben gezet en met kracht op de oogbollen van die [slachtoffer 2] hebben geduwd en daarbij die [slachtoffer 2] de woorden hebben toegevoegd "Zal ik jouw oogkassen eens naar binnen drukken?" en de handen van die [slachtoffer 2] achter diens rug hebben vastgebonden en tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben gezegd - zakelijk weergegeven - dat hij/zij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naast elkaar zouden doodschieten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voor het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 primair ten laste gelegde een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf heel hoog is gelet op de door het LOVS opgestelde oriëntatiepunten (twee jaar gevangenisstraf voor een verkrachting en drie jaar gevangenisstraf voor een woningoverval). De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf op te leggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededader hebben op uiterst gewelddadige wijze een diefstal met geweld gepleegd in de vorm van een woningoverval. Tegen beide slachtoffers is daarbij langdurig fors en indringend geweld gebruikt. Beide slachtoffers hebben gevreesd voor hun leven. Het vrouwelijke slachtoffer is bovendien drie maal verkracht door ten minste een van de daders van de overval. Door deze misdrijven te plegen hebben verdachte en zijn mededader laten zien dat zij geen enkel respect hebben voor de meest fundamentele rechten van hun medemens. Helaas heeft de rechtbank in deze zaak moeten vaststellen dat beide slachtoffers na bijna 15 jaar nog steeds de gevolgen ondervinden (en hebben ondervonden) van deze misdrijven. De concrete uitvoering van de misdrijven heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen. Verdachten zijn bovendien eerder gestraft voor misdrijven. Bij de bepaling van de concrete strafmaat heeft de rechtbank nadrukkelijk oog voor de vergelding van het aangedane leed, maar de straf moet ook zodanig zijn dat deze bijdraagt aan het voorkomen van het plegen soortgelijke misdrijven door anderen.
Voor hetgeen thans bewezen is verklaard is, gelet op het bovenstaande, alleen een zeer langdurige gevangenisstraf passend.
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf van 7 jaren passend en geboden. Toepassing van art. 63 Sr. [23] heeft een (enigszins) matigend effect. Dit alles leidt ertoe dat niet kan worden volstaan met een lagere of andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen de gevorderde schade hebben schade geleden.
Beoordeling.
De rechtbank stelt vast dat door de bewezen verklaarde feiten door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 2 primair) en [slachtoffer 2] (feit 2 primair) rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte en zijn mededader jegens genoemde slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn. De verdediging heeft dit niet betwist.
De benadeelde partijen hebben de hoogte van de gevorderde schades deugdelijk gesteld en onderbouwd. Deze vorderingen kunnen derhalve integraal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.500,- (aan [slachtoffer 1]) en € 2.644,54 (aan [slachtoffer 2]), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen onrechtmatige daden hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelden is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 60a, 63, 242, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2 primair:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of aan andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1, feit 2 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1, feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 6.500,00 subsidiair 67 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 6.500,- (zegge: zesduizend en vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 67 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 6.500,- (zegge: zesduizend en vijfhonderd euro ).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
T.a.v. feit 2 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.644,54 subsidiair 36 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 2.644,54 (zegge: tweeduizend zeshonderd en vierenveertig euro en vierenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.100,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van EUR 544,54 materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 2.644,54 (zegge: tweeduizend zeshonderd en vierenveertig euro en vierenvijftig cent), te weten EUR 2.100,- immateriële schadevergoeding en EUR 544,54 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. M.A. Waals, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 8 oktober 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Oost, Dienst Regionale Recherche, dossiernummer 18092013/0730/20194 en onderzoeknummer 2233120414, aantal doorgenummerde bladzijden 736.
2.Aangifte [slachtoffer 1], pp. 67-85 en aangifte [slachtoffer 2], pp. 109-114
3.Verklaring [slachtoffer 2] d.d. 30 oktober 1999, p. 102
4.Aangifte p. 79, goederenbijlage aangifte [slachtoffer 1] p. 84, p. 82 ([slachtoffer 1]) en p. 113 ([slachtoffer 2])
5.P. 82, beschrijving letsel p. 61 door arts [arts]
6.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 25 oktober 2012, p. 263
7.Sporendragers omschreven op p. 333, in het verzoek aan officier van justitie mr. Robben om DNA-onderzoek aan deze sporen te laten doen door het NFI (toen nog aangeduid als: “Het Gerechtelijk Laboratorium”, Rb.). Mr. Robben heeft deze aanvraag getekend. (p. 334)
8.Bijlage bij rapportage “DNA-profielcluster 20975”, p. 342.
9.P. 343
10.P. 344
11.Rapportage NFI, pp. 346-355
12.Rapportage NFI d.d. 25 februari 2013, pp. 356 – 375.
13.Noot 29, p. 358 i.s.m. p. 362
14.Ook heeft zij aangegeven dat er bij deze indeling drie (hoofd)typen haar worden onderscheiden: het negroïde, het Aziatische en het Europese type.
15.DNA afkomstig uit de celkern,
16.Afkomstig uit de mitochondriën, kleinere structuren binnen een lichaamscel die een rol hebben in de energievoorziening van die cel, zie toelichting op p. 365.
17.Rapport p 367.
18.Rapport p. 369.
19.Rapport p. 374
20.Toelichtende verklaring van deskundige ing. Dieltjes ter zitting d.d. 24 september 2014
21.Verklaring [persoon 1] p. 246-248
22.Verklaring [persoon 2], p. 239-240
23.M.n. de onvoorwaardelijk gevangenisstraf van 23 maanden d.d. 10 april 2012, opgelegd door de Rechtbank Haarlem.