In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten. De verdachte was behulpzaam geweest bij het telen van 8013 hennepplanten in een maïsveld in Milheeze, door medeverdachten te vervoeren naar het veld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 betrokken was bij deze activiteiten. De verdachte heeft verklaard dat hij mensen naar het maïsveld heeft gebracht en hen daar heeft opgehaald, en dat hij hiervoor betaald kreeg. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als medeplichtige gekwalificeerd, maar niet als medepleger, en heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan het telen van hennep. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de schaalgrootte van de teelt, de professionaliteit en het doel van de teelt, en heeft vastgesteld dat de verdachte op een professionele manier betrokken was bij de hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 257 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van normhandhaving. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf gekregen voor een soortgelijk feit, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in het belang van de volksgezondheid en de bestrijding van georganiseerde criminaliteit.