ECLI:NL:RBOBR:2014:5554

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2014
Zaaknummer
01/839336-06
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege (TBS) met voorwaarden voor behandeling en toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan over de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege (TBS) van een terbeschikkinggestelde, die sinds 6 februari 2008 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, geboren in 1984, de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden terug te keren in de maatschappij. De rechtbank heeft in haar overwegingen het advies van de reclassering en deskundigen betrokken, die twijfels uitten over de stabiliteit van de terbeschikkinggestelde, vooral gezien zijn recente terugval in softdrugsgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico op korte termijn als laag wordt ingeschat, maar op middellange termijn als hooguit matig, vooral door de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde voor middelengebruik.

Tijdens de openbare terechtzitting op 18 september 2014 is de vraag behandeld of de verpleging al dan niet voorwaardelijk dient te worden beëindigd. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde de kans gegeven om zijn verantwoordelijkheid te nemen en zich te houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat, mits er adequate begeleiding is, de verpleging voorwaardelijk kan worden beëindigd. De rechtbank heeft daarbij de voorwaarden vastgesteld waaronder de terbeschikkinggestelde moet functioneren, waaronder het volgen van een behandeling bij een forensische polikliniek en het zich onthouden van alcohol- en druggebruik, tenzij het gaat om medicinaal gebruik dat door een arts is voorgeschreven.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, met inachtneming van de voorwaarden die zijn gesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde zich bewust moet zijn van de gevolgen van het overtreden van deze voorwaarden. De beslissing is genomen in het belang van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij, waarbij de rechtbank de noodzaak van stabiliteit in zijn leven en de begeleiding door de reclassering heeft onderstreept.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/839336-06
Uitspraakdatum: 2 oktober 2014

Beslissing voorwaardelijk einde verpleging van overheidswege

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te[geboorteplaats] op[1984],
verblijvende in [kliniek 1].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 februari 2008 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 4 juli 2014, met één jaar verlengd.
In haar beslissing van 4 juli 2014 heeft de rechtbank bovendien, gelet op hetgeen tijdens de openbare terechtzitting naar voren was gekomen, een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging overwogen. De rechtbank achtte het noodzakelijk voor de vorming van haar eindoordeel zich nader te doen voorlichten omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in het maatschappelijk verkeer zou kunnen geschieden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 509t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank de beslissing omtrent voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voor ten hoogste drie maanden aangehouden.
Ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2014 is, in aanwezigheid van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsvrouwe mr. A.L. Louwerse en de deskundigen mw. Y. Noorlander, GZ-psycholoog en mw. A. Rein, reclasseringswerker, de vraag behandeld of de verpleging al dan niet voorwaardelijk dient te worden beëindigd.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • voornoemde uitspraak tot verlenging van de terbeschikkingstelling van 4 juli 2014;
  • een adviesrapport van Reclassering Nederland van 16 september 2014, opgemaakt en ondertekend door mw. A. Rein voornoemd en mw. S. van den Arend, leidinggevende, ten behoeve van het onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.

De beoordeling.

In voornoemd adviesrapport is, verkort en zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
“ (…) Integrale conclusie
(…) Betrokkene heeft aanvankelijk successen geboekt in de behandeling. Inmiddels is er een impasse tussen hem en de kliniek ontstaan, waarin betrokkene nog maar moeilijk bij kan stellen en de samenwerking moeilijk verloopt. Betrokkene was aan het opbouwen van belangrijke resocialisatiepilaren, zoals dagbesteding, maar zijn contract is niet verlengd. Momenteel doet hij vrijwilligerswerk bij het oprichten van een tattooshop bij een kennis. Hij zet een belangrijke stap in de richting van zelfstandig begeleid wonen, omdat hij via de kliniek een woning in [plaats] heeft verkregen. Het contact met ouders wordt als goed omschreven, waarbij zijn sociaal netwerk nog als wat beperkt wordt gezien.
Inschatting recidiverisico
Laag / gemiddeld
(…) De kans op recidive wordt onder de huidige omstandigheden als laag ingeschat. Echter, wanneer betrokkene in de maatschappij moet functioneren, neemt de kans op gebruik van middelen toe, waarmee de kans op recidive uiteindelijk ook sterk toeneemt. Op middellange termijn wordt de kans op herhaling dan ook als hooguit matig ingeschat, indien de huidige maatregel stopt.
Als risicofactoren beschouwen wij de kwetsbaarheid voor middelengebruik, alhoewel het gebruik van cocaïne in remissie is, is betrokkene toch weer teruggevallen in softdrugsgebruik. Wisselende relaties, alle onzekerheden rondom dagbesteding, het eerder gebruik van geweld en zijn persoonlijkheidsstoornis beschouwen wij naast enige impulsiviteit, het wat beperkte ziekte-inzicht, gebrekkige copingvaardigheden en de neiging tot zelfoverschatting als risicofactoren.
De Risc wijst een hoog gemiddelde kans op recidive uit. Wij zijn van mening dat de kans op recidive bij voortzetting van het huidige kader lager is. Bij een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de maatregel achten wij de kans op recidive iets hoger, omdat betrokkene de overstap maakt naar zelfstandig wonen, er nog onvoldoende stabiliteit is op het gebied van dagbesteding en vanwege zijn houding en terugval in softdruggebruik.
Onttrekken voorwaarden
De kans op onttrekken aan voorwaarden schatten wij in als laag, op het gebruik van softdrugs na. Wij hebben twijfels of betrokkene zich in de toekomst hiervan kan onthouden.
(…)
Mogelijkheden van reclasseringsbegeleiding
Concluderend kunnen wij stellen dat wij nog twijfels hebben over de abstinentie van betrokkene met betrekking tot zijn softdruggebruik, zijn omgang met het meer aan vrijheden en de haalbaarheid van de doelstelling op het gebied van dagbesteding in de vorm van het huidige vrijwilligerswerk (gelet op de afstand, zijn pijnklachten en de vraag of het vrijwilligerswerk tot betaald werk zal leiden). Echter, wordt de kans op recidive door de pro justitia-rapporteurs ook bij een voorwaardelijke beëindiging als laag beschouwd en heeft betrokkene volgens de kliniek zijn plafond bereikt. Tijdens de maatregel zijn tot nu toe geen ernstige incidenten geweest en betrokkene is nooit teruggeplaatst in het kader van een time-out. Wel zijn er aanpassingen voorgenomen rondom zijn vrijhedenbeleid. Wij zijn dan ook van mening dat de overstap naar voorwaardelijke beëindiging in de huidige fase van het resocialisatieproces groot is.
De reclassering geeft de voorkeur aan een geleidelijk traject, omdat er in de situatie van betrokkene nog risico’s aan een voorwaardelijke beëindiging verbonden zijn. Er zal eerst meer stabiliteit gecreëerd moeten worden op het gebied van dagbesteding, het beleid rondom betrokkenes softdruggebruik (momenteel wordt nog een discussie gevoerd over medicinaal cannabisgebruik) en zijn sociaal netwerk. Stabiliteit op deze leefgebieden is een belangrijke factor in zijn resocialisatieproces en momenteel nog niet aanwezig.
Voorbereiding voorw. beëindiging TBS
De reclassering is van mening dat er risico’s verbonden zijn aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, gelet op de fase waar betrokkene zich in bevindt met de overgang naar zelfstandig wonen en de daarmee verbonden risico’s door het gebrek aan stabiliteit (dagbesteding), zijn houding en zijn huidige terugval in softdruggebruik. Daarom beschouwen wij een voorwaardelijke beëindiging op dit moment als prematuur. Indien de rechtbank de maatregel voorwaardelijk beëindigt, dan zal de reclassering uitvoering geven aan het toezicht onder de volgende voorwaarden, in combinatie met een FPT.
1.
Betrokkene houdt zich aan de voorschriften en/of aanwijzingen haar te geven door of namens Reclassering Nederland;
2.
Betrokkene zal niet zonder toestemming vooraf van de reclassering van adres wijzigen c.q. verhuizen;
3.
Betrokkene werkt mee aan een intake en behandeling bij de forensische polikliniek [kliniek 2] of een soortgelijke instelling (ambulante vervolgbehandeling) en houdt zich aan de aanwijzingen en afspraken van zijn behandelaar(s). Hij neemt zijn medicatie volgens voorschrift in en/of laat het toedienen en laat zich hierop controleren in welke vorm dan ook;
4.
Betrokkene zal zich onthouden van alcohol- en/of druggebruik, tenzij dat medicinaal sofdruggebruik door de arts van de pijnpoli in de aanbevolen hoeveelheid voorgeschreven is en zal zich niet onttrekken aan controles hierop;
5.
Betrokkene geeft inzicht in zijn financiën;
6.
Betrokkene geeft openheid van zaken op alle leefgebieden;
7.
Betrokkene werkt mee en geeft inzicht ter zake een voldoende ondersteunend sociaal netwerk en verleent toestemming om contact op te nemen met relevante referenten/netwerkleden;
8.
Betrokkene zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn behandelaren, zijn begeleiders en de reclassering;
9.
Betrokkene werkt mee aan een passende dagbesteding in de vorm van scholing of (vrijwilligers)werk. Hij zal niet zonder toestemming van de reclassering of zijn begeleiders van deze dagbesteding veranderen. Betrokkene is bereid tot samenwerking met de arbeidsconsulent van de Kijvelanden die hierin kan ondersteunen;
10.
Betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
11.
Betrokkene begeeft zich niet buiten de Nederlandse grenzen;
12.
Betrokkene werkt mee aan een Forensisch Psychiatrisch Toezicht, ook als dit betekent een time-outopname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken in het [kliniek 3] of een nog nader te bepalen instelling of bij een andere soortgelijke instelling;
13.
Betrokkene zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in art. 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden en werkt mee aan het samenwerkingsconvenant van de reclassering en de politie. Betrokkene overhandigt een pasfoto.”
De opgeroepen deskundigen Y. Noorlander ([kliniek 3]) en A. Rein (reclassering) hebben ter terechtzitting gepersisteerd bij het advies van de reclassering om op dit moment niet over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Zij zien met name in het toegenomen softdrugsgebruik door de terbeschikkinggestelde (als pijnbestrijding) een contra-indicatie voor een voorwaardelijke beëindiging. De dreigende impasse tussen de kliniek en de terbeschikkinggestelde dreigt vooral als aan de terbeschikkinggestelde grenzen worden gesteld met betrekking tot zijn softdrugsgebruik. Ook de overgang naar zelfstandig wonen brengt bepaalde spanningen met zich mee. De deskundigen achten het wenselijk dat gedurende een langere periode wordt gemonitord op welke manier de terbeschikkinggestelde met de pijnbestrijding en de spanningen zal omgaan. Volgens de deskundigen zal het medicinaal cannabisgebruik van de terbeschikkinggestelde en de overgang naar zelfstandig wonen ook worden voortgezet als de verpleging van overheidswege wordt gecontinueerd. De terbeschikkinggestelde dient zich beter te realiseren dat medicinaal cannabisgebruik geen vrijbrief vormt om (daarnaast) zelf te gebruiken, ook indien het enkele doel pijnbestrijding is.
Met verwijzing naar genoemd adviesrapport van de reclassering en de toelichting daarop ter terechtzitting door de deskundigen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment prematuur is. De officier van justitie heeft dan ook voortzetting van de verpleging van overheidswege gevorderd voor de duur van het bij beslissing van deze rechtbank van 4 juli 2014 gegeven bevel tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bekend is met de inhoud van het adviesrapport van de reclassering. Hij is het echter niet eens met het primaire standpunt van de reclassering dat een voorwaardelijke beëindiging op dit moment prematuur is. Hoewel hij van mening is dat zijn cannabisgebruik, gezien zijn pijnklachten, door de kliniek eigenlijk door de vingers zou moeten worden gezien, is hij bereid om niet meer te gebruiken dan door de arts van de pijnpoli wordt voorgeschreven. Als de door de arts voorgeschreven hoeveelheid medicinale cannabis bij de terbeschikkinggestelde een onvoldoende pijnbestrijdend effect heeft, dan zal hij niet daarnaast zelf cannabis gaan gebruiken, maar contact opnemen met de arts om tot een oplossing te komen. De terbeschikkinggestelde is bereid zich aan alle door de reclassering gestelde voorwaarden te houden. Hij wil zijn verantwoordelijkheid nemen, weet waar zijn grenzen liggen en is doordrongen van de vergaande consequenties van het overtreden van één of meer voorwaarde(n) die in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege worden gesteld.
De raadsvrouwe van de terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting primair voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege bepleit onder de door de reclassering gestelde voorwaarden. Daartoe heeft zij onder meer het volgende aangevoerd.
Het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde wordt als laag geschat. Een overgang van een verblijf in de kliniek naar zelfstandig wonen wordt door de kliniek verantwoord geacht. Niet kan worden gezegd dat de terbeschikkinggestelde een fragiele dagbesteding heeft, nu hij door de kliniek gescreende en goedgekeurde werkzaamheden in een tattooshop verricht. Daarbij komt nog dat een gebrek aan dagbesteding van de terbeschikkinggestelde door de externe
pro justitiarapporteurs destijds niet als een belemmering voor een voorwaardelijke beëindiging werd beschouwd.
De terbeschikkinggestelde lijdt al maanden hevige (nek)pijn. Tot op heden heeft hij bij de ingezette medische trajecten geen baat gehad. Medicinaal cannabisgebruik wordt door de reclassering niet als een belemmerende factor gezien. De terbeschikkinggestelde is bereid zich aan de door de arts voorgeschreven hoeveelheid medicinale cannabis te houden en, voor zover deze hoeveelheid onvoldoende effect heeft, dit met de arts te bespreken.
Voor zover de terbeschikkinggestelde een voorwaarde overtreedt, kan aan hem een waarschuwing worden gegeven en kan de reclassering tweemaal beslissen tot een zeven weken durende terugplaatsing in de kliniek. De veiligheid van de maatschappij wordt door deze maatregelen voldoende gewaarborgd.
Subsidiair heeft de raadsvrouwe schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor een periode van ten hoogste drie maanden bepleit, teneinde de ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde gedurende deze periode te monitoren.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het adviesrapport leidt de rechtbank af dat het recidiverisico bij de terbeschikkinggestelde onder de huidige omstandigheden op korte termijn als laag wordt beschouwd en op de middellange termijn als hooguit matig. Het knelpunt in de behandeling van de terbeschikkinggestelde is thans zijn toegenomen softdrugsgebruik. De rechtbank stelt vast dat de behandeling op dit punt in een bepaalde impasse is geraakt. Anders dan de kliniek en de reclassering acht de rechtbank deze impasse niet van doorslaggevende aard bij de beantwoording van de vraag of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in de rede ligt. Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de terbeschikkinggestelde op dit punt zijn verantwoordelijkheid wil nemen en zich wil houden aan de door de arts voorgeschreven hoeveelheid medicinale cannabis en, voor zover deze hoeveelheid een onvoldoende pijnbestrijdend effect heeft, daarover met de arts van de pijnpoli in contact zal treden.
Met name gezien het lage recidiverisico bij de terbeschikkinggestelde is de rechtbank van oordeel dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk dient te worden beëindigd, een en ander zoals hierna in de beslissing is verwoord. De rechtbank acht de door de kliniek en de reclassering aangevoerde gronden van onvoldoende gewicht om aan voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in de weg te staan, mits in de voorwaarden en in feite op adequate wijze in begeleiding kan worden voorzien, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak het geval is. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de toename van het softdrugsgebruik in het verleden niet heeft geleid tot incidenten waarbij de terbeschikkinggestelde agressief is geworden. De rechtbank betrekt in haar oordeel voorts dat genoegzaam is gebleken dat verdachte zich realiseert wat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging inhoudt en ter terechtzitting op duidelijke wijze heeft aangegeven doordrongen te zijn van de vergaande consequenties die het overtreden van één of meer voorwaarde(n) met zich kan brengen.
Voor wat betreft het drugs- en alcoholverbod zal de rechtbank onder meer bepalen dat de terbeschikkinggestelde zich van het gebruik daarvan zal onthouden, tenzij het medicinaal cannabisgebruik betreft dat door de arts van de pijnpoli in de aanbevolen hoeveelheid is voorgeschreven, en dat de terbeschikkinggestelde, indien de voorgeschreven hoeveelheid geen of onvoldoende pijnbestrijdend effect heeft, daarover in contact zal treden met de arts van de pijnpoli.
De terbeschikkinggestelde heeft zich bereid verklaard tot naleving van na te melden voorwaarden.
Nu de rechtbank zal overgaan tot de door de raadsvrouwe primair bepleite voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, zal de rechtbank het subsidiair gedane verzoek van de raadsvrouwe tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting niet meer bespreken.
Gezien de artikelen: 38, 38a, 38d, 38g en 38h van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSING.

De rechtbank:
beëindigt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk voor de duur van het bij beslissing van 4 juli 2014 gegeven bevel tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
stelt daarbij als algemene voorwaarde dat de terbeschikkinggestelde, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, zijn medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
stelt daarbij tevens als bijzondere voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde:
  • zich houdt aan de voorschriften en/of aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering;
  • niet zonder toestemming vooraf van de reclassering van adres zal wijzigen dan wel zal verhuizen;
  • meewerkt aan een intake en behandeling bij de forensische polikliniek [kliniek 2] of een soortgelijke instelling (ambulante vervolgbehandeling) en zich houdt aan de aanwijzingen en afspraken van zijn behandelaar(s); zijn medicatie inneemt volgens voorschrift en/of het laat toedienen en zich hierop laat controleren in welke vorm dan ook;
  • zich zal onthouden van alcohol- en/of drugsgebruik, tenzij het medicinaal softdrugsgebruik betreft dat door de arts van de pijnpoli in de aanbevolen hoeveelheid is voorgeschreven, en zich niet zal onttrekken aan controles hierop;
  • indien het door de arts van de pijnpoli voorgeschreven medicinaal softdrugsgebruik geen of onvoldoende pijnbestrijdend effect heeft, daarover in contact zal treden met de arts van de pijnpoli;
  • inzicht geeft in zijn financiën;
  • openheid van zaken geeft op alle leefgebieden;
  • meewerkt en inzicht geeft ter zake van een voldoende ondersteunend sociaal netwerk en toestemming verleent om contact op te nemen met relevante referenten/netwerkleden;
  • ervoor zorgt dat hij altijd bereikbaar is voor zijn behandelaren, begeleiders en de reclassering;
  • meewerkt aan een passende dagbesteding in de vorm van scholing of (vrijwilligers)werk; niet zonder toestemming van de reclassering of zijn begeleiders van deze dagbesteding zal veranderen; bereid is tot samenwerking met de arbeidsconsulent van de Kijvelanden die de terbeschikkinggestelde hierin kan ondersteunen;
  • geen strafbare feiten pleegt;
  • zich niet buiten de Nederlandse grenzen begeeft;
  • meewerkt aan een Forensisch Psychiatrisch Toezicht, ook als dit betekent een time-outopname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken in [kliniek 3] of een nog nader te bepalen instelling of bij een andere soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan het samenwerkingsconvenant van de Reclassering Nederland en de politie en daartoe een pasfoto overhandigt,
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.G.P.A. Burghoorn, voorzitter,
mr. M.L.W.M. Viering en mr. C.J. Sangers-de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2014.