ECLI:NL:RBOBR:2014:5607

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
01/845426-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsmatig telen van hennepplanten in een maïsveld

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen hennepplanten heeft geteeld in een maïsveld te Milheeze, gemeente Gemert-Bakel. De verdachte is beschuldigd van het beroepsmatig telen van 8013 hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, in de periode van 28 mei 2014 tot en met 7 juni 2014, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld in een aan [slachtoffer] toebehorend maïsveld. De verdachte heeft verklaard dat hij door iemand benaderd is om te helpen met het planten van hennepplanten en dat hij anderen heeft gevraagd om hem te helpen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en observaties van verbalisanten geconcludeerd dat de verdachte een organiserende rol heeft gespeeld in de hennepteelt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en heeft hem een gevangenisstraf van 270 dagen opgelegd, waarvan 236 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/845426-14
Datum uitspraak: 07 oktober 2014
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1973],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 augustus 2014. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 te Milheeze, in elk geval in de gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) in de uitoefening van beroep en/of bedrijf, opzettelijk in/nabij een aan [slachtoffer] toebehorend maisveld een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 8.013 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
Gelet op de verklaringen van verdachte en diens medeverdachten en de waarnemingen van verbalisanten kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte vanaf half mei 2014 tot en met 7 juni 2014 samen met anderen hennep heeft geteeld in een maïsveld. Het ging daarbij om 8.013 hennepplanten, een grote hoeveelheid. De enorme schaalgrootte en de achterliggende organisatie maken dat een en ander in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarbij mensen gevraagd te helpen, zijn huis was het verzamel- en vertrekpunt, hij heeft zelf meegeholpen met planten en heeft anderen uitleg gegeven en uitbetaald.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsman van verdachte kan enkel bewezen worden dat verdachte op enig moment een hoeveelheid van minder dan 30 gram hennep heeft bewerkt. Dit is niet strafbaar en verdachte moet daarom primair worden vrijgesproken. Subsidiair kan slechts het bewerken van hennep worden bewezen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het planten van een stekje niet kan worden gekwalificeerd als telen. Bovendien heeft verdachte telkens maar één stekje vastgehad, een hele kleine hoeveelheid hennep van hooguit een paar gram. Verdachte had geen leidinggevende rol en hij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het grote aantal hennepplanten dat in het maïsveld is aangetroffen. Van de uitoefening in beroep of bedrijf is geen sprake, nu het hier niet gaat om een professioneel opgezette hennepkwekerij.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Op 3 juni 2014 zien verbalisanten een tray met hennepstekken aan de rand van een maïsveld buiten de bebouwde kom van Milheeze, gemeente Gemert-Bakel. In het maïsveld zien zij hennepplanten staan tussen de maïsplanten. Tussen de rijen maïs zien zij zowel volle als lege trays. In de dagen daarna is op verschillende tijdstippen gepost en is geconstateerd dat er maïsplanten uit de grond zijn getrokken en trays zijn verplaatst. Bij een postactie op 6 juni 2014 omstreeks 23.02 uur ziet verbalisant [verbalisant 1] een grijskleurige bestelauto het maïsveld naderen. Vervolgens zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een vijftal personen handelingen verrichten op het maïsveld. Deze handelingen bestonden uit planten, lege trays uitkloppen, wegbrengen en halen van trays met planten. Ze namen bij de bosrand trays met planten mee en liepen in een rij het maïsveld op. De voorste man trok om ongeveer elke tien meter een maïsplant uit de grond, waarna een van de volgende mannen daar een tray met planten neerzette. Rond 00.30 uur verlieten de mannen het maïsveld en werd hetzelfde voertuig gezien als waarmee de mannen waren afgezet. Vervolgens zijn de vijf mannen, waaronder verdachte, en de chauffeur aangehouden. [2]
Nader onderzoek aan het maïsveld heeft uitgewezen dat er tussen de maïsplanten 6603 hennepplanten stonden. Om de 1,5 tot 2 meter stond een hennepplantje, waarvan de hoogte varieerde van 10 tot 20 centimeter. Verder zijn er in totaal nog 1410 hennepstekken aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 3] herkende de hennepplantjes en stekjes ambtshalve aan hun specifieke uiterlijke kenmerken en specifieke geur als hennep. [3]
Het maïsveld behoorde toe aan [slachtoffer]. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door iemand benaderd is om te helpen met het planten van hennepplanten. Hij heeft vervolgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gevraagd om te helpen. Ze zijn met een aantal anderen een aantal keren in het maïsveld geweest om hennep te planten. De hennepstekken stonden daar al klaar. Ze vertrokken telkens vanuit zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat hij degenen die geplant hebben eenmaal heeft uitbetaald. [5]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat hij door verdachte gevraagd is om te helpen met het planten van hennepplanten. Verdachte had hem verteld dat hij maïsplanten uit de grond moest trekken en dat hij er hennepplanten voor in de plaats moest zetten. Hij heeft een aantal keren geholpen. De hennepstekken stonden klaar bij het maïsveld. Hij heeft eenmaal 100 euro ontvangen van verdachte. [6] Ook medeverdachte [medeverdachte 2] zegt benaderd te zijn door verdachte met de vraag of hij wilde helpen, naar later bleek met het planten van hennepplanten. Hij heeft op 28 mei, 4 juni en 6 juni 2014 geholpen door maïsplanten uit de grond te trekken. De eerste keer heeft hij 100 euro ontvangen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 28 of 29 mei 2014 en op 4 en 6 juni 2014 met anderen hennepplanten heeft geplant in het maïsveld. Telkens werd er vertrokken vanaf het huis van verdachte in[gemeente]. Ze werden telkens opgehaald door dezelfde chauffeur in dezelfde grijze bus. [8] Ook medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij drie nachten met een aantal anderen hennepplanten heeft gepland op het maïsveld. Telkens vertrokken ze vanaf de woning van verdachte. Hij heeft daarvoor geld ontvangen. [9]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen in de periode van 28 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 een grote hoeveelheid van 8013 hennepplanten heeft geteeld in een maïsveld. De rechtbank merkt hierbij op dat het planten van hennepstekjes moet worden beschouwd als het telen van hennep als bedoeld in artikel 3, onder B, van de Opiumwet.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat gesproken kan worden van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet. De rechtbank neemt daarbij de schaalgrootte van de teelt (de grote hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en –stekken), de mate van professionaliteit en het doel van de teelt (om geldelijk gewin te verkrijgen) in aanmerking. De professionaliteit van de teelt leidt de rechtbank af uit het feit dat de hennepstekken reeds op trays in het maïsveld klaarstonden, dat er in verschillende nachten telkens een groep planters naar het maïsveld is vervoerd om de hennepstekken te planten, waarbij telkens op eenzelfde plek verzameld werd en dat er bij het planten van de hennepstekken een vaste werkwijze gehanteerd werd. Tevens zijn er afspraken gemaakt over betalingen.
De rechtbank ziet verdachte als volwaardig medepleger, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte mensen benaderd heeft om te helpen, zijn woning telkens het verzamelpunt was, hij uitleg heeft gegeven aan medeverdachte(n), zelf meegeholpen heeft met planten en de medeverdachten in ieder geval eenmaal heeft uitbetaald.
Gelet op het hiervoor overwogene dienen de verweren van de raadsman te worden verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 28 mei 2014 tot en met 7 juni 2014 te Milheeze, in elk geval in de gemeente Gemert-Bakel, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk in/nabij een aan [slachtoffer] toebehorend maïsveld een grote hoeveelheid van 8.013 hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een eventuele strafoplegging te beperken tot een taakstraf van 120 uur met aftrek van voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het op een professionele manier telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. Het is algemeen bekend dat hennep gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De hennepteelt is bovendien steeds meer het werkterrein geworden van de zware, georganiseerde criminaliteit. Verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van deze handel in hennep. Uit het bewezen verklaarde feit blijkt bovendien dat verdachte daarbij een organiserende rol heeft gespeeld door anderen te vragen te helpen bij het planten van de hennepplanten, zijn woning als verzamelpunt beschikbaar te stellen en door anderen uitleg te geven en te betalen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van een taakstraf passend en geboden. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 270 dagen, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. Tevens zal aan verdachte een taakstraf van 240 uren opgelegd worden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.

Taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.

Gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 236 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 23 september 2014 reeds
geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers- de Jong, voorzitter,
mr. H.A. van Gameren en mr. W.J.M. Fleskens, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2014.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Afdeling Gemert-Laarbeek, met registratienummer PL2200-2014076464, afgesloten op 8 juli 2014.
2.Relaas van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 5], [verbalisant 2] en [verbalisant 4] d.d. 8 juni 2014 (p. 135-137).
3.Relaas van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 7 juni 2014 (p. 116-117) en de ruimlijst hennep (p. 127-127a).
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 juni 2014 (p. 112).
5.Erkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 september 2013.
6.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 7 en 8 juni 2014 (p. 199-210).
7.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 7 en 8 juni 2014 (p. 193-198).
8.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 7 en 8 juni 2014 (p. 185-192).
9.Verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 9 juni 2014 (p. 182-184).